Iemand die ik niet ken op WOO HAH! festival: Kontje

Vera Mulder
Correspondent Gezelligheid
Illustratie waarop grote letters WOOHAA staan met daarom heen mensen die staan en zitten. Één mens-figuur heeft zijn of haar armen in de lucht, mensen lijken te lachen en op de achtegrond staan bomen. De illustratie is in groen en geel tinten.
Illustratie: Clea Dieudonne (voor De Correspondent)

Al vijf jaar schrijf ik over ontmoetingen met iemand die ik niet ken. Want de wereld om ons heen – en hoe we die beleven – wordt niet alleen gevormd door vrienden en familie, maar ook door de miljarden mensen die we nog nooit hebben ontmoet. Vandaag: een ontmoeting vanuit het hiphopwalhalla: WOO HAH! festival.

‘Nog vijf minuten! Dev, nog vijf minuten.’ Twee meiden met nektas wringen zich, hand in hand, door het publiek en komen voor me tot stilstand. ‘Hier kunnen we erop.’ Dev wijst naar het hek rond de witte tent van de geluidstechnicus, het enige hogere punt temidden van een eindeloze hoofdenzee, schokkerig belicht door de rode spotlights en helwitte stroboscopen op het podium.

Nog vier minuten, dan komt op, officieuze headliner van deze eerste avond en brenger van doordachte, bezielde viezigheid.

Dev en haar vriendin willen er niets van missen. De eerste is lenig: ze werpt een been over het hek, gaat er bovenop zitten en glijdt er aan de andere kant weer vanaf. Haar vriendin is minder behendig, maar vooral minder lang - haar been redt het maar tot halverwege het hek. Twee jongens aan dezelfde kant als Dev schieten te hulp. Ze pakken allebei een arm van de vriendin en proberen haar zo over het hek te trekken. Dat gaat niet met borsten. Ze vloekt.

Nog drie minuten. Dev zegt: ‘Misschien lukt het straks, als het rustiger is!’ en schiet weg bij het hek. Ze klimt op een kliko, vanaf daar naar een plateau, een cementen pilaar en uiteindelijk het dak van de tent. Haar vriendin haalt haar schouders op, vraagt me of ik dat normaal vind en of ze voor me mag komen staan. Ik bied aan haar een kontje over het hek te geven, maar ze weigert. ‘Het is toch veel te lomp daar, ben wel klaar met dat geduw.’

De geur van wiet, babyolie en kauwgom

WOO HAH! is licht door je knieën gebogen, schouders schrap, tong uit je mond, ogen groot, wachten op het perfecte moment om je tussen de honderden vreemden te werpen die springend en duwend rondjes tegen de klok in rennen voor het podium, om vervolgens als een lappenpop op en neer te vliegen tussen alle andere bruten, die het op je voorzien hebben maar je nooit op de grond zouden laten liggen als het te veel zou worden. Blind vertrouwen op gemoedelijke kneuzingen en desoriënterend genot.

WOO HAH! is blind vertrouwen op gemoedelijke kneuzingen en desoriënterend genot

WOO HAH! is de geur van wiet, babyolie en kauwgom. Het is de jongen met de zwarte kisten, het zwarte kogelwerende vest en het zwarte mondkapje dat alles behalve zijn ogen bedekt, die enkel communiceert door zijn kin zo nonchalant mogelijk op te tillen. Dit keer zegt hij tegen zijn vriend: schuif mijn mondkapje even opzij, ik kan mijn slushpuppy zo niet drinken. Het is het meisje dat in de rij voor de indo-foodtruck verzucht dat het meisje dat daar werkt zo mooi is dat ze er niet durft te bestellen. 

Het is een live weergave van een immer veranderend hiphoplandschap. Stond ik zes jaar geleden nog te midden van dertigers in verwassen Opgezwolle-shirts, tijdens deze editie betrap ik mezelf erop dat ik me zorgen maak om de veel te nieuwe schoenen van het 15-jarige neefje dat met een vriendin mee is. In een kussensloop met biotex in de wasmachine doen, jong. Vijftien graden. 

Willen, vragen en krijgen

WOO HAH! is de herinnering waar je al nostalgisch over bent bent terwijl ze gemaakt wordt. Het is de jongen die nokkie langs het water ligt, door geen EHBO’er wakker te krijgen is en daarom meegenomen zou worden door de ambulanceboot – maar terwijl hij op de brandcard wordt getild opeens recht overeind springt, begint te lachen en een staande ovatie van omstanders krijgt.

Het zijn de voorzichtige natte vingers in zakjes M. Het is de stripclub achterin het bos, waar een jongen en zijn ontluikende snor zichtbaar verbaasd zijn over hoe bil allemaal bewegen kan. En het is meer dan alles Lil Cube, het podium voor opkomend talent waarvan de vloer al na het eerste optreden op vrijdagmiddag in elkaar stort. Want WOO HAH! is honger. Het is gretigheid, willen, vragen en krijgen.

Dus mag ze toch nog een kontje van me? Nog twee minuten tot Schoolboy. Ik help haar omhoog, het hek over, de kliko op. Daar blijft ze staan - het dak is inmiddels vol. Ze springt, wankelt op het klikodeksel, springt toch maar niet, zoomt in, maakt een foto voor Snapchat en begint een bijschrift te typen. Ze strekt een arm uit naar beneden, tikt me aan en wijst naar het podium, waar een silhouet zich aftekent.

‘Wie is dit?’