Is de participatiesamenleving er ook voor wie geen whatsappgroepje heeft?
De afgelopen maand was ik noodgedwongen aangewezen op de participatiesamenleving van premier Mark Rutte. Vrienden en familie hielpen mij, al whatsappend en crowdfundend, uit de brand. Precies zoals de premier het graag ziet. Maar wie bekommert zich in het tijdperk van zelfredzaamheid om hen die geen sociaal netwerk hebben waar ze op terug kunnen vallen?
Al te veel persoonlijke details zal ik je besparen, maar stel je mijn thuissituatie even voor. Mijn vrouw en ik zijn allebei zzp’er en net als twee derde van de zelfstandigen niet verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. We zijn ouders van een zoontje van negen maanden bovendien, woonachtig in een veel te dure huurwoning in de hoofdstad.
Mijn vrouw belandde plotseling in het ziekenhuis, en moest daar de afgelopen vier weken blijven. Van het verrichten van betaald werk kan zeker tot en met de zomer geen sprake zijn. En alleen zijn met ons zoontje zit er voorlopig voor haar niet in.
Er is vermoedelijk weinig empathie voor nodig om je de gevolgen van deze situatie voor te stellen. De schade bedraagt duizenden euro’s gemiste omzet. En ons hele zorgvuldig in elkaar gezette schema van opvang, werk en huishouden stortte als een kaartenhuis ineen.
Ik werk intussen door op halve kracht, pendelend tussen werk en zorginstelling met een baby voorop mijn fiets en een pak luiers op de bagagedrager. En het einde aan deze situatie is voorlopig nog niet in zicht.
We moeten het niet overdrijven – ze komt er weer bovenop - maar we bevonden ons de afgelopen tijd in het midden van onze eigen kleine catastrofe. En we zullen daar nog wel even verblijven.
Wat is die participatiesamenleving precies?
Het moeten mensen als wij geweest zijn waar premier Rutte aan dacht toen hij begin deze maand de brief over de participatiesamenleving stuurde, die hij eind november vorig jaar aan de Tweede Kamer beloofd had. Het begrip dook ook op in de eerste Troonrede van Koning Willem-Alexander en werd enkele maanden later tot Woord van het Jaar verkozen.
Maar wat is die participatiesamenleving precies? Rutte had meer maanden dan A4’tjes nodig om zijn visie op papier te krijgen. Wat blijkt: de premier heeft de koning tijdens zijn eerste troonrede een begrip in de mond gelegd dat haaks staat op de visie van diens moeder. Zij waarschuwde eind 2009 nog op bezorgde toon voor het verlies aan ‘echt contact’ en ‘naastenliefde’ door de toename van de sociale media. Vier jaar later blijken in Ruttes visie sociale media ineens dé manier om burgers aan elkaar te verbinden.
Rutte wil vooral bereiken dat de overheid spontane burgerinitiatieven niet langer in de weg staat. Uitgebreid bezingt hij de lof van ‘de kracht van mensen’ die ‘zoveel mogelijk moet bijdragen aan de welvaart van onze samenleving.’
We weten van dankbaarheid niet waar we kijken moeten en de ‘eigen kracht’ van ons netwerk spreekt natuurlijk boekdelen
Mensen zorgden altijd al voor elkaar, zo stelt hij vast. Maar ze doen dat steeds ‘horizontaler,’ zonder bemiddelende instituties dus. Zo noemt hij als voorbeeld een groep buren die samen een whatsappgroepje begon om de zorg voor een zieke buurvrouw te organiseren. En natuurlijk noemt hij crowdfunding, dat begrip dat voor saneerders en bezuinigers als de ultieme panacée beschouwd wordt om een harde maatregel mee te verkopen.
Zo ver zo zoet, zou ik willen zeggen. Ook wij hebben de afgelopen maand ijverig whatsappend doorgebracht ten einde het aanbod van tehulpschietende vrienden en familieleden in goede banen te leiden. De omstandigheden waar noodhulpcoördinerende VN-organisaties tegenaan lopen komen me niet geheel onbekend voor. Achter onze rug om is intussen zelfs een crowdfundingcampagne opgestart om ons verlies aan inkomsten enigszins te compenseren.
Al die spontane bijstand is niet alleen hartverwarmend, hij is ook broodnodig. Want we moesten wel: toen ik me tot de instituties wendde, kreeg ik te horen dat we hoogstens op een overbruggingskrediet van zes maanden konden rekenen. Ook thuiszorg of hulp bij de opvang van ons zoontje zat er niet in, bleek bij het consultatiebureau. Ze zeiden het daar zo: ‘Je moet zo ongeveer in een vechtscheiding liggen wil je daar aanspraak op kunnen maken. Alles draait sinds een aantal jaar om eigen kracht.’
Begrijp me niet verkeerd: de gekookte soepjes, gedraaide wasjes én geschonken euro’s die sinds de ziekenhuisopname onze kant op stroomden waren even onmisbaar als ontroerend. We weten van dankbaarheid niet waar we kijken moeten en de ‘eigen kracht’ van ons netwerk spreekt natuurlijk boekdelen.
Waar zijn de onzichtbaren?
Maar niets van dat alles is werkelijk nieuw. Wie een goed, sterk en groot netwerk heeft, kan het inderdaad wel even zonder overheid uitzingen. Daar zijn geen beleidsmatige woorden als ‘doe-democratie’ en ‘participatiesamenleving’ voor nodig.
We moeten natuurlijk nog maar zien of onze omgeving het volhoudt ook over vier maanden nog voor ons klaar te staan. (Als ik mijn eigen mantelzorger was geweest, zou ik tegen die tijd vermoedelijk al lang afgehaakt zijn.)
Hoe weet je als overheid wanneer een burger je nodig heeft als je nagenoeg onvindbaar bent geworden?
Toch kan ik Ruttes idee alleen maar onderschrijven. Dat de overheid mij vraagt om eerst de kracht van mijn eigen netwerk aan te boren lijkt me niet meer dan vanzelfsprekend. Tot zover het zoet. Waar zit het zuur?
Het zuur zit vooral in het feit dat in Ruttes brief precies de groep ontbreekt die, ondanks alle belangwekkende hypes en trends waar de premier op wijst, wel op de overheid aangewezen blijft. Voor wie crowdfunden en whatsappen woorden uit een ander universum zijn.
Alle voorbeelden die de premier in zijn brief noemt gaan over het soort sociaal weerbare burgers waar ik mezelf toe mag rekenenen. Pas in de laatste alinea bezweert hij nog even haastig dat de verzorgingsstaat heus niet zal worden afgeschaft en dat wie het écht nodig heeft op de overheid kan blijven rekenen.
De vraag die intussen door Rutte níet beantwoord wordt: hoe weet je als overheid wanneer een burger je nodig heeft als je nagenoeg onvindbaar bent geworden? Succesverhalen vol eigen kracht en zelfredzaamheid zijn, vrees ik, niet de regel maar de uitzondering.
Plantjes water geven? 5 euro
Het vergt soms een ziekenhuisopname - of die van een dierbare - om een realistisch perspectief te krijgen op de wereld waarin je leeft. Zo ontmoette ik in het ziekenhuis een vrouw van in de zestig, die elke dag visite krijg van een vrouw die ze ‘uurtje-factuurtje’ betaalde om bij haar langs te komen.
‘Het is nooit van kinderen gekomen en mijn vrienden zijn te druk,’ zei ze met trieste blik. Op alles wat ze van haar mantelzorger vraagt, krijgt ze het volgende antwoord: ‘Ik wil best je post ophalen en de plantjes water geven, maar je weet wat het kost, hè? Ik zou het graag voor je doen, maar dat kan niet gratis.’ Zwakjes zegt ze daarop terug: ‘Ja, dat weet ik wel. Maar zeg dat nou maar niet zo vaak. Dan vergeet ik het misschien.’
Een bed verder lag een dame die tegelijk met haar man was opgenomen. Ze spraken elkaar slechts op het rokerspleintje van het ziekenhuis, en waren verder aangewezen op een dochter met wie ze zo gebrouilleerd waren dat ze in geen velden of wegen te bekennen was. Terwijl het prikbord boven het bed van mijn geliefde zich vulde met kaarten en haar fruitschaal geen moment zonder vruchten bleef, bleef het om haar heen vaak akelig stil.
Iemand met een vergelijkbare diagnose als mijn vrouw moest al bij elf verschillende werkgevers vertrekken. ‘Niet omdat ik verkeerd functioneerde, maar omdat ik telkens opnieuw last kreeg van mijn aandoening. Ze konden er niet mee om gaan dat ik me telkens ziek moest melden.’
Onze vrienden zullen één keer voor ons klaar staan. Maar: elf keer? Tsja, we durven er niet op te hopen.
Niet iedereen kan participeren
Wat ik leerde in het ziekenhuis, is dat niet het idee van Ruttes participatiesamenleving het probleem is, maar de praktijk. Want sterke mensen kennen doorgaans andere sterke mensen. En die zorgen voornamelijk voor elkaar.
Maar hoe moet je een whatsappgroepje beginnen als de enige nummers in je telefoon die van betaalde hulpinstanties zijn?
Volgens de overheid zelf zijn maar liefst 200.000 ouderen eenzaam en nog eens 250.000 dement. En het zijn niet alleen ouderen die met eenzaamheid te kampen hebben. Verschillende onderzoeken wijzen uit dat ook adolescenten en studenten regelmatig vereenzamen en onvoldoende voor zichzelf zorgen.
En wat te denken van het steeds maar verder groeiende leger zzp’ers, inmiddels ruim 800.000 in getal? Ik toog naar een debatavond in Hoofddorp, waar een stuk of veertig van hen in gesprek gingen over de vraag of je eigenlijk wel ziek kúnt zijn als zzp’er.
Het devies van de deskundigen: leef gezond, beschouw je lijf als een asset waar je je geld mee verdient en bekijk vooral niet alles door een al te financiële bril. Een aanwezige zzp’er zei het zo: ‘Misschien moeten we later wel in een tent gaan leven, loskomen van al het materiële? Alles beter dan oud worden voor de televisie?’
Dat kan natuurlijk best, maar ik zou daar toch liever in vrijheid voor kiezen dan uit noodzaak. Zo’n 30 à 50 procent van de zzp’ers blijkt helemaal niet voor het zzp-bestaan te hebben gekozen. Hoe verzekeren zij zichzelf tegen pech?
De kunst van het samenleven
Nee, de overheid is geen geluksmachine die alle problemen van al haar burgers ogenblikkelijk kan oplossen. Maar mijn dagelijkse bezoekjes aan het ziekenhuis leerden me dat het ideaal van Ruttes doe-democratie het soort samenleving veronderstelt dat sinds de dagen van Dik Trom niet meer gesignaleerd is. Weinig realistisch dus.
Twitter, Facebook en WhatsApp zijn doorgaans even sociaal als het netwerk van de gebruiker groot is
De instituties die ooit tussen de haves en de have nots van sociaal kapitaal konden bemiddelen (de kerk, de vereniging, de diaconie) zijn voor de meesten van ons allang afgeschaft. Om sociale media nu als hét alternatief voor deze instituties aan te prijzen lijkt me, kortom, iets te vroeg gejuicht. Twitter, Facebook en WhatsApp zijn doorgaans even sociaal als het netwerk van de gebruiker groot is.
Wat te doen? Natuurlijk, we kunnen klein beginnen. Vrijwilliger worden, of ons aanmelden bij een Burennetwerk. Maar voor we de kunst van het samenleven allemaal weer onder de knie hebben, lijkt het een goed idee idee dat de overheid goede zorg als een plicht van de staat beschouwt, in plaats van als een gunst van burgers onderling.
Zelfs bij het debat in Hoofddorp, waar veertig zelfredzame zzp’ers elkaar moed inspraken, ging slechts een enkele weifelende hand omhoog toen de gespreksleider vroeg wie later, of in geval van nood, een beroep zou doen op zijn eigen kinderen. ‘Je kunt hen daar niet toe verplichten,’ zo was de consensus.
Soeverein, maar zonder kring
Toen een verre voorganger van Rutte, Abraham Kuyper, eind negentiende eeuw het idee muntte dat elke maatschappelijke kring voor zichzelf diende te zorgen (‘soevereiniteit in eigen kring’) was de sociale infrastructuur in het verzuilde Nederland voor velen nog sterk genoeg om op elkaar te kunnen leunen.
Zulke vanzelfsprekende ondersteuning is in het ontzuilde, geïndividualiseerde Nederland van nu voor lang niet iedereen weggelegd. We zijn allemaal soeverein, maar bevinden ons lang niet allemaal in een kring. En verbindingen tussen verschillende maatschappelijke kringen zijn al helemaal dun gezaaid.
Het zijn ironisch genoeg juist de liberale voorgangers van Rutte geweest die de ontzuiling en de invididualisering in gang hebben gezet. Het sociale kapitaal dat in deze processen verloren ging komt niet zo maar terug door een van staatswege voorgeschreven whatsappgroepje.
Daarom lijkt de ‘participatiesamenleving’ alleen maar goed nieuws voor wie al participeert.