Ras bestaat niet. Waarom de rassenwetenschap dan nog wel?

Sanne Blauw
Correspondent Ouderschap
De afbeelding op de omslag van het boek 'Superieur', dat in september 2019 verscheen bij Uitgeverij Ten Have.

Biologen en genetici hebben laten zien dat ras niet bestaat. Toch steken eeuwenoude rassentheorieën de laatste jaren weer de kop op. Hoe komt dat? En waarom is het zo gevaarlijk? Ik vroeg het wetenschapsjournalist Angela Saini, die er een boek over schreef.

Toen de zoon van Angela Saini werd geboren, was Barack Obama nog president van de Verenigde Staten. Ze was hoopvol. Haar zoon zou vast opgroeien in een mooiere wereld. Misschien zelfs wel in een wereld zonder vooroordelen, zonder discriminatie, zonder waanideeën over ‘ras’.

Vijf jaar later denkt ze daar heel anders over. ‘In slechts een paar jaar zijn extreemrechtse en anti-immigrantengroepen zichtbaar en sterk geworden in heel Europa en de Verenigde Staten’, schrijft ze in haar nieuwe boek Superieur.

Ze noemt Polen, waar nationalisten marcheren met de woorden ‘Zuiver Polen, wit Polen’. Duitsland, waar de rechts-populistische partij Alternative für Deutschland ruim 12 procent van de stemmen kreeg in 2017. En die in 2018 extreemrechtse nationalisten in Frankrijk op het hart drukte: ‘Laat ze jullie maar racistisch noemen, laat ze jullie maar xenofoob noemen, laat ze jullie maar nativistisch noemen. Draag het als een ereteken.’

is een Britse wetenschapsjournalist en schrijver van de boeken Geek Nation en Dit jaar kwam haar derde boek Superior – in het Nederlands verkrijgbaar als – uit, over rassenwetenschap. Ze interviewde biologen, genetici en andere wetenschappers die onderzoek doen naar verschillen tussen mensen. De conclusie: ras bestaat niet. Althans, niet in biologische zin. Want ras mag dan fictie zijn, discriminatie is dat niet.

Zelfs schedelmeten komt nog voor

Niet iedereen wil geloven dat ras slechts een sociaal construct is. Saini portretteert in haar boek een groep wetenschappers die erop blijft hameren dat de verschillen tussen ‘rassen’ een biologische realiteit zijn. Sommige etnische groepen zouden slimmer zijn dan andere, of atletischer. Zelfs schedelmeten komt nog voor. Allemaal pseudowetenschappelijke nonsens, laat Superieur zien.

Maar in het huidige politieke klimaat, vreest Saini, geven zulke ideeën een ‘wetenschappelijke’ basis voor gevaarlijke politieke ideeën. Want al te gemakkelijk leggen zulke onderzoekers de link met beleid. Als Afro-Amerikanen genetisch minder intelligent zijn, stellen ze, waarom zou je dan nog investeren in scholingsprogramma’s die hen proberen te helpen? En waarom zou je immigranten toelaten uit landen met een laag gemiddeld IQ?

Saini schuwt de verwijzing naar de Holocaust niet. In nazi-Duitsland vierde de rassenwetenschap hoogtij. Sindsdien is ze nagenoeg verdwenen. Maar niet helemaal. ‘Hoe dood ze misschien ook lijkt te zijn, ze heeft maar een beetje water nodig. En op dit moment regent het’, zegt Saini.

Hoe ziet die geschiedenis van de rassenwetenschap eruit? En wat leert ze ons over het heden? Ik vroeg het Saini. Hieronder lees je een bewerkte versie van ons gesprek. Je kunt de opname van ons gesprek (in het Engels) ook terugluisteren als podcast.

De opkomst en ondergang van de rassenwetenschap

De ondertitel van je boek is De terugkeer van de rassentheorie. Waar was de rassenwetenschap gebleven?

‘Ik kan niet zeggen dat het echt ooit is verdwenen, omdat deze ideeën al lang bestaan en ze nooit volledig verdwijnen. Maar wat is teruggekeerd, is een bepaalde manier van denken die gebruikmaakt van wetenschappelijk racisme. En die is doorgedrongen in de politiek.’

In het verleden, schrijf je, waren dergelijke ideeën gangbaarder.

‘We moeten onthouden dat we tegenwoordig racisme als een slechte zaak beschouwen. Het is vreselijk om iemand een racist te noemen en het kan voor sommige mensen het einde van hun carrière betekenen. Maar in het verleden was rassenwetenschap volledig geaccepteerd. In de negentiende eeuw, zelfs de vroege twintigste eeuw, was populair. Het werd gezien als een utopische wetenschappelijke en rationele manier om de samenleving te verbeteren.’

‘De Tweede Wereldoorlog heeft daar verandering in gebracht. Het naziprogramma voor rassenhygiëne was de grote wake-up call voor de wetenschappelijke gemeenschap. Ze zagen niet alleen de morele leegheid van dit idee, maar ook hoe het wetenschappelijk geen hout snijdt.’

‘Genetici hebben aangetoond dat we als soort opmerkelijk homogeen zijn. We hebben minder diversiteit als soort dan chimpansees. Bovendien kunnen we niet worden onderverdeeld in genetische subgroepen. De grenzen waarvan we geloven dat ze bestaan tussen rassen, zijn zo vaag dat het zinloos is om die verschillen te maken.’

Dus ras bestaat echt niet, biologisch gezien?

‘Als wetenschappers zeggen dat ras een sociaal construct is, bedoelen ze: waar we grenzen stellen is echt willekeurig. Ik leg het graag zo uit: ik heb een nauwe genetische relatie met mijn zussen en mijn zoon en mijn ouders. Ik heb een zwakkere met mijn neven en mijn grootouders, en een nog zwakkere met verdere familie. Zoom je verder uit naar land en continent, dan worden die relaties steeds vager.’

‘Dus waar wil je dan de grens trekken tussen rassen? Het kan gebaseerd zijn op iets heel oppervlakkigs zoals huidskleur, maar zelfs binnen groepen zal de huidskleur sterk variëren. En wat je definieert als zwart of wit is afhankelijk van waar en wanneer je leeft. In Amerika worden Italianen en Grieken nog maar relatief kort als wit beschouwd.’

De ideeën van wetenschappers uit de negentiende en vroege twintigste eeuw bleken dus niet te kloppen. Hoe hard moeten we hen veroordelen?

‘Ik denk dat we met twee dingen rekening moeten houden. Eén, zelfs toen waren er mensen in de wetenschappelijke gemeenschap die zeiden:  “Dit slaat nergens op, dit is geen goede wetenschap en moreel is het problematisch, we moeten niet op die manier over mensen nadenken.”’

‘Het andere punt is dat wanneer we individuen veroordelen, we vergeten hoe gangbaar deze ideeën waren. Neem de grondlegger van eugenetica. Hij was een racist en een seksist, maar de ideeën die hij had waren populair bij heel veel mensen. Neem en die we nu als belangrijke feministen beschouwen. Dat waren eugenetici.’

‘Ik denk dat niemand van ons immuun is voor deze manier van denken. Als het toen gebeurde, waarom zou het nu niet gebeuren? Het is niet zo dat er een bepaald type slecht persoon bestaat en dat de rest van ons gewoon goede mensen zijn.’

De rassenwetenschap werd marginaal

In je boek laat je zien dat de ideeën van de rassenleer niet helemaal verdwenen na de Tweede Wereldoorlog.

‘Klopt. De mensen die zich vasthielden aan eugenetica en rassenwetenschap kwamen bij elkaar en ze vormden hun eigen netwerken. Ze hadden hun eigen tijdschriften en hun eigen financieringsbronnen, bijvoorbeeld van politieke actoren die geïnteresseerd waren in segregatie.’

‘Af en toe drongen ze door in de mainstream. In de jaren zestig waren er mensen zoals de psycholoog Arthur Jensen die geloofden dat zwarte Amerikanen van nature minder intelligent waren dan witte Amerikanen. Er was William Shockley, de natuurkundige, die vond dat zwarte vrouwen moesten worden gesteriliseerd. Er was de publicatie van in de jaren negentig, dat sterk leunde op het werk van zulke mensen. En nu zien we het tot op zekere hoogte terug in de politiek, en al helemaal bij

Wat zijn de belangen van de mensen die dergelijke studies financieren?

‘De sleutelfiguur [voor de rassenwetenschap, SB] was Wickliffe Draper, een Amerikaanse multimiljonair. Hij erfde veel geld en was sterk voorstander van het handhaven van segregatie in de Verenigde Staten. Hij zocht intellectuelen die zijn racistische opvattingen gewicht konden geven. Je ziet dit door de geschiedenis heen: mensen die willen laten zien dat hun ideeën niet bevooroordeeld zijn, maar gestoeld op feiten.’

‘Wickliffe financierde Mankind Quarterly [in 1961, SB], dat het tijdschrift werd van rassenwetenschappers en hij financierde deze individuen met soms wel miljoenen. Zijn fonds, The Pioneer Fund, is nu leeg, maar in die vijftig jaar heeft het ongelooflijk veel schade aangericht.’

Zijn sommige onderwerpen te gevaarlijk om door de wetenschap te worden bestudeerd? Zoals het verband tussen IQ en huidskleur?

‘Ik ben persoonlijk helemaal voor academische vrijheid. Ik heb geen probleem met enig soort onderzoek. De reden dat dit soort onderzoek niet wordt gedaan, is omdat het belachelijk klinkt. Het is alsof je zegt: “Moeten we IQ-verschillen op lengte onderzoeken? Of schoenmaat?”’

‘Ik ben helemaal niet bang voor gevaarlijk onderzoek. Ik denk dat je het zou moeten doen, maar er zijn redenen waarom mensen geen beurzen aanvragen om te onderzoeken of de aarde plat is.’

Hoe groot is de groep rassenwetenschappers nog?

‘Vooropgesteld: het zijn geen reguliere wetenschappers. Het zijn mensen in de marge van de academische wereld en soms daarbuiten. Het zijn meestal politieke wetenschappers, economen, psychologen, mensen die geïnteresseerd zijn in intelligentieonderzoek. Zeer marginaal, maar zeer actief.’

Denken zij: ‘Oké, we willen segregatie. Laten we feiten vinden om het te onderbouwen’, of gebeurt het op een onbewuster niveau?

‘Als je deze mensen om wetenschappelijk bewijs vraagt, zeggen ze: “Kijk om je heen, kijk naar al die verschillen!” Dat is niet erg wetenschappelijk. Dat zeiden mensen in de negentiende eeuw ook om te rechtvaardigen dat vrouwen niet mochten stemmen. “Kijk om je heen, vrouwen doen niet wat mannen doen.” Tja, als je vrouwen onderdrukt, dan is dat wat je krijgt. Dus ik begrijp niet hoe zoiets onbewust zou kunnen gebeuren, als je duidelijk je toevlucht neemt tot dit soort cirkelredeneringen.’

Zelfs Nature is ‘antiwetenschap’

Ik keek op de website van Mankind Quarterly en zag dat ze je boek hebben gerecenseerd. Heb je het gelezen?

‘Nee, mijn internetprovider blokkeert Mankind Quarterly.’

Ik kon niet alles lezen, maar wel de samenvatting. Wil je die horen?

‘Wat schrijven ze?’

‘Saini’s boek gaat over “rassenwetenschap”, wat wordt gepresenteerd als de oorzaak van racisme in moderne samenlevingen. De inhoud van deze wetenschap wordt helemaal niet beschreven of totaal verkeerd weergegeven. Het boek is niettemin waardevol omdat het de cognitieve structuur onthult van een bepaald type antiwetenschapsideologie dat invloedrijk is in moderne samenlevingen. Deze ideologie zet de verlichtingsfilosofie op zijn kop en beweert dat wetenschap en rede eerder vooroordelen creëren dan betwisten.’

Saini lacht. ‘Ik ken de persoon die dat schreef, Gerhard Meisenberg, ik heb hem geïnterviewd voor mijn boek. Hij komt niet goed over in het interview, maar dat is volledig zijn eigen schuld omdat hij gewoon zulke gekke dingen zegt. Zelfs de publicaties waarvoor ik als journalist schrijf zijn door deze groep mensen beschreven als antiwetenschappelijk. Dat geldt ook voor Nature. Als je Nature antiwetenschap gaat noemen, dan is de hele wetenschap antiwetenschap, thanks very much.’

In je nawoord schrijf je: ‘Draag je identiteit lichtjes.’ Hoe doe je dat?

‘De filosoof Kwame Anthony Appiah, zelf van gemengde Brits-Ghanese afkomst, zegt: “Identiteit verandert voortdurend.” En zo denk ik er graag over na. Mijn identiteit is eigenlijk niet van mij, maar van de mensen die naar mij kijken.’

‘Als ik naar India ga – waar mijn ouders zijn geboren – ben ik Britser dan ooit. En in delen van Groot-Brittannië zien ze me weer als Indiaas. Laten we biologische identiteit – en zelfs culturele en sociale identiteiten – zien als een soort mantel die we dragen, in plaats van iets wat in ons geworteld is.’

‘Dat wil niet zeggen dat je in een handomdraai van identiteit kunt veranderen. Zoals ik zei, het is iets van andere mensen. Anderen zullen je zien zoals ze je zien en daar kun je niet veel aan doen.’

Sinds de publicatie van je boek worden jij en je gezin online lastiggevallen door neonazi’s en witte nationalisten. Had je het liever niet geschreven?

‘Nee, ik móést het schrijven. We moeten hiertegen ingaan. Ik ben bang dat we al aan het verliezen zijn.’