Het nomadendorp is niet meer. De factuur voor de ravage komt nog
Onlangs schreef ik over ‘t Landje, een grasveld langs de snelweg bij Amsterdam, waar veertig stadsnomaden een bestaan hadden opgebouwd. Maar de rechter bepaalde onlangs dat ze hun kamp moesten verlaten. Wat is er sindsdien gebeurd? Een update.
Op de eerste pagina, ‘persoonlijke gegevens,’ is met een stomp potlood geschreven: ‘Dysfunction is all around me.’ Op de bladzijde daarna, de jaarkalender, staat hetzelfde. De rest van de agenda is met zoveel geweld volgekrast, dat het papier gescheurd is.
Het zwarte boekje is een van de persoonlijke bezittingen die zijn achtergelaten door de stadsnomaden; een groep mensen die uit nood dan wel idealisme op een grasveldje naast de snelweg A5 bij Amsterdam woonde. Hun kamp werd ontruimd door de politie.
Twee weken geleden bepaalde de rechter dat de veertig nomaden, die daar sinds 2011 in caravans en zelfgebouwde hutten woonden, moesten vertrekken. De gemeente had in een rechtszaak het vertrek van de nomaden geëist. Dit vanwege de akkerbouwplannen die zij zelf met het stuk land heeft, en vanwege de vermeende overlast die de nomaden zouden veroorzaken.
Krap veertien dagen geleden was ‘t Landje, zoals de nomaden het grasveld liefkozend noemden, nog een volwaardig dorp - compleet met kroeg, tuintjes en terrassen. Nu staat er geen paal meer rechtop en zitten er schroeiplekken in het gras waar de huisraad verbrand is. Alles wat niet op tijd van ‘t Landje af was, is gesloopt. Waar het wit-roze huisje van Henk stond, ligt nu een hoop zwartgeblakerde bierblikken en een uit elkaar gereten matras.
Van de twee caravans van Vince en Celeste, de jongste bewoners van het kamp, is geen spoor meer te bekennen. Op hun voormalige standplaats ligt een modderige tas vol gescheurde kleren en een leeggelopen brommerwiel. Op het grasveld ligt zoveel glas dat de grond onder je voeten knispert. Het enige geluid op ‘t Landje komt van de suizende windmolens die eromheen staan, en die om en om hun schaduw werpen op de ravage.
De ontruiming betalen ze zelf
Op 31 maart werd bepaald dat de nomaden definitief weg moesten. Op 2 april, om acht uur ‘s ochtends, reed de eerste politiewagen het terrein op. De nomaden kregen vier uur de tijd om hun woningen en andere bezittingen van het terrein af te halen. Alle nomaden vertrokken uiteindelijk, maar toch lijkt de gemeente niet helemaal tevreden met het resultaat van de ontruiming.
Freek van Ossel is de verantwoordelijke wethouder voor Westpoort, het gebied waar ‘t Landje is gelegen. Zijn woordvoerder Jaap Nieuwenhuis vertelt: ‘De bedoeling was dat het terrein leeg moest worden achtergelaten, maar dat is niet gebeurd. De kosten van het opruimen zullen in principe op de betrokkenen [de nomaden, VM] worden verhaald.’
Hoe dat precies in zijn werk zou gaan is de vraag, want de meeste nomaden hebben geen cent te makken. Sommigen zijn officieel dakloos, anderen hebben een uitkering of doen vrijwilligerswerk. Een handjevol bewoners heeft een betaalde baan.
Die dak- en werkloosheid heeft in de meeste gevallen niet te maken met onwil, maar met het karakter en de sociale beperkingen van de bewoners. Veel van de nomaden hebben zoveel moeite met stress en het opvolgen van strenge regels dat ze dichtklappen, kwaad worden of in paniek raken. Het is een gemeenschap van krakers en wereldverbeteraars, maar ook van alcoholisten, junks en psychiatrisch patiënten. De ontruiming door de politie had dan ook een flinke impact op de groep.
Ronald raakte alles kwijt; zijn caravan, zijn container, zijn kat
Veel nomaden woonden in caravans of hutten die niet (meer) konden rijden, waardoor ze hun woning ter plekke moesten afbreken. Sommigen staken hun huis uit protest in brand. Bewoner Ronald, een rustige jongen die de droom had van ‘t Landje een zelfvoorzienende, ecologische gemeenschap te maken, raakte op 2 april alles kwijt. Zijn caravan, zijn container, zijn kat. Hij had haar even aan de buren meegegeven omdat hij tijdens de ontruiming instanties aan het bellen was in een poging het verdwijnen van ‘t Landje tegen te houden, maar temidden van alle chaos raakten de buren het beest kwijt.
Een nieuw niemandsland
Peter, die een paar wagens verderop woonde, heeft zijn katten nog wel. En zijn drie honden. Twee ervan heten Jack. ‘Hoe noem je een Jack Russel anders?’ Om te ontkomen aan de chaos van de ontruiming, vertrok Peter een dag eerder al van ‘t Landje. Hij reed naar zijn dochter in het Noord-Hollandse Wognum. Met veertig kilometer per uur, harder kan zijn camper niet.
Hij kampeerde een paar nachten bij zijn dochter in de straat, tot een oud vrouwtje uit de buurt ging klagen over het onaangename uiterlijk van zijn wagen. Hij laadde een en ander uit om zijn wagen lichter te maken, en vertrok. ‘Ik gaf wat spullen aan mijn dochter en zei: ‘hier, heb je alvast je erfenis’.’ Daarna tufte Peter naar de IJ-dijk in Amsterdam, waar hij een stuk braakliggende grond kraakte. Een groepje nomaden van ‘t Landje kwam hem achterna, samen zijn ze er op dit moment een nieuw kamp aan het opzetten.
Bij aankomst op de camping schrok de eigenaar dusdanig van de nomaden, dat hij ze toegang weigerde
De groep die daar nu verblijft, is sinds de ontruiming min of meer samen gebleven. Andere nomaden vertrokken daags voor de ontruiming al van ‘t Landje. Waar zij zijn gebleven, is niet bekend.
En dan is er nog een groep verhuisd naar vrijplaats Ruigoord. De groep die samen is gebleven, ongeveer één derde van het oorspronkelijke kamp, stond eerst twee dagen met hun caravans in een berm langs de nabijgelegen Oudehaagseweg in Amsterdam, omdat elders nergens grond beschikbaar was. Vrijdagavond 4 april kregen ze bericht van de daklozenvakbond dat er plaats op een nabijgelegen camping voor ze was geregeld, maar bij aankomst op die camping schrok de eigenaar dusdanig van het uiterlijk van de nomaden, dat hij ze alsnog toegang weigerde. ‘Hij zei dat hij dacht dat er ‘normale’ kampeerders langskwamen,’ grinnikt nomade Alan daar later over.
De Roma kregen het hondentrainingscentrum
Teruggaan naar de berm was geen optie, want de politie had hen verboden daar nog langer te staan. De volgende nachten werden doorgebracht op verschillende parkeerplaatsen in de buurt, waarna de groep dus richting de IJ-dijk trok. Omringd door elektriciteitsmasten, staat daar nu een aantal wagens achter elkaar. Ze staan pal tegen een metalen hek, waaraan grote knalgele borden met zwarte blokletters hangen: ‘Pas op! Gevaarlijk terrein.’
De situatie van de Roma is totaal anders dan die van de stadsnomaden: het gaat om gezinnen met kinderen
Wat steekt bij veel van de nomaden, is dat zij een week rond hebben moeten zwerven, terwijl de groep Roma die op het veld naast hen stond, al op de dag van de ontruiming een nieuwe standplaats kreeg toegewezen. Nieuwenhuis van de gemeente zegt hierover: ‘De Roma zijn niet ontruimd, maar zelf vertrokken. Het gaat hier om een familie woonwagenbewoners die bij de gemeente goed bekend staat, al meer dan dertig jaar in Amstelveen en Amsterdam woont, en geen overlast veroorzaakt. Voor hen wordt gezocht naar een meer structurele oplossing. Hun situatie is totaal anders dan die van de stadsnomaden; het gaat om gezinnen met kinderen.’
De Roma verblijven momenteel op een terrein waar voorheen een hondentrainingscentrum zat, en dat eigendom is van het stadsdeel Nieuw-West.
Ik leg de agenda met de potloodkrassen terug op de grond. Een meter of twintig verderop staat een stel politieagenten al een tijd naar me te kijken. Rond ‘t Landje rijden constant politiewagens; elke beweging op het terrein wordt in de gaten gehouden. Ook beveiligingsbedrijf Securitas maakt er regelmatig rondes.
Hoewel de dromen van een vrij leven op ‘t Landje in duigen liggen, lijkt er een paar kilometer verderop, op de IJ-dijk, nu eenzelfde gemeenschap te ontstaan. Steeds meer stadsnomaden weten de weg te vinden naar het nieuwe kamp. Het laatste bericht van Peter, die er als eerste stond, luidt: ‘Tot zover loopt alles hier op rolletjes. We hebben goed contact met de handhaving en de politie. De groep groeit, de sfeer is goed. Iedereen vindt het een mooie plek. We worden met rust gelaten.’