In een gerenoveerde tramremise in het westen van Amsterdam kwamen afgelopen zaterdag moderne martkoopmannen samen. Iedereen leek vrolijk. Iedereen verkocht zelfgebakken, -gebrouwen, -genaaide, -geoogste, -gesleutelde producten.

En ik ergerde me kapot.

Maar waarom?

De groep die ik hier zag, laat ik open kaart spelen, noemen we hipsters.

Voor wie niet weet wat dat zijn: hipsters definiëren is bijzonder moeilijk. Vooral omdat iedereen die er een poging toe doet, hartstochtelijk zelf geen hipster genoemd wenst te worden. De hipster haten, is er een zijn. Want om de algemeen erkende eigenschappen van de hipster echt te herkennen, moet je hetzelfde gevoel voor esthetiek hebben als de hipster zelf.

Dat maakt mij dus ook een hipster.

Dat, plus dat ik een heb, op terrassen altijd bestel en laatst Stromae live zag (en dan niet voor Formidable maar voor

Interessanter is daarom de vraag: waarom haat ik de hipster?

En dan bedoel ik niet de hipster die zijn eigen consumentengedrag aan anderen oplegt - ‘WAT? Koop jij nog bij de Albert HEIJN? Dat kan eeecht niet meer.’ Nee, die is makkelijk te haten, zoals elke snob makkelijk te haten is.

Nee, ik heb het over de blije hipster.

De haat die baardmans en zijn marktkoopmanvrienden oproepen, is eigenlijk gericht tegen mezelf

De vriendelijke jongeman die ’s morgens voor zijn Oost-Duitse spiegel een knotje in zijn haar knoopt, baardcrème in zijn baard smeert, met zaden en Ethiopische handgeplukte koffie ontbijt, zijn van de muur haalt, de metalen koptelefoon stevig op zijn hoofd klemt en naar de creatieve broedplaats koerst.

Waarom haat ik díe hipster?

Hij doet geen vlieg kwaad, spekt de middenstand met zijn ongewone prioriteiten, en zijn baard ruikt nog fris ook.

Het probleem met die vriendelijke hipster is dat je ziet dat hij ontzettend zijn best doet om buiten de gebaande paden te treden. Hij probeert zich anders te kleden, anders te kopen, anders te leven. En ondanks al die moeite, ondanks al die baardcrème..., ziet hij er toch gewoon uit als alle andere hipsters.

Met hun marktkraampjes.

En hun

Daarom confronteert de hipster mij met mijn eigen onvermogen om origineel te zijn. De haat die baardmans en zijn marktkoopmanvrienden oproepen, is eigenlijk gericht tegen mezelf.

Omdat het zo volstrekt moeilijk is om bijzonder te zijn. Omdat, wanneer je na een frustrerende zaterdagmiddag tussen hipsters een originele column wilt schrijven, je tegelijkertijd aan de hipster-standaardwerken uit en denkt. En aan de treffende hipsteranalyses van Arjen van Veelen (in ) en Tim de Gier (in

Omdat je dus vrijwel niets kunt doen wat niet al gedaan is en in een wereld leeft waar je daar met twee muisklikken ook achter kunt komen.

Daar zal ik aan denken, de volgende keer dat ik een biologische worst van een bebaarde hobbyslager koop. Dat hij ook niets aan mijn onvermogen kan doen. En dat hij in ieder geval wel een heerlijke worst heeft gemaakt.

Meer hipsters? Kijk deze film De nieuwe film van Wes Anderson, The Grand Budapest Hotel, staat weer bol van de ironie, nostalgie, kostuums in alle kleuren en maten, vertellingen ín vertellingen en koffers. Heel veel koffers. Weinig regisseurs kunnen zich zo verdiepen in oppervlakkigheid als hij. Lees: ‘The Grand Budapest Hotel bewijst dat regisseur Wes Anderson geen échte hipster is’


Waarom dragen mannen baarden? Terwijl collega Ernst-Jan Pfauth zich ergert aan de bebaarde hipster roept hij bij mij vooral afgunst op: waarom heb ik niet zo’n baard? En waarom heeft iedereen er opeens een? Het enige onderzoek naar gezichtsbeharing, uit 1976, geeft misschien antwoord. Lees: ‘Waarom mannen baarden droegen’