Waarom de pedovereniging niet verboden had mogen worden

Rob Wijnberg
Oprichter

In de Verenigde Staten noemen ze het landmark decisions: rechterlijke beslissingen die maatgevend zullen blijken voor de rechtspraak nu en in de toekomst. De beslissing van Hoge Raad om kun je gerust zo’n piketpaaltje noemen.

Anders dan het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat eerder nog een verbod uitdrukkelijk omdat er ‘geen sprake is van dreigende maatschappelijke ontwrichting,’ besloot de Hoge Raad de club alsnog definitief te ontbinden. De reden is simpelweg dat ‘de vereniging de gevaren van seksueel contact met jonge kinderen bagatelliseert, dergelijke contacten zelfs verheerlijkt en haar opvattingen ook propageert.’

Een buitengewoon verstrekkend oordeel, gegeven het feit dat de vereniging zelf (als vereniging) nooit strafbare feiten heeft gepleegd, nooit strafbare afbeeldingen van minderjarigen heeft verspreid en zich ook nooit schuldig heeft gemaakt aan de aanmoediging van strafbaar gedrag: het is enkel het gedachtegoed - seks tussen volwassenen en (zeer jonge) minderjarigen moet gelegaliseerd worden - dat als reden voor het verbod wordt aangegrepen.

In de politiek en de pers heerste vooral opluchting en instemming: het verwerpelijke gedachtegoed van de pedovereniging hoort simpelweg niet thuis in de Nederlandse samenleving, klonk het veelal. ‘Het zal je kind maar zijn,’ kon je er ook in door horen klinken. Slechts een klein groepje dissidenten, aangevoerd door schrijver Anton Dautzenberg, schreef ondertekend door een vijftigtal prominenten waaronder Arnon Grunberg, Tommy Wieringa en Freek de Jonge.

Hoewel ik het nodige begrip kan opbrengen voor hen die de vereniging liever kwijt dan rijk zijn - had ik zelf kinderen gehad, dan zou ik ook met een boog om de club heenlopen -, schaar ik mij toch volmondig achter de opiniemakers die het verbod een ernstige vergissing vinden en de vrijheid van meningsuiting hier liever hadden zien zegevieren.

En dat heeft alles te maken met het soort vrijheid dat vrijheid van meningsuiting in mijn ogen is - uitdrukkelijk niet het soort vrijheid dat de meeste politici, opiniemakers en nu ook de rechters van de Hoge Raad denken dat het is. Die misvatting is niet zo vreemd. Van Theo van Gogh tot Fitna, van Minder Marokkanen tot Vereniging Martijn: de afgelopen vijftien jaar heeft het in de discussie over de meningsvrijheid eigenlijk altijd gedraaid om de verkeerde vraag, namelijk wat "de grenzen" van deze vrijheid nu precies zijn.

Hoe schadelijker, verwerpelijker of immoreler de opvatting die wordt gepropageerd, des te meer de bescherming van de vrijheid van meningsuiting opgeld zou moeten doen

Daarmee is steeds weer de indruk gewekt dat iemands meningsvrijheid kleiner zou moeten zijn naarmate hij de vermeende ‘grenzen’ ervan opzoekt. Anders gezegd, hoe schadelijker, verwerperlijker, kwetsender, beledigender of immoreler iemands opvatting of gedachtegoed, des te meer de vraag zich opdringt of dit ‘buiten’ de vrijheid van meningsuiting valt.

Maar in mijn ogen is het uitgerekend met vrijheid van meningsuiting precies andersom: hoe schadelijker, verwerpelijker, kwetsender, beledigender of immoreler de opvatting die wordt gepropageerd, des te meer de bescherming van het recht op vrijheid van meningsuiting opgeld zou moeten doen. Want, vrijheid van meningsuiting is het recht de communis opinio, de status quo, the powers that be - zeg maar gerust: alles wat in een samenleving als ‘normaal’ of ‘acceptabel’ wordt beschouwd - te ondergraven, te tarten, ter discussie te stellen en te veranderen. Hoe verder iemand buiten de oevers treedt van wat ‘door de beugel’ kan, hoe belangrijker het dus wordt dat de meningsvrijheid het beschermt.

Vrijheid van meningsuiting is in die zin de meest atypische vrijheid die we kennen: het is niet de vrijheid om consensus te zoeken of zelfs maar ‘het goede’ te propageren, nee, het is juist de vrijheid om de consensus te doorbreken door wat onder ‘het goede’ wordt verstaan ter discussie te stellen. Vrijheid van meningsuiting begint dus pas werkelijk, en bewijst zijn waarde pas echt, op het moment dat ze geldt voor precies die ideeën, opvattingen en wereldbeelden die het verst afstaan van wat als acceptabel en toelaatbaar wordt beschouwd. Het is, als het ware, een manier om het ‘ontoelaatbare’ een plek te geven in de samenleving.

De vraag die zich dan onmiddellijk opdringt is: waarom zou je in hemelsnaam het ‘ontoelaatbare’ willen toelaten? Waarom zou je opvattingen of wereldbeelden die zo evident in strijd zijn met de moraal van een samenleving de ruimte willen geven?

Hadden we honderd jaar geleden hetzelfde gedaan als de Hoge Raad nu doet - verwerpelijke opvattingen verbannen -, dan hadden vrouwen geen kiesrecht gehad

Het meest simpele antwoord op die vraag luidt: omdat alleen het aanvallen van de communis opinio, het doorbreken van geldende taboes, tot vooruitgang leidt. Hadden we honderd jaar geleden hetzelfde gedaan als de Hoge Raad nu doet - verwerpelijke opvattingen verbannen -, dan hadden vrouwen nog steeds geen kiesrecht gehad. Hadden we dat tweehonderd jaar geleden gedaan, dan hadden we nu allemaal nog in de Schepping geloofd in plaats van de evolutietheorie. Zeg ik daarmee dat het doorbreken van het taboe op seks met minderjarigen een vooruitgang zou betekenen? Geenszins. Maar de vrijheid inperken om het te kunnen, is hoe je het ook wendt of keert geen vooruitgang.

Het complexere antwoord op de vraag waarom je onacceptabele opvattingen de ruimte zou willen geven, hangt dan ook volledig af van de definitie van vooruitgang die je erop nahoudt.

Je kunt - mocht je erin geloven - vooruitgang beschouwen als een lineair proces waarin verkeerde ideeën (de aarde is plat) en foute opvattingen (slavernij is geen probleem) uiteindelijk door voortschrijdend inzicht het onderspit delven en plaats moeten maken voor juiste ideeën (de aarde is rond) en goede opvattingen (mensenrechten). Zo bekeken is de beslissing van de Hoge Raad om het verwerpelijke gedachtegoed van de pedovereniging te verbieden een stap in de goede richting: dachten we vroeger nog dat er niks mis was met seks met kinderen, inmiddels weten we beter - dus met het verbod op dit gedachtegoed gaat niks verloren. Integendeel.

Mijn opvatting van vooruitgang is echter een andere. Als filosofisch sterk beïnvloed door het existentialisme van Martin Heidegger en het pragmatisme van Richard Rorty en William James, geloof ik niet dat vooruitgang lineair verloopt: omdat de werkelijkheid niet één "juiste" of "goede" interpretatie aan ons opdringt, rest de mensheid niets anders dan het oneindig herinterpreteren van wat wij op dit moment, in deze context en volgens de nu geldende maatstaven als juist en goed beschouwen.

Vooruitgang schuilt dan niet zozeer in het vervangen van de onjuiste ideeën of verkeerde opvattingen door de juiste en de goede, om zodoende steeds dichterbij het ‘eindpunt’ te geraken, maar in het oneindig uitbreiden van het palet aan ideeën en opvattingen dat we tot onze beschikking hebben. Of preciezer gezegd: voortuitgang bestaat eruit dat de mens niet zozeer steeds waardere, maar simpelweg steeds meer manieren van kijken naar (en dus begrijpen en beheersen van) de wereld heeft.

Ieder verbod op het koesteren en propageren van een gedachtengoed, zoals waartoe de Hoge Raad nu besloten heeft, is door die bril bekeken een achteruitgang: het verkleint het palet aan ideeën en opvattingen die we als mensheid hebben en met elkaar uitwisselen, uit naam van de misvatting dat de samenleving naar de goede en juiste opvattingen beweegt als het de zwarte schapen onder die ideeën en opvattingen maar weet uit te bannen.

Waarom dan niet ook - uit naam van de communis opinio, of de schade die het berokkent - de opvattingen van de PVV over moslims en Marokkanen verbieden, of - gezien de financiële crisis die het neoliberalisme heeft veroorzaakt - de opvattingen van de VVD in de ban doen?

Omdat het niet voor niets vrijheid van meningsuiting heet en geen vrijheid van waarheidsvinding. Zoals de Amerikaanse filosoof Richard Rorty ooit zei: ‘The only thing mankind can do is exchange our beliefs and desires with each other and as far as we can see: that is what human life will be like forever.’ En ik parafraseer hem instemmend als ik zeg: dat recht mag zelfs - nee: juist - de pedofiele medemens ook niet ontnomen worden.