Mijn eerste ontmoeting met Albert Drent, voormalig directeur van het Hofnarretje, vindt plaats in Den Haag, in een café tegenover de Tweede Kamer. Onderweg in de auto had ik moeite me iets voor te stellen bij deze ontmoeting. Ruim drie jaar geleden – toen riep Drent vooral weerzin bij me op. Inmiddels ben ik absoluut van mening dat Drent wat uit te leggen heeft, maar vooral als verantwoordelijk directeur en niet als vermoedelijk zedendelinquent. Maar dat laatste is wat nu al jaren boven zijn hoofd hangt.

Hoe staat het nu met Albert Drent? Onder de verwarmde luifel van een terras zie ik hem zitten. Als ik op hem afloop, stel ik me met een simpele handdruk voor. Verder hoeven we onszelf niet te introduceren: we kennen elkaar via media en mail. Tegenover me zit een man die een zekere berusting uitstraalt.

De ontwikkelingen in de kinderopvangbranche gaan hem nog steeds aan het hart, al volgt hij ze noodgedwongen vanaf de zijlijn. We praten wat over de actualiteit en politieke ontwikkelingen in de kinderopvang.

De afloop is onbekend

Dan belanden we bij de aanleiding van onze ontmoeting: de Amsterdamse zedenzaak. Albert Drent was directeur van het Hofnarretje waar Robert M. werkte; mijn kind zat in zijn opvang en ik ben benieuwd naar zijn kant van het verhaal. Drent beschrijft hoe de eerste paar dagen na de persconferentie de zaak totaal uit de klauwen liep. Voordat hij op een onthulling (Robert M. stond alleen op de groep) kon reageren (dat is wettelijk toegestaan), was er alweer een nieuwe aanklacht geuit. Drent verloor de controle over zijn eigen speelruimte en imago.

In de maanden die volgden moest hij afscheid nemen van zijn bedrijf en zag hij zijn schuldenlast exploderen. Hij werd uiteindelijk failliet verklaard. Daarnaast kreeg hij het dringende advies zo min mogelijk in het openbaar over de zaak te spreken.

Of hij nu wel of niet vervolgd gaat worden als mededader in de Amsterdamse zedenzaak is nog onduidelijk. Het aanvullend justitieel onderzoek naar hem is bijna afgerond, zo begreep hij, maar de inhoud is hem nog niet bekend. Binnenkort zal Drent gehoord worden door de rechters van het hof in Amsterdam. Pas daarna moet duidelijk worden of hij wel of niet strafrechtelijk vervolgd wordt.

Drent op het hakblok

Terug in de auto laat ik de indrukken van de ontmoeting op me inwerken. Waarom houden advocaat Richard Korver en ouderbelangenvereniging BOinK - de indieners van het - toch zo hardnekkig aan de strafrechtelijke vervolging van Albert Drent vast? Het is nogal een verschil of je hem aanspreekt als mededader of als falende verantwoordelijke. Je moet zeer zeker van je zaak zijn om iemand te beschuldigen van actieve betrokkenheid in dit enorme misbruikschandaal. Wat zijn de argumenten?

Voordat ik een tweede ontmoeting met Albert Drent heb, informeer ik bij advocaat Korver en voorzitter Gjalt Jellesma van BOinK. Wat de juridische procedure betreft, verwijst Jellesma me door naar Korver die op zijn beurt laat weten nog van niets te weten. Gevraagd naar de motivatie van BOinK om Albert Drent strafrechtelijk – en dus niet civielrechtelijk – vervolgd te willen zien worden, krijg ik het volgende antwoord:

‘BOinK [wil] graag een rechterlijke uitspraak over de positie van de houder. Los van de vraag die het OM het meest prangend vond (wist Drent van het handelen van Robert M?) wil BOinK weten wat nu precies die verantwoordelijkheid is van de houder [Albert Drent, EP]. Is de houder inderdaad verantwoordelijk voor een veilige en verantwoorde opvang, zoals die in de WKO [Wet Kinderopvang 2005, EP] wordt genoemd. Want de redenering was bij de invoering van de wet dat de overheid zich terugtrok maar dat de houder ZELF verantwoordelijk werd voor de veiligheid in het bijzonder en de kwaliteit in het algemeen. De vervolgvraag is: wat zijn de gevolgen voor de houder? In het geval van Het Hofnarretje, wanneer zoals uit de GGD inspectierapporten vanaf 2005 blijkt, dat het zeer de vraag is of de houder wel heeft zorg gedragen [sic.] voor een veilige en vertrouwde omgeving.’

Als de GGD-inspectierapporten aanleiding kunnen vormen voor strafvervolging, waarom dan alle pijlen op Albert Drent richten?

Er klopt iets niet. Los van het feit dat het Openbaar Ministerie de mogelijke betrokkenheid van Drent juist niet de meest prangende vraag vindt, geeft het tweede deel van het antwoord evenmin een argument voor de strafrechtelijke vervolging van Drent als mededader in de zedenzaak. Het tweede deel van het antwoord – de vraag naar de verantwoordelijkheid van de houder in het bieden van kwaliteit en veiligheid, onder verwijzing naar GGD-inspectierapporten - bevestigt vooral de noodzaak van een breder civiel onderzoek, of desnoods een parlementaire enquête.

Als de GGD-inspectierapporten aanleiding kunnen vormen voor strafvervolging, waarom dan alle pijlen op Albert Drent richten? Sinds 2005 zijn er honderden, zo niet duizenden kinderopvanglocaties geweest met matige tot slechte GGD-inspectierapporten. Alleen al in Amsterdam was in begin 2013 in meer dan de helft van de kinderdagverblijven en buitenschoolse opvangen Dan is er nog de vraag hoe goed het toezicht werkt. Eveneens in 2013 meldde de Inspectie voor Onderwijs dat maar liefst 51 Nederlandse gemeenten hun toezicht niet op orde hadden.

Was dat reden voor BOinK om juridische actie (civiel of strafrechtelijk) te ondernemen tegen de verantwoordelijk directeuren? ‘Wij controleren al acht jaar en nog nooit heeft het toezicht aan alle eisen voldaan,’ zegt voorzitter Gjalt Jellesma. ‘Er moet harder gewerkt worden.’ Om er vervolgens aan toe te voegen dat BOinK gemeenten nog twee jaar de tijd geeft om hun zaken op orde Ondertussen wordt het hoofd van Drent op het hakblok gelegd.

Het zwaard van Damocles

Mijn tweede ontmoeting met Albert Drent kent een andere sfeer. Misschien komt het omdat we bij hem thuis zitten, misschien omdat ons gesprek vorige keer nog niet klaar was.

Hij neemt het zichzelf kwalijk dat hij niet doorhad wat zich afspeelde in de periode dat M. op zijn crèche werkte. Met de kennis van nu had hij Robert M. natuurlijk nooit aangenomen. En dat hij misschien niet uitermate nauwkeurig de bedrijfsadministratie bijhield, dat kan ook wel kloppen (al was hij daarin zeker geen uitzondering in de brance).

Minder begrip heeft Drent voor het verwijt dat zijn kinderopvang een vreselijk slecht bedrijf zou zijn geweest. Daarmee wordt in zijn ogen het personeel en vele jaren van tevreden klanten onrecht aangedaan. Wat Drent ook persoonlijk raakt, is de beschuldiging dat hij zelf pedofiel zou zijn en Robert M. zou hebben gefaciliteerd. Zolang dat zwaard van Damocles boven zijn hoofd blijft hangen, kan hij nagenoeg niets. Vrijwilligerswerk waarbij je met andere mensen werkt, is moeilijk te vinden als je Albert Drent heet. En failliet is hij al.

Hij is wel bereid in een civiele procedure tekst en toelichting op zijn rol te geven. Want in dat geval moeten alle betrokken instanties tekst en uitleg komen geven. In een strafzaak tegen hem alleen ontbreekt die context volledig.

Waarom zijn Korver en BOinK toch zo gebrand op zijn strafrechtelijke vervolging in de zedenzaak, wil ik van hem weten? Over Korver is Drent duidelijk: dat is een strafrechtadvocaat die zich deze zedenzaak volledig eigen heeft gemaakt en binnen die strafrechtelijke context blijft denken. Waarom BOinK meedoet met Korver: uit persoonlijke weerzin?

Van ondernemer naar paria

Enkele weken geleden werd Albert Drent, in aanwezigheid van zijn advocaat Geert-Jan Knoops en advocaat Richard Korver, gehoord door de raadsheren in Amsterdam. Drent mocht reageren op een onderzoek waaruit moet blijken dat hij pedofiel is en daarom dus waarschijnlijk ook op de hoogte was van Robert M.’s praktijken. Het opgevoerde bewijs is volgens de advocaat van Drent flinterdun.

Terwijl twee mede-veroordeelden van M. hun straf er inmiddels op hebben zitten, is Drent nog in het ongewisse over zijn lot

Het is een vreemde situatie. Terwijl voor twee andere personen in de strafzaak rond Robert M. de zaak inmiddels gesloten is (de een heeft z’n straf uitgezeten, de tweede werd niet verder vervolgd omdat de straf lager zou uitvallen dan het voorarrest), is Drent nog in het ongewisse over zijn lot. Hij vindt steun bij zijn vriendin, die hij ruim voor het uitbreken van de zedenzaak leerde kennen.

Tijdens onze tweede ontmoeting vertelde hij me hoe het hem raakte dat de vader van zijn vriendin en zijn eigen vader hem van succesvol ondernemer (hij zat bijna in het bestuur van de branche-organisatie) hard omlaag hebben zien vallen, tot een paria.

Beide vaders zijn ondertussen overleden. Begin mei wordt duidelijk wat de uitkomst van de artikel 12 procedure zal zijn: wel of geen strafrechtelijke vervolging van Drent als medepedo. Of er ooit nog een breder civiel onderzoek – ironisch genoeg geheel in lijn met de motivatie van BOinK – gaat komen, dat betwijfel ik. Met Drent wordt straks het dossier gesloten. En dat is een gemiste kans.

Deel 1: De Amsterdamse zedenzaak en de rol van Drent Na het bekend worden van de Amsterdamse zedenzaak in 2010 dacht ik: ik wil bloed zien! Albert Drent, voormalig directeur van Het Hofnarretje, waar mijn kind ook op zat, was daarvoor de perfecte kop van Jut. Maar waarom eigenlijk? Lees: ‘Op zoek naar de ware Albert Drent, oud-directeur van het Hofnarretje’