Rotterdam droomt van dure torens. Deze bewoners blijven liever met beide benen op de grond
Rotterdam wil de woningnood oplossen met torens van 250 meter hoog. Ik ging kijken bij een van de allerlaagste wijkjes van Nederland, de Wielewaal. Zo’n succes dat de bewoners er niet zijn weg te slaan.
Het is 1949. In Nederland heerst een schreeuwend woningtekort. De oorlog heeft veel huizen verwoest en de bouw heeft jaren stilgelegen. Intussen is er een babyboom gaande. Waar moeten al die jonge gezinnen in vredesnaam gaan wonen?
In noodwoningen, luidt het antwoord. Rotterdam stampt in die jaren in rap tempo wijkjes uit de grond met ‘semipermanente’ eengezinswoningen. Eén van die laatste noodwijkjes is de Wielewaal: ruim vijfhonderd noodwoninkjes in Rotterdam-Zuid, in een polder naast de Waalhaven. Peperkoekhuisjes van slechts één laag hoog, met een flauw puntdak, in elkaar geflanst uit dunne prefabdelen.
Hier verrijst ‘een knusse dorpsgemeenschap aan de rand van de grote stad’, juicht het socialistische dagblad Het Vrije Volk niettemin al tijdens de bouw. De krant prijst de moderne details, zoals een doucheruimte. De kinderkamer telt 8 vierkante meter, ‘hetgeen nog ruimte geeft om er huiswerk te maken’. De keukens krijgen een hip doorgeefluikje naar de eetkamer. ‘Dat zouden alle huismoeders wel willen’, aldus de krant, want dan ‘kunnen ze de aardappels, groente en jus – en zondags de pudding na of het soepje vooraf – zo van keuken naar kamer doorgeven. En de afwas insgelijks.’
Enfin, het waren andere tijden. En dat merkte je trouwens ook aan de ouderwetse huurprijs: gemiddeld 6 gulden per week. Wat omgerekend naar moderne koopkracht – dus inclusief inflatiecorrectie – neerkomt op 27 euro per week. Ongekend.
Oké, de douche en wasbak zelf zaten er nog niet in, omdat de bouwmaterialen te duur waren. En je stookte met kolen. Maar toch. Die huisjes zaten zo goed in elkaar, aldus de begeesterde journalist, dat je ze niet als noodwoningen moest zien. Het is ‘buitengewoon aantrekkelijk om hier het gezinsnestje te bouwen’.
Maar zelfs hij had waarschijnlijk niet kunnen bevroeden dat de huisjes er tot op de huidige dag zouden staan. Sterker, dat de bewoners er niet lijken weg te slaan – hoe hard de gemeente en corporatie Woonstad dat ook proberen.
Wielewaal leeft nog steeds
Wielewaal bleek een hecht dorp, waar mensen soms hun hele leven woonden. De meeste bewoners hebben lage inkomens, veel stemmen op volkspartijen als SP of PVV. De sociale cohesie is er beroemd. Een wijk van touwtjes uit de brievenbus, las ik in de Volkskrant.
Verschillende malen werd sloop afgewend. ‘Wielewaal blijft tuindorp’ was bijvoorbeeld de kop in Het Vrije Volk in 1981. De deelgemeente Charlois besloot de huizen van ‘het rustieke buurtschapje’ toch maar op te kalefateren om hun leven te rekken.
En weer een kleine veertig jaar later is Wielewaal nog altijd aan het blijven. Maar de wijk is zwaar gewond en loopt op z’n tandvlees. Je ziet wel veel vervallen tuinen en oude spandoeken met teksten als ‘Wielewalers wijken niet voor Woonstad’.
De spandoeken getuigen van een conflict dat al minstens zes jaar duurt. In 2009 begon Woonstad, als corporatie eigenaar van de Wielewaal, gesprekken met de bewoners. Goed, dat de huizen gesloopt moeten worden – dáár is iedereen het wel over eens. Ze waren nu echt versleten. Maar wat moet ervoor in de plaats komen?
Woonstad wilde een mix van sociale huur en woningen in het topsegment. Eengezinswoningen, maar ook appartementenblokken van ruim tien meter hoog. De corporatie dacht daarvoor ook steun te hebben van de bewoners. Er was zelfs een convenant.
Tot er zes jaar terug een groep bewoners opstond, die zich verzette tegen het plan. De Wielewaal moest gewoon herbouwd worden, vonden zij. De ‘Unie Van en Voor de Wielewaalers’, noemt die groep zich – al ziet de corporatie ze als een ‘een actiegroep van enkele kopers’, aldus het feitenrelaas op hun website.
Hun verzet kent wisselend succes. Er is al een grote hap uit de wijk genomen. Ruim tweehonderd huizen zijn nog bewoond, nog eens ruim honderd staan leeg en een kleine tweehonderd gingen tegen de vlakte. Intussen is nieuwbouw herrezen waar al mensen wonen – en verloedert de oude Wielewaal zienderogen.
Maar de actiegroep proefde ook een overwinning: na een blunder van de gemeente met het bestemmingsplan, ligt verdere sloop – en dus de nieuwbouw – door een vormfout voorlopig stil.
Zo kwam het dat de Wielewaal, het wijkje dat allang weg had moeten zijn, onlangs alsnog zijn zeventigste verjaardag mocht aantikken. Er zou een buurtbarbecue zijn met live muziek, ‘alleen voor huidige bewoners’, las ik op een A4’tje.
Ik ging op de bonnefooi naar het feestje, benieuwd waarom de wijk zichzelf zo vaak had overleefd.
Op het verjaardagsfeestje van de buurt
Er viel een grandioos strijklicht over de gele bomen toen ik de wijk binnenliep. Populieren ruisten. Eenden vlogen snaterend op van een drassige vlakte waar eens huizen hadden gestaan – de sloop had het groene karakter van de wijk alleen maar geaccentueerd. Ik vergat dat ik in Rotterdam-Zuid was.
Het herfsttij leek ook in de stenen gekropen: veel huizen waren kaal en verlaten, dichtgetimmerd. De corporatie heeft nepgordijnen over de ramen geplakt, omdat het er anders zo spookachtig uitziet. Maar dat versterkt eerder het effect.
Ooit golden hier strakke leefregels, bijvoorbeeld dat je in je tuin een ligusterheg moest hebben van precies 80 centimeter hoog, had ik gelezen in het gedenkboek Tussen wiel en waal (2009). Veel tuintjes zijn nu overwoekerd. Ooit waren hier judoclubs en een drumband en een miniwinkelcentrum. Nu rest nog een snackbar, ‘t Waaltje.
Aanplakbiljetten op de deuren laten potentiële metaalrovers of krakers weten dat er niks te halen valt en dat de vloeren eruit zijn gesloopt. Krakers kwamen en masse op het dorpje af, las ik in NRC. De Wielewaal werd levend opgegeten.
Maar toch hoef je maar een rondje te lopen langs de minihuisjes en je snapt meteen de charme van deze enclave. En waarom bewoners ervoor strijden. In de wegen zit een flauwe slinger. Sommige stukken hebben geen asfalt, maar IJsselklinkertjes. Je mag er niet harder dan dertig rijden, getuige hartjesvormige snelheidsborden op bloembakken die sowieso het tempo uit de weg halen.
De Wielewaal, bedenk ik, is in feite een uit nood geboren tiny house movement die nog altijd beklijft.
De ogenschijnlijk simpele succesformule: lage kleine huisjes met veel lover. Waar kennen we dat van? Van vakantieparken. Naar het schijnt is het noodwijkje de Wielewaal inderdaad de inspiratiebron geweest voor Center Parcs.
Uit het groen duikt een groep kinderen op in Halloweenkostuum. Ik ben verrast door zoveel jeugd. Ik vraag de begeleiders waar de barbecue is, maar ze weten het niet.
Later, op het feestje, zie ik juist nauwelijks jonge mensen. Niet het hele dorp blijkt het eens met de acties.
Bij de speeltuin hangt een groot spandoek met ‘Wij kunnen het veel beter’, ondertekend door ‘Bewonersparticipatie De Wielewaal’. Hier vind ik ook een grote witte partytent waar muziek uitkomt. Ongeveer honderd bewoners zijn op het wijkfeest afgekomen, in meerderheid witte mensen en al wat ouder.
Hoe de buurt verslonsde, en wat de bewoners ervan willen maken
Bij de ingang tref ik de energieke Jan Verschuren, die een van de verzetsleiders blijkt. Hij is hier geboren, als jongste van een gezin van dertien kinderen, en woont er nog altijd.
De ‘uitrookpraktijken’ begonnen al een jaar of vijftien, twintig geleden, zegt Jan. Toen werden er ex-gedetineerden en drugsverslaafden in de wijk geplaatst die de sociale cohesie ondermijnden. Het onderhoud verslonsde. De gemeente en Woonstad willen hier ‘een Vinex-wijk’ van maken, zegt hij. Maar zij, de coöperatie van de bewoners zelf, hebben een beter plan.
We gaan even zitten in een blokhut, buiten het feestgedruis. De Unie Van en Voor de Wielewaalers wil op precies dezelfde locatie nieuwe huizen bouwen. En niet heel hoog, maar gewoon, met een iets hoger puntdak. Hij maakt een dakje met zijn handen. Daar kan mooi een zolderverdieping komen met extra kamers en een badkamer. Handig voor eventuele mantelzorgers.
Jan somt alle voordelen op. Er vallen woorden als ‘levensloopbestendig’ en ‘duurzaam’. Het gaat over warmtepompen en zonnepanelen op alle daken. Als bewonerscoöperatie hebben ze nauwelijks overheadkosten, zegt Jan, want ze hebben geen duur hoofdkantoor en geen directeur met privéchauffeur. De huur zal slechts 475 euro bedragen.
En als klap op de vuurpijl belooft hij dat de huizen in vier weken gebouwd kunnen worden. Want ze zullen, net als zeventig jaar terug, uit prefabdelen bestaan.
De Andere Kant van het Verhaal
Een lange vakantie en bewoners kunnen hun huis al in? Het klinkt haast te mooi om waar te zijn.
En dat is het ook, vindt Woonstad, lees ik later op de website van de corporatie (ik heb ze ook gebeld, maar ze reageerden niet). Volgens de corporatie is het bewonersplan financieel onhaalbaar, bijvoorbeeld omdat ze zaken als de infrastructuur vervangen niet meetellen. Desondanks zijn er aan bewoners allerlei tegemoetkomingen gedaan, zoals het aanbod om de bewonersgroep zelf vijftig nieuwe huizen te laten bouwen. Bovendien hebben bewoners die al in de wijk woonden toen de sloopplannen bekend werden, een terugkeergarantie. Niemand hoeft gedwongen weg.
Volgens de bewonersclub staat 95 procent van de bewoners achter hun plan. Maar volgens Woonstad voelt ‘een groot deel van de 215 huishoudens’ zich juist niet vertegenwoordigd door de actiegroep. Sterker, ze zouden nu de dupe van alle onzekerheid en uitstel zijn. Of zelfs geïntimideerd worden – en die kritiek klinkt ook omgekeerd.
Enfin, er is altijd een Andere Kant van het Verhaal. En misschien zijn er nog wel andere Andere Kanten. In elk geval zijn er barsten in de sociale cohesie die juist het levenselixer leek van dit dorp. Maar misschien hoort het nu eenmaal bij dorpen, zo’n vete.
Hier letten de mensen nog op elkaar
Van eventuele tweespalt is op het feestje trouwens niks te merken. In de partytent gaan intussen de voetjes van de vloer, terwijl de band Ongeregeld – met als leadzanger een voormalige opbouwwerker uit Rotterdam – rockklassiekers speelt. Vrijwilligers delen versnaperingen rond. Ik pak een biertje, praat wat met bewoners. Ze loven het karakter van de wijk. De campingachtige gemoedelijkheid. De huizen die zo klein zijn dat iedereen bij een beetje zon al buiten staat.
En ja, ze wensen dat hun wijk zo blijft. Dus: de oude wijk een op een kopiëren naar de nieuwe tijd, volgens het plan van de Unie Van en Voor Wielewaalers.
Als ik naar de snackbar wil lopen om even wat eten te halen, tref ik bijvoorbeeld Elly, die op het punt staat haar buurvrouw Janet een lift te geven. Ze biedt ook mij een lift aan. In haar kleine Opel klinken reformatorische kerkliederen. Voor ik het weet, beland ik niet in de snackbar, maar in zo’n Wielewaalhuisje bij Elly en haar man Piet thuis. Op tafel een grote Statenbijbel.
De Wielewaal is een plek waar de mensen nog naar elkaar omzien, zegt ze. Ze zucht over de tweespalt die er in het dorpje is gekomen, sinds die sloopplannen. Al draait het maar om een paar mensen in ‘Oost’, die haar nu niet meer groeten, zegt ze. Zelf blijft ze wel groeten.
Er wonen hier, en elders in Rotterdam, veel arme mensen, die probeert ze te helpen. De dienst der barmhartigheid, noemt ze dat. En ze vindt dat de Wielewaal een dorp voor iedereen moet blijven.
‘Het draait allemaal om dat vervloekte rotgeld’, zegt Elly. Ze bedoelt de projectontwikkelaar die geld wil verdienen aan de nieuwbouw. En de corporatie en gemeente willen na zoveel jaren geen gezichtsverlies lijden, vermoedt ze. ‘Maar het kruikje gaat zo lang te water tot hij barst.’
Bij het vertrek wijs ik op een bijbeltekst aan de muur, psalm 72:9. Elly en Piet heffen de psalm meteen aan: ‘De stedelingen zullen bloeien, gelijk het malse kruid.’
De tekst slaat op het hemelse Jeruzalem, zegt Elly, en heeft verder niks te maken met de aardse Wielewaal. Toch leek me dat deze wijk voor veel bewoners toch ook een paradijs op aarde is.
Rotterdam zet in op dure torens
In elk geval is dit wijkje z’n tijd vooruit. Want zou je de stedelingen van nu vragen hoe ze willen wonen, dan zullen er velen zeggen: in een groene, autoluwe wijk waar kinderen op straat kunnen spelen en de mensen elkaar kennen maar waar de faciliteiten van de stad om de hoek zitten. En met een huur waar je ’s nachts rustig van slapen kunt.
In het Rotterdam van nu heerst er – net als zeventig jaar geleden – woningnood. Juist mensen die een stad draaiende houden, van barmannen tot verplegers, kunnen er niet meer wonen. Maar in plaats voor de eigen bewoners te bouwen, bouwt de stad voor investeerders van buiten. Nee, ditmaal worden er geen lage wijkjes uit de grond gestampt voor arme mensen, maar hoge torens voor de happy few.
‘Het moet een toren voor iedereen zijn’, zegt Jason Blackmore van G&S Vastgoed in het Algemeen Dagblad. Het gaat over een toren van 230 meter, waar een socialehuurcomplex voor zal moeten wijken. ‘Dus niet bovenin dure penthouses en beneden kleine hokjes – daar zijn de mensen helemaal klaar mee.’ Maar dan volgt het prijskaartje: ‘We werken aan een gemengde toren, waar je voor vijf à zes ton gewoon een goed appartement kunt kopen.’
De stad lijkt dronken. En torens bouwen voor vastgoedinvesteerders, in plaats van huizen voor je eigen inwoners, het is ook zo sáái, je ziet het in zoveel steden op aarde gebeuren.
Maar de Wielewaal, die is uniek. De Wielewaal breekt geen hoogte-, maar laagterecords. De architecten hadden visie: ze bouwden laag bij de grond, aards, op menselijke schaal.
Soms is nostalgie volstrekt terecht, bijvoorbeeld naar de tijd toen je voor 6 gulden een kabouterhuisje kon huren in dit lommerrijk vakantiepark.
Tragisch, dus, hoe de Wielewaal er nu bij ligt. Je zou willen dat iemand dit dorp uit zijn lijden verlost, in plaats van deze langzame, pijnlijke dood.
Wat ik van dat bewonersplan vind? Er zitten vast haken en ogen aan. Of verborgen belangen, wie weet. En het klinkt utopisch: huizen bouwen in vier weken. Maar zolang er nog veel idiotere plannen bestaan – zoals onbetaalbare torens – die bovendien wél de zegen van de politiek krijgen, zou ik zeggen: geef zo’n plan een kans. Al was het voor de gein. Lukt het niet, dan hebben we het er nooit meer over, beloof ik. Lukt het wel, dan heb je pas echt iets unieks, komen ze straks van over de hele wereld kijken naar ons villaparkje voor gewone mensen.