Luister deze winter mijn boek ‘De tweede’: Het gezin is geen wedstrijd (maar is er echt geen winnaar?)

Deze winter doen we de audioversie van mijn boek De tweede cadeau. Vandaag: over het geboortevolgorde-effect en onze hardnekkige neiging tot vergelijken.
De mens is een vergelijkend wezen. We vergelijken onszelf met anderen, en we vergelijken anderen met elkaar. Tijdens het schrijven van mijn boek De tweede kwam ik een studie tegen onder Amerikaanse gezinnen met twee kinderen. De onderzoekers hadden de ouders van die kinderen gevraagd wie van hun kroost het beter deed op school. Wat bleek? De meerderheid van de ouders antwoordde dat de oudste de betere leerling was – ook wanneer de rapportcijfers een heel ander verhaal vertelden.*
De verklaring: wie twee kinderen heeft, ziet die kinderen meestal tegelijkertijd. En die ziet dan, bijvoorbeeld, dat de oudste al heel goed kan tekenen, terwijl de jongste vooral vellen papier vol krast. Of dat de oudste al ingewikkelde sommen kan maken, terwijl de jongste nog moet leren rekenen. En hoewel die verschillen het gevolg zijn van een verschil in leeftijd, vertalen ouders dat onbewust naar een verschil in vaardigheid, of intelligentie. Oftwel: vergeleken bij de een, lijkt de ander slimmer of minder slim.
Het vergelijken gaat automatisch, en vaak ongemerkt – en de conclusies die eraan verbonden worden zijn lang niet altijd terecht.
Over de aannames en clichés rondom het gezin
Deze winter publiceren we wekelijks een aantal hoofdstukken uit de audioversie van mijn boek, De tweede, over ouders en kinderen, broers en zussen, en de aannames en clichés rondom het gezin. In deze aflevering hoor je hoofdstuk 6, 7 en 8.
Hoofdstuk 6 gaat over die even ongemakkelijke als onvermijdelijke neiging tot vergelijken. Wat betekent het voor een kind wanneer het wordt vergeleken met een broer of zus? Kan dat vergelijken ook, onbedoeld, de competitie tussen kinderen aanwakkeren? En wanneer slaat vergelijken om in voortrekken?
Want dat is natuurlijk het risico wanneer je jouw kinderen met elkaar vergelijkt: dat één van de twee er ‘beter’ van af komt. Dat je, wanneer een zooitje psychologen je vraagt wie het slimste is, zonder na te denken ‘de oudste’ antwoordt. Toch jammer, zeker wanneer je het als ouder allemaal zo ‘eerlijk’ mogelijk wil doen.
Aan de andere kant: zijn de kaarten voor je kinderen niet al lang geschud? Hoofdstuk 7 gaat over het geboortevolgorde-effect – het idee dat je plek in de familie je persoonlijkheid bepaalt. Clichés te over: eerstgeborenen zijn braaf en een tikje neurotisch, tweede kinderen sociaal vaardig en rebels. Waar komen die ideeën precies vandaan? Wat maakt ze zo aantrekkelijk? En kloppen ze wel?
Hoofdstuk 8 gaat over alle andere zaken, naast persoonlijkheid, waarop geboortevolgorde van invloed is. Zo blijken eerste kinderen gemiddeld iets langer te zijn dan tweede kinderen, en een grotere kans op allergieën te hebben, en een iets hoger IQ.
Nu zegt een gemiddelde natuurlijk weinig tot niets over een individu van vlees en bloed, maar de verklaringen zijn evengoed relevant. De verschillen wijzen er namelijk op dat ouders anders met de tweede omgaan dan met de eerste – dat eerste en tweede kinderen eigenlijk ieder in een ander gezin opgroeien. Dit werpt de vraag op of je twee kinderen überhaupt ooit ‘hetzelfde’ kunt geven – hoe graag je dat als ouders misschien ook wil.
Veel luisterplezier!
PS: Wil je liever alle hoofdstukken in één keer luisteren? Dat kan: in het podcastkanaal van De tweede staan ze allemaal bij elkaar.