Voor op je bucketlist: dit boek over een paddenstoel (!) lezen
De Chinees-Amerikaanse antropoloog Anna Tsing schreef een boek over een paddenstoel. Deze zwam floreert op plekken die, naar gewone kapitalistische maatstaven, uitgeput zijn. We bespraken het in de leesclub van De Correspondent. En allemaal gingen we er anders door kijken naar dingen die vaak onzichtbaar zijn, van schimmelnetwerken tot economische ongelijkheid.
De bestsellerlijsten worden al een tijd bestormd door een boswachter. De Duitse Peter Wohlleben schrijft hits over bomen, bossen, dieren en natuurbehoud. Zijn succes is een goed voorbeeld van de opmars van het natuurboek, dat overal hoekjes van boekwinkels koloniseert (of moet ik zeggen: overwoekert?).
In Het geheime netwerk van de natuur (2017) laat Wohlleben zien hoe planten en dieren elkaar beïnvloeden en met elkaar samenwerken in een uitgebalanceerd systeem. Hij schept een beeld van de natuur als een netwerk van onderling afhankelijke levensvormen, waarin zwijnen niet zonder wormen kunnen, bomen niet zonder wolven.
De natuur is een ecosysteem, geen verzameling van losse soorten. Die gedachte, hoewel verre van nieuw, vind je tegenwoordig op veel plekken terug. Collega Jelmer Mommers, in zijn onverbiddelijke klimaatbestseller Hoe gaan we dit uitleggen: ‘Het idee dat mensen de natuur moeten onderwerpen, staat al eeuwenlang op gespannen voet met een ander idee: dat wij onderdeel zijn van de natuur, en dat we er voorzichtig mee moeten zijn.’
De natuur is een ‘web van leven’, schreef de grondlegger van dit idee, Alexander von Humboldt, in 1807, ‘in deze lange keten van oorzaak en gevolg kan geen enkel feit als losstaand worden beschouwd’.
De studie van dit wonderlijke samenspel, de ecologie, spreidt ook in de academische wereld zijn vleugels uit. Er is een groeiend aantal onderzoeksgebieden met ‘ecologie’ in de naam – van culturele ecologie en politieke ecologie tot spirituele ecologie, ecofeminisme en ecopsychologie.
Deze kruisbestuiving tussen disciplines is vruchtbaar gebleken voor nogal wat academische cultboeken, die ook buiten universiteiten een breed publiek trekken. De recente werken van denkers als Bruno Latour, Donna Haraway en Timothy Morton gaan allemaal over nieuwe manieren om de overbelaste aarde te bewonen en onze verhouding tot de natuur te herzien.
In dezelfde categorie valt The Mushroom at the End of the World. On the Possibility of Life in Capitalist Ruins (2015) van de Chinees-Amerikaanse antropoloog Anna Tsing. Een boek met een wat legendarische status, waar ik academici en kunstenaars al tijden over hoor. Waar het precies over gaat, kon niemand me uitleggen – het is zo’n boek dat ervaren moet worden, als een roman of een gedicht.
Ik besloot dit mysterieuze werk te lijf te gaan door er op de redactie een leesclub omheen te organiseren met leden van De Correspondent, die net als ik geïntrigeerd waren.
De matsutake is een symbool voor de onderlinge afhankelijkheid van soorten
Alleen al de titel, zo bleek, was voer voor speculatie. The Mushroom at the End of the World, associeerde een aanwezige voor het boek gelezen te hebben, moest haast wel verwijzen naar de paddenstoelvormige explosie van een atoombom, die aan alles in één klap een einde zou maken.
Het bleek iets minder apocalyptisch. De paddenstoel uit de titel is een echte paddenstoel, en wel een heel exclusieve. De ‘matsutake’ is zowel de meest waardevolle paddenstoel ter wereld als een onkruid, dat groeit in de restanten van industrieel verwoeste bossen. Het is een delicatesse in Japan; een chic relatiegeschenk; risicovolle handelswaar voor avontuurlijke ondernemers en een onzekere inkomstenbron voor kwetsbare groepen aan de randen van de samenleving.
Daarbij is de matsutake een symbool, natuurlijk, voor die onderlinge afhankelijkheid waar ecologen hun blik op richten. De paddenstoel heeft dennenbomen nodig om zich in te nestelen, de bomen op hun beurt kunnen niet groeien zonder zijn schimmelnetwerk, en de hele kluit floreert met name op plekken waar mensen eerst hun ding hebben gedaan: bossen die zijn uitgeput door industriële houtkap – op die verschraalde grond groeien alleen nog het soort naaldbomen die de matsutake huisvesten.
Tsing brengt dit krioelende web van activiteiten in kaart met oog voor de meest uiteenlopende aspecten ervan. Ze volgt de matsutake van pluk tot verkoop. Het brengt haar van de verwoeste industriebossen in de Amerikaanse staat Oregon, waar Zuidoost-Aziatische immigranten al decennia rondscharrelen op zoek naar het witte goud, naar veilingen in Tokio, waar culinaire snobs er dikke pegels voor neertellen.
De geschiedenis en ecologie van de matsutake is vervlochten met verhalen over oorlog, migratie, industrie en economie. Gaandeweg wordt duidelijk dat je natuurlijke ecosystemen niet los kunt zien van de acties van mensen en andersom.
De paddenstoel floreert op plekken die, naar gewone kapitalistische maatstaven, uitgeput zijn
Maar wat de schrijfster vooral interesseert aan de paddenstoel is dat hij floreert op plekken die, naar gewone kapitalistische maatstaven, uitgeput zijn. De bossen van Oregon, waar de houtindustrie ooit welig tierde, zijn verlaten door grote bedrijven op zoek naar winst. Juist in die schijnbare ruïnes vinden geoefende plukkers hun beste handelswaar.
Het is een poëtisch gegeven voor Tsing: de brokstukken van het allesverslindende vooruitgangsdenken als het levensonderhoud van een groep gemarginaliseerde, maar vrije mensen.
De matsutake als symbool voor de veerkracht en potentie van een verwoest systeem.
Want ze zijn niet zielig in Tsings verhaal, die veelal Zuidoost-Aziatische migranten die in provisorische kampementjes op goede plukdagen zitten te wachten. Vaak hebben ze vaste banen opgezegd voor een onzeker leven als vrije plukker. De onzekerheid nemen ze op de koop van die autonomie toe.
Romantisch, maar ook hoopvol
Het is een wat romantische voorstelling van zaken, merkten sommige leesclubleden op. En hoewel het boek jaren aan indrukwekkende veldresearch bevat – Tsing is er de hele wereld voor over geweest, heeft zich in allerlei gemeenschappen gemengd – is het tegelijkertijd wel heel conceptueel.
Logisch ook. Tsing wil behalve een natuurlijk ecosysteem zoals Wohlleben dat beschrijft óók allerlei sociaal-culturele, economische en geopolitieke systemen in haar analyse vatten. Geheid dat zoiets af en toe abstract wordt.
Het web dat ze voelbaar probeert te maken is zo groot en complex dat we niet gewend zijn er op dagelijkse basis met afstand naar te kijken. De vraag is zelfs of we daartoe überhaupt in staat zijn. Dat het nodig en bovendien zinvol is om het te proberen, staat wel vast.
En niet alleen vanwege het dreigende gevaar dat we de aarde onherstelbaar ontwrichten als we ons geen rekenschap geven van de ‘lange keten van oorzaak en gevolg’, waarin niets losstaat. Op een andere manier kijken naar wat er over is, biedt ook positieve mogelijkheden.
De ‘geruïneerde’ bossen waar de matsutake groeit vallen buiten het zoeklicht van het kapitalisme – op het eerste gezicht zijn het kapotte, waardeloze gebieden. Maar wie beter kijkt, ziet beweging, leven, een kans op nieuwe gemeenschappen en een nieuwe relatie tot het land waarvan we leven.
Anders dan die omineuze titel deed vermoeden, eindigde de leesclub met leden dan ook op optimistische toon. Wat Anna Tsing precies wil zeggen liet zich moeilijk samenvatten, maar haar omzwervingen leverden een enorme hoop gespreksstof op.
Als The Mushroom at the End of the World namelijk iets is, dan is het wel het ideale leesclubboek. In een opvallende gevarieerde leesclub – de jongste deelnemer was 17, de oudste in de zestig – vond iedereen wel een aanknopingspunt in het boek om op een nieuwe manier te kijken naar dingen die vaak onzichtbaar zijn, van schimmelnetwerken tot economische ongelijkheid.