Drie originele boeken die je kijk op armoede veranderen
Hoe kun je een succesvol ondernemer worden als er in je land weinig verharde wegen zijn? En hoe kan armoede ooit worden bestreden wanneer alledaags geweld als een ware plaag over je continent trekt? De antwoorden op deze en andere vragen geven een je totaal andere kijk op armoede in Afrika.
Een Afrikaanse ondernemer die opbokst tegen de vooroordelen die wij in het Westen hebben over Afrikaanse bedrijven. Een mensenrechten-activist die vindt dat de discussie over armoedebestrijding over de verkeerde dingen gaat. En een oud-diplomaat, die ontdekt dat Afrikanen hem niet als helper, maar als tegenwerker zien.
Afgelopen maand was ik blij verrast door drie mooie, interessante boeken die ik las. Stuk voor stuk gebaseerd op jarenlange praktijkervaring van de schrijvers, die inzicht geven in hoe de wereld in arme landen eigenlijk werkt. De boeken verschaften mij zoveel nieuwe inzichten dat ik ze hier graag alledrie aanbeveel.
Ze bestaan: succesvolle ondernemers in Afrika
De Oegandese ondernemer Andrew Rugasira heeft dit boek geschreven vanuit een diepgewortelde frustratie: als jonge ondernemer kwamen al zijn voorbeelden uit boeken van westerlingen. Waar blijven de verhalen van Afrikaanse ondernemers, vroeg hij zich af.
Wat er niet is, moet je zelf maar maken. En dus documenteert hij in zijn boek A Good African Story zijn eigen ervaringen met zijn bedrijf Good African Coffee: een bedrijf dat koffiebonen rechtstreeks bij kleine boeren in Oeganda koopt, en er inmiddels in is geslaagd ze zowel in Zuid-Afrika als in Groot-Brittannië te verkopen aan grote supermarktketens.
Hoe krijg je koffiebonen kosteneffectief weg bij de boeren als er geen verharde wegen zijn?
Het verhaal is even fascinerend als inspirerend om te lezen. Want de obstakels voor het bouwen van een internationaal bedrijf in Afrika lopen nogal uiteen. Van logistiek (hoe krijg je die koffiebonen kosteneffectief weg bij de boeren als er geen verharde wegen zijn?), tot handelsbelemmeringen (zowel invoersbelastingen, als problemen om visa te krijgen), tot de zoektocht naar kapitaal.
Het boek is gedetailleerd (de brief die Rugasira stuurde aan de directeur van de Britse supermarktketen Sainsbury’s is integraal opgenomen, een schitterend inkijkje), maar biedt ook veel meta-perspectief op Afrikaanse markten en landen. Rugasira lacht experts die zeggen dat Afrika meer ondernemerschap nodig heeft in het gezicht uit. Hij toont dat de ondernemers er zijn, maar dat het ondernemen in een ontwikkelingsland dusdanig moeilijk is, dat ze nauwelijks vooruitkomen. Een succesverhaal als het zijne is dan zeer welkom.
Armoedebestrijding werkt niet als het onveilig is
Armoedebestrijding staat centraal in het boek The Locust Effect, van de Amerikaanse mensenrechtenactivist Gary Haugen en de Amerikaanse onderzoeker Victor Boutros. Of beter gezegd: waarom armoedebestrijding tot nu toe nauwelijks lukt.
Hun stelling is simpel: armoedebestrijding richt zich op de verkeerde dingen. We kunnen arme mensen nog zoveel eten, onderwijs en onderdak geven, de cyclus van armoede blijft wereldwijd bestaan omdat één cruciaal ding ontbreekt: veiligheid. Haugen en Boutros beschrijven hoe alledaags geweld - verkrachting, slavernij, illegale detentie, landroof, misbruik door politie, et cetera - als een sprinkhanenplaag (locusts) door het leven van arme mensen trekt. Die plaag maakt alles kapot wat deze mensen opbouwen, en zorgt er dus voor dat zij nooit uit de armoede geraken.
Volgens de schrijvers zou de nadruk van armoedebestrijding dus allereerst moeten liggen op het opbouwen van functionerende politie- en rechtssystemen in arme landen. Haugen is een vooraanstaand mensenrechtenactivist voor de International Justice Mission, en dat lees je terug. Het boek is doorspekt van Amerikaanse, overdreven beeld- en uitspraken (zie ook de gelikte website). Maar het punt dat de schrijvers maken - gestoeld op zowel data als anekdotes - zet aan het denken.
Achter de schermen van de ‘internationale tegenwerking’
Dirk-Jan Koch deed de diplomatenopleiding van ons ministerie van Buitenlandse Zaken, en toen hij voor het eerst naar ‘buiten’ mocht, schreef hij zich in op de Nederlandse ambassade in Kinshasa, de hoofdstad van de Democratische Republiek Congo. Hij verbleef in totaal vijf jaar in het land, eerst als diplomaat, en later als directeur van de ngo Search for Common Ground, die zich richt op het oplossen van conflicten. Het boek De Congo Codes is een soort memoir, en een zoektocht naar ‘de zin en onzin van ontwikkelingssamenwerking,’ zoals het omslag leest.
Koch is openhartig over het Nederlandse beleid in Congo. Over bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking, maar ook over hoe Congolezen tegen Nederlanders aankijken. Met name zijn studenten aan de universiteit van Kinshasa, waar hij op vrijdagen lesgeeft, zien hem als een indringer. En dus stelt hij zichzelf keer op keer de vraag: ‘Bestaat de DR Congo nog dankzij internationale samenwerking of is het land slachtoffer van internationale tegenwerking?’
Af en toe is het boek wel erg persoonlijk, maar toch leren juist de details je veel over de praktijk van ontwikkelingssamenwerking. Hoe de woonruimte van internationale medewerkers geregeld is bijvoorbeeld (diplomaten krijgen een zwembad, ngo-medewerkers niet), hoe netwerkborrels werken, hoe smeergeld betaald wordt. Voor degenen die de praktijk van internationale samenwerking willen leren kennen, is dit boek zeer de moeite waard.