Stemmen voor het Europese Parlement, hoe werkt dat?
Op 22 mei mogen we stemmen voor de Europese verkiezingen. Maar als je stemt op het pro-Europese GroenLinks zou dat ook indirect een stem op het nationalisme van de Belgische N-VA kunnen betekenen. De vraag die zich opdringt is: hoe werkt het partijenstelsel in het Europese parlement eigenlijk?
Als we op 22 mei in het stemhokje staan voor de Europese verkiezingen, hebben we een biljet met Nederlandse kandidaten voor ons. Maar: als je bij de vorige verkiezingen het bolletje naast de naam van, bijvoorbeeld, Bas Eickhout - lijsttrekker van GroenLinks - rood kleurde, betekende dat indirect een stem op de N-VA. Inderdaad, de Vlaamse nationalisten met het populistische boegbeeld Bart De Wever.
Niet alleen GroenLinks houdt er opmerkelijke Europese bondgenoten op na. Stem je straks op de gematigd euroscepticus Hans van Baalen (VVD), dan steun je ongewild de gepassioneerde eurofederalist Guy Verhofstadt. En komt het sociaal-christelijk profiel van de ChristenUnie wel tot zijn recht in een fractie waarin de Britse Conservatieven de grootste partij zijn?
Hoe komt het dat partijen met zulke uiteenlopende opvattingen bij elkaar in een fractie zitten? Hoe werkt dat eigenlijk, Europese fractievorming?
Wat is een partij en wat is een fractie?
De aspirant-parlementsleden op wie wij onze stem uit mogen brengen op 22 mei, zijn allemaal verbonden aan Nederlandse partijen. Veel partijen werken op Europees niveau samen met gelijkgezinde partijen uit andere lidstaten en hebben zich verenigd in Europese partijen. Zo is GroenLinks aangesloten bij de Europese Groene Partij (EGP), een samenwerkingsverband van partijen die duurzaamheid hoog in het vaandel hebben staan.
Volgens het Verdrag van Lissabon (2007) zijn Europese partijen van groot belang, omdat ze bijdragen aan ‘de vorming van een Europees politiek bewustzijn en [...] de uiting van de wil van de burgers van de Unie.’ Toch zijn de 751 Europarlementariërs die in mei worden verkozen uiteindelijk niet verenigd in Europese partijen, maar in fracties. En dat is niet hetzelfde.
In een notendop: Europese partijen zijn samenwerkingsverbanden tussen verschillende, aan elkaar verwante nationale partijen. Die partijen kunnen op hun beurt hun krachten weer bundelen door als fracties samen te werken in het Europarlement.
Zo vormt de Europese Groene Partij (EGP), bestaande uit verschillende groene nationale partijen, een fractie met de Europese Vrije Alliantie (EVA), een partij die bestaat uit nationale partijen die onafhankelijkheid nastreven, zoals de Scottish National Party en de N-VA, voorvechters van een autonoom Vlaanderen. Vaak sluiten ook onafhankelijke Parlementsleden zich aan bij dit soort fracties.
Naast de zeven fracties die het Europarlement nu telt, bestaat er nog een zogenoemde groep niet-ingeschrevenen (op dit moment 29 Parlementsleden): nationale partijen, zoals de PVV, die zich aan geen enkele fractie wensen te verbinden.
Waarom gaan partijen met elkaar in zee?
Volgens de fracties zelf worden Europese coalities gesmeed op basis van gedeelde politieke idealen. Maar daar valt wel wat op af te dingen. Zo staat de Vlaamse partij met haar liberale economische beleid en conservatieve maatschappelijke agenda ver af van de meeste standpunten van de Groenen. En Peter van Dalen, Europarlementariër namens de ChristenUnie, zal toch af en toe zijn wenkbrauwen fronsen bij het rechtse beleid van de Britse Conservatieven, zijn Europese bondgenoten.
Wat zijn dan de motieven achter deze wonderlijke allianties? Het meest eenvoudige antwoord luidt: hoe meer leden een fractie telt, hoe luider haar stem. Tijdens de plenaire vergaderingen bepaalt de voorzitter van het Europees Parlement de volgorde van sprekers en spreektijd van Parlementariërs op basis van fractiegrootte. Als lid van een grote fractie kun je als Europarlementariër dan ook rekenen op meer spreektijd.
Bovendien geldt bij de verdeling van de belangrijke posities het recht van de sterkste. Hoge posten worden verdeeld over de grote fracties. De grootste fractie maakt dus de meeste kans om straks de voorzitter van de Europese Commissie te leveren en ook bij de benoeming van de voorzitter en vice-voorzitters van het Parlement, de voorzitters van parlementaire commissies en rapporteurs telt de omvang van de fractie.
Los van deze praktische voordelen die een grotere fractie met zich meebrengt, is het voor sommige partijen ook bittere noodzaak om samen te werken met een andere partij. Een fractie in het Europees Parlement moet namelijk minimaal 25 zetels hebben en in ten minste 7 lidstaten vertegenwoordigd zijn. De Europese Vrije Alliantie is dus bijvoorbeeld al te klein om een zelfstandige fractie te vormen: ze telt slechts 7 Parlementsleden uit 5 landen. Samen met de Groenen vormen ze wel een - bescheiden- machtsblok van 58 zetels.
Hoe eensgezind zijn die Europese fracties?
De website Votewatch.eu brengt het stemgedrag van Europarlementariërs en fracties in kaart. Zo valt eenvoudig te bekijken hoe loyaal Parlementsleden aan hun Europese fractie en hun nationale partij zijn. Afgezien van Europa voor Vrijheid en Democratie (EVD) - een fractie met euroscepsis als enige gemene deler - vormen de meeste fracties een vrij hecht blok. Het is dus ook weer geen totale onzin dat politiek verwantschap een rol speelt bij fractievorming.
Zo zijn de partijen binnen de Europese Volkspartij (EVP), de grootste fractie in het Parlement, het in ruim 92 procent van de gevallen met elkaar eens. En de EGP-EVA, de coalitie tussen de groenen en de regionalen, is volgens de cijfers zelfs de meest loyale fractie (bijna 95 procent).
Verschillen de N-VA en GroenLinks dan niet zoveel van elkaar als ze doen voorkomen? Toch wel. De EGP-EVA-fractie als geheel is, zoals gezegd, zeer eensgezind, maar er is één grote dissident: Mark Demesmaeker, de enige afgevaardigde van de Vlaams-nationalisten.
Dat is niet verrassend. Europese parlementsleden vertegenwoordigen namelijk in de eerste plaats hun landelijke electoraat. In vrijwel alle gevallen zijn de parlementariërs trouw aan hun nationale partij.
Zo voelt de VVD zich bijvoorbeeld minder thuis bij de ALDE dan de Europa-enthousiastelingen van D66. Terwijl Verhofstadt, voorzitter van de liberaal-democratische alliantie, openlijk pleit voor een federaal Europa, denkt VVD’er Hans van Baalen daar heel anders over. En dat is terug te zien in het stemgedrag: Hans van Baalen stemt in 82,5 procent van de gevallen mee met de Europese fractie en in 91,8 procent van de gevallen met de VVD. Ter contrast: D66’er Sophie in ‘t Veld is in maar liefst 96,1 procent van de gevallen trouw aan de Europese fractie.
Dus, wat is nu precies het probleem?
In nationale parlementen mag het misschien een politieke zonde zijn om af te wijken van de fractielijn, in het Europarlement is dat minder uitzonderlijk. Als de fractiediscipline niet enorm sterk is, wat is er dan eigenlijk erg aan dat partijen met uiteenlopende standpunten in één fractie zitten? VVD’ers hoeven zich toch niet plots tot het euro-evangelie te bekeren? En als de rest van de EGP-EVA-fractie de ecologische en sociale idealen deelt, wat maakt dat ene N-VA-Parlementslid dan nog uit?
Nu wel, dat is een kwestie van verhoudingen. Binnen hun Europese fractie zullen de rechtse Vlamingen niet de grootste partij worden. Maar met de voorspelde vier zetels in de peilingen - een verviervoudiging van het huidige zetelaantal - zou de N-VA na de verkiezingen wel aanzienlijk meer in de melk te brokkelen krijgen. Als grootste partij van België én binnen de EVA zou ze moeilijk genegeerd kunnen worden bij het verdelen van belangrijke posten. Voor veel Groenen zou het wrang zijn als prestigieuze posten naar neoliberale nationalisten gaan. Niet voor niets gaan er binnen de fractie nu ook stemmen op die de N-VA liever kwijt dan rijk zijn.
Veel partijen worstelen met een soortgelijk dilemma. Moeten ze een verstandshuwelijk aangaan voor een grotere fractie, of trouw blijven aan de eigen idealen met als risico genoegen te moeten nemen met een plaats in de marge? Hoe meer zetels de VVD, en dus de ALDE, straks wint, hoe luider Verhofstadts pleidooi voor een sterke Unie zal klinken. En hoe legt het CDA – de partij die zegt gezinswaarden te verdedigen – aan haar achterban uit dat ze in een fractie zit met Forza Italia, de partij van Silvio Berlusconi?
In 2009 zorgden de Nederlandse kiezers ervoor dat de ChristenUnie-SGP-combinatie twee zetels kreeg in het Europarlement. De twee christelijke partijen werkten al 25 jaar met elkaar samen in Europa. Nog geen twee weken na de verkiezingen kondigden de partijen aan uit elkaar te gaan. De ChristenUnie besloot zich aan te sluiten bij de nieuwe European Conservatives and Reformists-fractie. De SGP werd niet toegelaten: haar standpunten over vrouwen waren onacceptabel voor de Britse Conservatieven.
Uiteindelijk koos SGP-Europarlementariër Bastiaan Belder ervoor in de EVD samen te werken met het Italiaanse Lega Nord: een extreem rechtse en van racisme betichte partij die de komende verkiezingen samen met Geert Wilders ten strijde trekt tegen Brussel.
Nu vrouwen zich verkiesbaar mogen stellen namens de SGP, staat de deur wellicht open voor een hereniging met de ChristenUnie in de European Conservatives and Reformists-fractie. Of dat daadwerkelijk gaat gebeuren, is nog niet zeker. De ChristenUnie en SGP zijn voor de komende verkiezingen dan wel een lijstverbinding aangegaan, of ze in het Europarlement straks tot hetzelfde team behoren blijft onduidelijk.
Zo blijkt ook in het grote Europarlement eens te meer: politiek blijft altijd schipperen tussen idealisme en pragmatisme.