Beste,

Terwijl ik wacht op het derde seizoen van Where Should We Begin, de relatietherapiepodcast van haalde ik bij toeval mijn hart op aan twee memorabele therapiescènes in dramaseries die ik in hun geheel niet had willen missen. 

De Britse Netflix-serie Wanderlust, om te beginnen, waarin een stel hun gelukkige maar seksloze huwelijk besluit te openen. Het is vooral de fabuleuze Toni Collette die de serie draagt met haar rol als de echtgenote. De mooiste aflevering is gewijd aan een sessie bij haar therapeut, die precies voelbaar maakt wat een goede therapie doet – waarom het moeilijk is, waarom louterend en waarom de therapeut zo’n belangrijke rol speelt. 

De tweede scène is het tegenovergestelde: een hilarisch mislukte sessie in het tweede seizoen van de eveneens Britse comedy van BBC en Amazon Prime. 

Ik raad de serie iedereen aan van wie ik maar enigszins vermoed dat ze van hard, sardonisch lachen houden. Phoebe Waller-Bridge – tevens de schrijver – speelt de vrolijk verbitterde vrijgezel Fleabag, die zichzelf rokend, zuipend en neukend haar Londonse bestaan door sleept. Aan dat bestaan is ongeveer alles disfunctioneel en tegelijkertijd neemt ze haar lot met een lichtheid die de serie behalve verdrietig ook hilarisch maakt. 

Al vroeg in het tweede seizoen zien we Fleabag voor het eerst neerzijgen in de spreekkamer van een therapeut (Een perfect zure Fiona Shaw, thank the lord voor Britse actrices). Dat werd tijd, denk je als kijker, om er vervolgens getuige van te worden hoe een therapie compleet gesaboteerd kan worden door een koppige cliënt, die er eigenlijk niet wil zijn.

Niet iedere verzopen kat hoeft opgelapt te worden, lijkt de boodschap. En, welja, amen to that, voor sommigen is het leven gewoon lijden. Daar kun je in ieder geval geweldig droge grappen over maken. 

Opmerkelijk is wel dat de atheïstische Fleabag niet lang na deze mislukking in de biechtstoel zit bij een priester. Ik zal niet teveel verklappen, maar doe jezelf een plezier en kijk Fleabag, ik vind het een van de beste dingen op tv, momenteel. 

Disfunctionele families en alledaags modern leed vind je trouwens ook in gulle mate in de nieuwe roman van Marijke Schermer. Ik heb in spanning op dat boek zitten wachten omdat ze met haar vorige twee romans in een klap hoog op mijn lijst van favoriete Nederlandse schrijvers terecht kwam. 

Net als die twee eerdere, Mensen in de zon en Noodweer, is Liefde, als dat het is haarscherp waar het neerkomt op pijnlijke interacties tussen mensen die van elkaar houden, maar niet weten hoe ze met elkaar moeten omgaan. De roman beschrijft het einde van een huwelijk, vanuit het wisselende perspectief van alle betrokkenen. 

Vooral de pubers – waarvan er een wanhopig probeert de boel bij elkaar te houden – en de nieuwe liefde van de echtgenoot vond ik bijzonder goed gedaan. Schermer bewijst zich opnieuw een schrijver met een enorm gevoel voor het leed van samenzijn. Haar dialogen verraden haar achtergrond als toneelschrijver: ze zijn puntgaaf, toonzuiver, soms soapy op de best denkbare manier. 

Een bijzondere verrassing kwam ik verder tegen in de vorm van een meer dan dertig jaar oude Japanse novelle. Een vriend gaf me Banana Yoshimoto’s Kitchen (1987), in een prachtige Engelse vertaling, en ik verslond het vreemde boekje zo gulzig dat ik het nog eens wil lezen. 

Het is ideale zomeravondlectuur, een melancholisch liefdesverhaal zoals ik het nooit eerder las. Kitchen gaat over liefde, rouw en de troost van keukens en eten. Het heeft de setting van een romantische komedie – twee eenzame zielen vinden elkaar in een metropool, Tokyo in dit geval – maar alles is nét anders, vreemder, minder voorspelbaar. Je leest het in een zitting en blijft veranderd achter. 

Tot snel!