Schaam je niet voor vliegen of vlees, maar voor de grootste kolenhaven van Europa
‘Flikker toch óp, wat een gezeik!’ zei de brugwachter van de Erasmusbrug toen hij de groep activisten in de verte zag naderen. Voorop een groot spandoek met: ‘Onze haven kolenvrij’.
Het waren de Wereldhavendagen begin september, de brugwachter had net een trots verhaal afgestoken over de Maasbruggen. Maar ook verteld hoe vaak de keringen tegenwoordig dicht moesten vanwege hoog water. Hij zag geen verband met de protestmars.
‘De helft heeft vast een uitkering’, zei hij, terwijl de stoet nu onder de beroemde pylonen van de Zwaan door liep. ‘Kolen? Gewoon de fik erin.’
Waar kwam zijn felheid vandaan?
Misschien was hij boos dat de activisten zijn feestje bedierven. De Wereldhavendagen zijn één grote havenreclame, met excursies, spektakels, rondvaarten; nu klonk ook een wanklank.
De haven heet de ziel van deze stad. Niets zo teergevoelig als de Rotterdamse ziel.
Of misschien was hij bang dat die activisten kwamen eisen dat hij zijn leven drastisch zou veranderen. Nooit meer vlees, vliegen? Van dat soort oproepen schiet ik zelf ook weleens in een recalcitrant standje. Maar ik durfde het niet te vragen. En al helemaal niet te zeggen dat ik net zelf nog tussen de demonstranten stond.
Want een klein uur eerder was ik bij de aftrap van deze Rotterdamse Klimaatmars, voor het Centraal Station. Ik had even naar de speeches geluisterd en was daarna op de fiets gesprongen om op tijd bij de excursie te zijn: een bezoek aan het brughuis en de kelders van de Erasmusbrug.
Maar ik ontkwam niet aan ‘klimaatgezeik’. De demonstranten staken de Maas over, naar de kade, waar ze allemaal tegelijk op de grond gingen liggen. Ze deden alsof ze dood waren. Een die in, heet dat. Noodtoestand!
Maar wij, het groepje met de gids, liepen vanuit het brughuis langs die stille schijndoden, naar de ingang van de ondergrondse gewelven van de Erasmusbrug. Daar zouden we de duizelingwekkende diepten zien ‘in het grootste en zwaarste basculemechanisme van West-Europa’, aldus het excursieboekje. The show must go on.
Indrukwekkend was die verborgen mijnschacht onder de Erasmusbrug zeker, en reuze ingenieus – maar de dagen erna moest ik toch vaak denken aan wat indrukwekkende flarden van een speech bij het begin van die Klimaatmars.
Het was de speech van Vatan Hüzeir, een activist die sprak namens het Rotterdams Klimaat Initiatief, een burgerbeweging die sinds 2016 in actie komt tegen klimaatverandering. Ik citeer een zo’n flard, terugkijkend op Facebook:*
‘Natuurlijk; jij en ik kunnen minder vliegen, afval recyclen, minder vlees eten. Maar dat is niet het probleem. Van alle uitstoot in Rotterdam komt 90 procent… 90 procent… komt van de haven.’
De grootste kolenoverslag van Europa
90 procent van de Rotterdamse uitstoot! Dat krijg je ervan, met die kolencentrales en ook de grootste kolenoverslag van Europa. En nergens in Europa vind je zo’n concentratie van raffinaderijen.* Je zou er bijna trots van worden. Maar dat verhaal hoor je zelden, en al helemaal niet tijdens de havendagen.
Sterker nog, de haven produceert maar liefst een vijfde van alle Nederlandse CO2-uitstoot, ze is de grootste vervuiler van Nederland. En toch was dit geen depri speech. Eerder andersom: omdat Rotterdam kampioen vervuilen was, kon je volgens Hüzeir precies hier de grootste ‘klimaatklapper’ maken. En hij had daarvoor een plan.
Vorige week sprak ik met hem af. Het was in de week dat er in allerlei Europese steden acties van protestgroep Extinction Rebellion gaande waren. Hüzeir noemt zichzelf niet meteen een rebel. Hij werkt als onderzoeker aan de Erasmus Universiteit, waar hij als socioloog klimaatactivisme onderzoekt.
Over de noodzaak van activistische wetenschap schreef hij onlangs een stuk in het vaktijdschrift Sociologie Magazine. En hij heeft er nog veel meer interessants over te zeggen. In elk geval voelt hij zich verwant met de gerenommeerde Vlaamse professor die recent pepperspray in zijn gezicht kreeg toen hij meedeed aan een Extinction Rebellion-actie. En met de wetenschappers die in het prestigieuze blad Nature opriepen tot klimaatrebellie.
Voor de idealist die hij is, blijkt hij trouwens juist ontzettend mild over individuele zonden. Rijd gerust in een Hummer, zegt hij. Want jij en ik kunnen wel minder vliegen, minder vlees eten of zelfs onze Hummer wegdoen, maar wat heeft dat voor zin als we de haven – lees: het systeem – op volle toeren laten doordraaien?
Voor de haven is hij dan juist niet mild. Zo legde hij bloot hoe Shell mee mag bepalen hoe het onderwijs aan de Erasmus Universiteit eruitziet . Hij was betrokken bij een actie tegen de kolenoverslag. Hij schreef een sterk, pijnlijk stuk voor Vice over een Havenbedrijf dat danst naar de pijpen van de fossiele industrie. Want ze hebben mooie praatjes, plannen en projecten over duurzaamheid – maar wat is dat waard zolang ze ook vol op fossiel blijven inzetten? Zo investeert de haven gewoon in buitenlandse oliehavens.
Zijn werkplek op de Erasmus Universiteit heeft zicht op de Maas. Hij ziet er voortdurend de kolenschepen varen richting Duitsland, alsof het de jaren vijftig zijn. En je kunt dit het Havenbedrijf nauwelijks kwalijk nemen, zegt Vatan. Het is een bedrijf, het is op aarde om geld te verdienen, en het verdient zijn geld met fossiel.
Maar het goede nieuws, vervolgde Hüzeir, is dat wij zelf de baas van de haven zijn. Want: 70 procent van de aandelen van het Havenbedrijf is van de gemeente Rotterdam. Van de Rotterdammers, dus. De haven is van ons!’
Winstbejag mocht niet boven het welzijn van de inwoners staan
Ooit stond er in de statuten van het Havenbedrijf dat winstbejag niet boven het welzijn van de inwoners mocht staan, ontdekte Vatan (het bedrijf zou bijdragen aan ‘verbetering van woon-, werk- en leefklimaat van de stad en regio Rotterdam, ook indien deze activiteiten voor de vennootschap (aanvankelijk) verliesgevend zijn’); die tekst is er later uit verdwenen. Volgens Vatan kunnen Rotterdammers, als aandeelhouders, dat weer in de statuten laten zetten. En niet alleen dat, ook kunnen ze, via de politiek, vragen om een hogere belasting op kolendoorvoer. Met dat geld kun je de controle nemen over de energietransitie in plaats van erachteraan hobbelen.
Hij kende alle tegenargumenten door en door. ‘Ja maar dan doen ze het wel in China, en veel vervuilender.’ ‘Ja maar we kunnen nog niet zonder fossiel, dat is gewoon niet realistisch.’ ‘Ja maar de haven steekt toch veel geld in gas’, enzovoorts.
Bijna niemand ontkent tegenwoordig nog klimaatverandering; nee, de grootste sta-in-de-wegs zijn de zelfbenoemde nuchteren
Vooral dat ‘realisme’ is zo fnuikend, vindt hij. Bijna niemand ontkent tegenwoordig nog klimaatverandering; nee, de grootste sta-in-de-wegs zijn de zelfbenoemde nuchteren.
‘Als je een kolentaks invoert, gaan bedrijven naar een andere haven’, zeggen ze. Maar welke haven dan? Antwerpen? De kolenhaven is veel te klein. Hamburg? Ligt heel onhandig ten opzichte van de kolencentrales in het achterland.
Nee, het feit dat Rotterdam de grootste kolenhaven van Europa heeft, is juist ook een voordeel, namelijk: een sterke onderhandelingspositie. Rotterdam heeft een uitstekend uitgangspunt om de duimschroeven wat aan te draaien.
Of neem Shell. Dat kan ook dreigen de raffinaderij te verkassen. Maar ze hebben net ruim een miljard in de raffinaderij van Pernis gestoken. ‘Die gaan écht niet weg. Die kun je gewoon bij de ballen pakken.’
Rotterdam zit in fantastische positie om de fossiele industrie pijn te doen. ‘Het kan gewoon. Nú haventarieven omhoog. Nú kolencentrales sluiten. Nú CO2 zwaar belasten.’
Sterker, dat zouden wij, burgers, kunnen doen. En dat is een stuk beter dan ons te zitten schamen voor vliegen of vlees eten, want je pakt hier de grootste bron aan, in plaats van kruimelwerk.
Laatst schreef ik nog dat ik gek werd van al die verhalen over doem en schaamte, maar volgens Vatan werkte schaamte averechts en was doem nog te vermijden.
We negeren bijna de hele vervuilingstaart
Het was vooral die statistiek over de Rotterdamse uitstoot die me aan het denken zette. Van de totale uitstoot van Rotterdam is liefst 90 procent afkomstig van de haven. Slechts 6 procent van ons, bewoners. Maar veel debatten over duurzaamheid gaan over dat plakje van 6 procent, we negeren bijna de hele taart!
Zo heeft Rotterdam een wethouder ‘Duurzaamheid, luchtkwaliteit en energietransitie’. Die gaat echter alleen over dat plakje, niet over de haven. Die ijvert bijvoorbeeld voor een verbod op het oplaten van ballonnen.* En die roept burgers op* te klagen bij hun buren als die houtkachels gebruiken. Terwijl de kolenschepen ongemoeid doortuffen, want die vallen buiten de portefeuille. Idioterie.
Wat te doen? Volgens Vatan hebben we de laatste decennia geleerd consument te zijn. Zo willen we de klimaatcrisis ook te lijf gaan: als consument die individuele keuzes maakt. Bijvoorbeeld voor duurzamere producten. Vegan shampoo.
Maar dan ben je dus alleen met het kleine taartpuntje bezig. We moeten ons niet langer gedragen als schuldige consumenten, maar als nuchtere burgers die hun bestuurders bij de les houden.
Het zou moeten beginnen met een eerlijk verhaal over de haven. Dat is er nu nauwelijks. De haven van Rotterdam is veel te goed verstopt.
Als je de grootste vervuiler van Nederland aan het zicht zou willen onttrekken, dan is er nauwelijks een beter ontwerp denkbaar dan de Maasvlakte: een in zee opgespoten schiereiland, op tientallen kilometers van Rotterdam Centrum, waar niemand woont, en waar alle bedrijvigheid is verstopt achter afrasteringen, muren en tourniquets. Pottenkijkers laat je alleen binnen als ze het plaatje willen filmen dat bij jouw plan past. Zo sponsort het Havenbedrijf momenteel een natuurfilm over de Rotterdamse haven, alsof dit de Biesbosch is, niet de grootste kolenoverslag van Europa.
En dan zijn er natuurlijk de Wereldhavendagen, die alles laten zien, behalve het grote verhaal van de tijd.
Zijn Rotterdammers niet gewoon te trots om de haven af te stoten?
Maar zijn Rotterdammers niet gewoon te trots om de haven af te stoten?
Ik vertel Vatan over de woede van de brugwachter. Maar wie weet was hij wel bang. Of voelde hij zich ook schuldig, omdat hij diep vanbinnen wel wist dat we op de verkeerde weg zijn.
‘De pijn van verlichting’, zo noemt Vatan die gevoelens van schaamte en schuld die je als consument kunt hebben, bijvoorbeeld als je in de keuken staat en het overbodige plastic van zojuist gekochte paprika’s lostrekt. Maar na die pijn kan dus verlichting volgen: het besef dat jij als individu niet het probleem bent.
‘Trots op onze haven, maar het moet anders’, stond op een van de bordjes tijdens de klimaatmars. Want ja, juist wie trots is op de haven moet inzien dat het niet anders kan. Al was het maar omdat een groot deel van de haven buitendijks ligt.
Vatan pleit trouwens ook voor een sociaal fonds – denk aan een kolenfonds – voor de mensen die nu in de fossiele havenindustrie werken. Havenhelden, noemt hij ze. Koester ze. Maar wees ook eerlijk tegen ze.
Volgens voorspellingen zal Rotterdam in 2030 al de nummer 1 van Europa zijn – maar dan wat klimaatschade betreft. Kosten: 237 miljoen dollar per jaar. Vatan raadt mensen inmiddels af om hier in Rotterdam een huis te kopen.