Zorg is beperkend en bevrijdend, vaak tegelijkertijd
Of jullie je ervaringen met zorg willen delen, vroeg ik een paar weken geleden. Dat deden jullie – waarvoor dank! Hierbij: een greep uit de bijdragen.
Alison Gopnik is de oudste uit een gezin van zes kinderen. Het was druk, vroeger bij hen thuis aan de keukentafel, en wilde je je zegje kunnen doen, dan kon je maar beter zorgen dat je gevat was.
Inmiddels is Gopnik hoogleraar filosofie en psychologie aan de University of California, Berkeley, en wordt ze al decennia geroemd om haar onderzoek naar de cognitieve ontwikkeling van baby’s en kinderen. Ze is nog altijd gevat: Gopnik blinkt uit in aforismen en oneliners. Ze heeft er één over de relatie tussen zorgen en liefhebben, die ik sinds ik ’m las in haar boek The Gardener and the Carpenter (2016), regelmatig aanhaal: ‘We zorgen niet voor onze kinderen omdat we van ze houden; we houden van onze kinderen omdat we voor ze zorgen.’
Dat zit zo: wanneer je voor een kleine, afhankelijke baby zorgt komen er in je lichaam allerlei stofjes vrij, waaronder oxytocine, die maken dat je van die baby gaat houden. Zorg is het mechanisme dat liefde mogelijk maakt, en hechting. En in de loop van de evolutie, schrijft Gopnik, is ons vermogen om voor kinderen te zorgen en ervan te houden, steeds verder uitgebreid – zodat we ook van onze partners kunnen houden, van onze buurt en stad, van ideeën, van ons land.
Afgelopen week hoorde ik Gopnik dat aforisme opnieuw uitspreken, toen ik een podcastinterview met haar beluisterde van Ezra Klein. Hoe meer je voor iets zorgt, hoe meer je ervan houdt, zei Gopnik. Mede daarom behoren juist onze zorgrelaties tot de meest betekenisvolle relaties in ons leven, en ook tot ervaringen die ons het meest bijblijven.
Tegelijkertijd weten we ze vaak niet goed op waarde te schatten, omdat ze zich niet eenvoudig laten vangen in economische termen en omdat ze anders zijn dan de voor-wat-hoort-wat-betrekkingen die veel andere domeinen van ons leven bepalen.
Jullie ervaringen met zorgen en verzorgd worden
Die opmerking resoneerde met veel van de reacties die ik ontving op een oproep op De Correspondent. Daarin vroeg ik lezers naar hun ervaringen met zorgen en verzorgd worden. Ik denk al een poosje na over ‘zorg’ als sleutelwoord, vandaar. Lezers reageerden op de site en per mail, met uiteenlopende verhalen.
Over reorganisaties in de zorg, waardoor patiënten (te) veel verschillende zorgverleners zien, wat hun herstel vertraagt. Over het tijdgebrek dat diezelfde zorgverleners belet hun werk zo uit te voeren als zij het liefst zouden willen. Over chronisch ziek zijn, en ‘uitbehandeld’; over tijdelijk ziek zijn, en dat als een ‘lesje in nederigheid’ ervaren.
Over de vraag wat zorg precies is, en bij wie de verantwoordelijkheid daarvoor ligt – zijn het bijvoorbeeld vooral kinderen en naasten die voor ouderen moeten zorgen, of is dat ook een taak van de overheid?
Het is onmogelijk om alle reacties in een paar keurig afgebakende categorieën onder te brengen, dus dat ga ik hier ook niet proberen. Wat wel naar voren kwam, uit veel van de bijdragen, was dat zorg zowel de grootste voldoening als de grootste frustratie met zich mee kan brengen. En ook dat het geven en ontvangen van zorg enerzijds afhankelijk en onmachtig kan maken, maar anderzijds ook vaak essentieel is voor onafhankelijkheid en zelfstandigheid.
Als zorgen tegelijkertijd te veel en niet genoeg is
Wat zorg waardevol maakt, schreef een verpleegkundige, gaat verder dan enkel lichamelijke verzorging, verder ook dan wat ‘de markt’ toelaat. Iemand verzorgen, écht verzorgen, betekent die persoon het idee geven dat hij of zij wordt gezien en gehoord.
Maar wie in een halve dag twintig patiënten moet zien, die heeft weinig tijd voor ‘een praatje, een hand op een schouder. En laat dat nu net zijn waar de meesten van mijn patiënten behoefte aan hebben.’ Voor deze verpleegkundige betekent het dat ze geregeld wordt geplaagd door het ‘knagende gevoel dat je je patiënten tekortdoet’ – en dat is zwaar, heel zwaar.
Een ander schreef dat ze jarenlang in een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking had gewerkt, en dat ze dit werk overwegend als ‘plezierig en waardevol’ had ervaren. Dat zat ’m vooral in wat zij omschreef als kleine overwinningen: het kan bijvoorbeeld ‘voelen als een overwinning als die ene cliënt je hele dienst niet agressief is geworden, omdat jij er echt bent voor haar en gezien hebt wat ze nodig heeft om zich goed te voelen.’
Toch, zulke kleine overwinningen ten spijt had ook zij vaak het gevoel dat ze tekortschoot. ‘Hoe vaak ik druk van de ene huiskamer naar de andere liep om iets te doen of een cliënt te helpen. Terwijl ik liep, zag ik in mijn ooghoek vier andere cliënten zitten die op hun manier hun aandacht nodig hadden, die ik ze niet kon geven.’ Dat ‘gevoel van onmacht’ maakte dat ze uiteindelijk besloot te stoppen met dit werk.
Zorgen is betekenisvol en van levensbelang, maar dat wil dus niet zeggen dat het niet ook frustrerend, onprettig, vervelend kan zijn. (Juist niet, misschien, want doet niet alles van waarde ook altijd een beetje pijn?) Wanneer we er niet genoeg tijd voor krijgen, wanneer het gepaard gaat met stress en onmacht, wordt zorg dragen een worsteling.
Idem dito wanneer het een heel leven in beslag neemt, terwijl er zoveel andere dingen zijn die we zouden kunnen of willen doen. Of wanneer het ‘zorgen voor’ ook altijd gepaard gaat met ‘zorgen maken om.’
Zo mailde een bedachtzame lezer over de fulltimezorg die zij draagt voor haar zoontje, dat bij zijn geboorte een ernstige lichamelijke afwijking had en daardoor veel hulp en ondersteuning nodig heeft. Ze is dankbaar voor alle professionele zorg die haar zoon heeft mogen ontvangen, en zelf voor hem zorgen doet ze met alle liefde. Tegelijkertijd merkt ze dat ze het ‘echt heel moeilijk’ vindt om ‘voldoening te halen uit een zorgende rol, om me niet te laten verlammen.’
Zorgen mag dan in-en-in-menselijk zijn, dat wil niet zeggen dat het eenvoudig is om, zoals deze lezer het omschrijft, volledige gefocust te zijn op ‘al die dingen die maar heel langzaam ietsje beter gaan, maar tegelijk zoveel energie en aandacht vragen.’
Al helemaal niet, misschien, wanneer degene voor wie je zorgt je zo nader staat, en het onmogelijk is om neutraal te blijven tegenover stagnatie, of een stapje terug. Of de dingen ‘lukken’ is dan immers niet alleen bepalend voor het leven van de patiënt, maar ook voor dat van jou.
Als afhankelijkheid en zelfstandigheid in elkaars verlengde liggen
Ook verzorgd worden, begreep ik uit veel reacties, kan een oefening in frustratie zijn, omdat het gepaard gaat met machteloosheid, of beter, afhankelijkheid – een positie die de meesten van ons niet graag innemen, zeker wanneer we het niet gewend zijn.
Zo beschreef een collega dat ze niet zo lang geleden zorg nodig had gehad, maar helemaal niet wist hoe ze verzorgd moest worden – ze bleef maar zoeken naar rationele verklaringen voor wat haar mankeerde, naar praktische oplossingen, alles om maar niet te hoeven voelen wat haar lichaam haar vertelde.
Een andere lezer vertelde over haar volwassen dochter, die een verstandelijke handicap heeft. ‘Hoewel ik allang klaar ben met moederen, heeft zij nog steeds zorg nodig. En eigenlijk wíl ze dat helemaal niet. Er is dus van twee kanten weerstand. Het heeft iets onnatuurlijks om voor je kind te blijven zorgen als ze volwassen is. En zij ervaart onze zorg als bemoeienis, beperkend.’
Zorg nodig hebben kan beperkend zijn. Tegelijkertijd is het de voorwaarde voor een min of meer zelfstandig bestaan. Zoals Alison Gopnik schrijft in The Gardener and the Carpenter kunnen kinderen zich optimaal ontwikkelen juist doordat volwassenen lang, heel lang, voor ze zorgen.
En dit hoeft niet op te houden met de kindertijd, leerde ik uit verschillende reacties. ‘Ik ben mijn hele leven afhankelijk van essentiële zorg. Als niemand mij helpt met opstaan-wassen-aankleden kan ik mijn bed niet uit’, mailde een lezer die wegens een aangeboren handicap gebruikmaakt van een rolstoel. Aan de andere kant: zodra ze ‘aangekleed en wel’ in haar rolstoel zit kan ze prima zelfstandig functioneren in haar woning en op haar werk.
Zorg ontvangen en zelfstandigheid kunnen elkaar, zeker gevoelsmatig, behoorlijk in de weg zitten. Maar ze zijn dus net zo goed elkaars voorwaarde.
De komende weken praat en lees ik verder over dit onderwerp. Mochten jullie nog meer ervaringen, inzichten of leestips willen delen, doe dat vooral. Ze zijn mooi, en inzichtrijk.