Een klein vaarwel
Afgelopen juni legde ik de pen voor een tijdje neer. Vandaag schrijf ik je om te zeggen dat ik hem bij De Correspondent niet meer zal oppakken.
Zes jaar geleden begon ik mijn correspondentschap met een, ik geef het toe, nogal romantisch idee. De Europese Unie was voor mij een morele opdracht: zorgen dat een verwoestende oorlog het continent niet opnieuw verscheurt. Een politieke gemeenschap met als inzet het woord te laten winnen van het wapen. Een poging van de Europese volkeren door onderlinge samenwerking hun geborneerde nationalisme af te schudden. Een verlangen het eigen perspectief te overstijgen door een oprechte belangstelling te koesteren voor de manier waarop anderen denken en leven.
Natuurlijk wist ik ook wel dat de werkelijkheid veel grijzer was. Dat de Europese samenwerking niet alleen uit dromen, maar ook uit toeval, angst en chaos is ontsproten. Dat de Europese politiek een modderig machtsspel is waarin nationale belangen maar al te vaak de boventoon voeren en cultuur het ondergeschoven kindje is.
Toch hoopte ik steeds dat achter de vuige realiteit de mooie droom doorschemerde en de verbeelding op een dag aan de macht zou komen. Ik geloofde dat de geschiedenis liet zien dat de Europese Unie, al was het met horten en stoten, een steeds hechter verbond vormde.
Maar toen crisis zich op crisis stapelde, begon ik steeds meer te twijfelen of Europa de weg vooruit nog wel vindt. Het pijnlijkst vond ik het onvermogen een gemeenschappelijk en humaan asiel- en migratiebeleid te ontwerpen.
Al jaren splijt die kwestie oost en west. Bij gebrek aan beter steekt de EU al haar politieke energie in het sluiten van de buitengrenzen. Daartoe sluit ze dealtjes met dubieuze regimes, criminaliseert ze hulpverleners en verloochent ze op die manier de eigen waarden.
Nog een groot pijnpunt: terwijl een gemeenschappelijke buitenlandpolitiek nog nauwelijks van de grond komt, zet de Europese Unie wél voor het eerst in de geschiedenis grote sommen geld in voor de ondersteuning van de wapenindustrie.
De EU doet zich voor als de gids die de wereldbevolking naar het beloofde, groene land zal leiden, maar steekt het grootste deel van haar budget in industriële landbouw
Met de democratische vernieuwing van de EU wil het evenmin echt lukken. De Europese leiders draaiden dit voorjaar een van de weinige pogingen om de kloof tussen burger en Europese politiek te dichten de nek om. In de achterkamertjes kozen ze de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie, terwijl het Europees Parlement juist had beloofd dat voor die post alleen kandidaten in aanmerking kwamen die zich als lijsttrekkers aan de kiezer hadden gepresenteerd.
Ook met de strijd tegen klimaatverandering gaat het tergend traag. Al doet de EU zich voor als de gids die de wereldbevolking door de woestijn naar het beloofde, groene land zal leiden, in de praktijk steekt ze nog steeds het grootste deel van haar budget in industriële landbouw waar ze nauwelijks duurzaamheidseisen aan stelt.
Meanderende zijpaden
Vanzelfsprekend zijn er ook lichtpuntjes. Na de bankencrisis is de weerbaarheid van het financiële systeem versterkt. De EU heeft mede dankzij de weldra afzwaaiende commissievoorzitter Jean-Claude Juncker een sociaal blosje op de wangen gekregen. Er zijn heus aanwijzingen dat het met milieu en natuur op sommige fronten echt beter gaat, dankzij de EU. Maar het dominante beeld van de afgelopen jaren is toch stagnatie.
Wellicht is het de lichte ontgoocheling die ik daarover voelde die ervoor zorgde dat ik de meeste voldoening haalde uit verkennende (wandel)gesprekken met denkers, schrijvers en politici die soms alleen indirect over Europa gingen.
Bijzondere herinneringen bewaar ik onder meer aan de gesprekken met politicus Petra De Sutter, vrijheidsstrijder Vasyl Cherepanyn, filosofen Sophie Djigo en Michiel Korthals, reporter Pascal Verbeken en schrijvers Koen Peeters en Peter Vermeersch.
Echt geraakt werd ik vooral bij het maken van verhalen die zich afspeelden buiten de thuishonken van de Europese politiek, in een Romeins toevluchtsoord voor verschoppelingen en kunstenaars, in de opkrabbelende stad Charleroi, in een trein onderweg door Europa, op een ideeënkamp in Stockholm en in een Brussels park.
Ik voelde mij het meest comfortabel bij de rol van verkenner van meanderende zijpaden die soms uitkomen op een betoverend uitzicht. Het lag me minder me op te stellen als de visionair die het allemaal precies weet en die lijnrecht naar ondubbelzinnige conclusies doorstoot.
In mij groeide een verlangen mij toe te leggen op reportages over België, het wonderlijke land waar ik ben aangespoeld en dat in menig opzicht een proeftuin voor Europa is. Maar voor een correspondentschap ‘proeftuin België’ kreeg ik de handen niet op elkaar.
Een van de gesprekken voor De Correspondent die mij sterk is bijgebleven, was met schrijver/filosoof Pascal Mercier/Peter Bieri. Hij sprak over de nooit eindigende strijd om je eigen stem te vinden. Die ga ik nu elders voortzetten.
Met een vleugje hartezeer, maar ook met trots, kijk ik terug op een mooie tijd met fijne collega’s bij een medium dat veel betekent voor de vernieuwing van de journalistiek. Ik hoop dat er momenten zijn geweest dat ik je heb kunnen verrassen met een ander perspectief, een nieuw inzicht of een mooie formulering.
Veel dank voor alle aanmoedigingen, suggesties en kanttekeningen. En hopelijk nog vele jaren leesplezier bij De Correspondent.
Met Europese groet,
Tomas Vanheste
PS Wil je me blijven volgen? Dat kan via Twitter.