De eerste keer dat ik iets van Susan Sontag las, was in het najaar van 2004. Als uitwisselingsstudent bracht ik een semester aan de University of California in Los Angeles door en tijdens een vak over de geschiedenis van documentaire film hadden we Triumph des Willens gekeken, van Leni Riefenstahl. Het essay dat we erbij lazen, door Susan Sontag, heette ‘Fascinating Fascism’ en maakte gehakt van Riefenstahls latere bewering dat ze met die film geen nazipropaganda had gemaakt,

Ik weet nog waar ik zat toen ik het las – aan een terrastafeltje op de zonovergoten campus, zonder jas, de herfst was hemels dat jaar in Californië. Ik weet ook nog dat ik Sontag maar amper kon bijhouden, maar wel onder de indruk was van de dubbele alliteratie (Susan Sontag, ‘Fascinating Fascism’), de stevige zinnen en de absolute overtuiging, de stelligheid, waarmee ze waren neergepend. 

Hier was iemand aan het woord, dacht ik, die precies wist waar ze het over had.

Toen ik een paar maanden later tijdens een rondreis door Californië plaatsnam aan een terrastafeltje op de campus van UC Berkeley, trof ik in de universiteitskrant haar necrologie. De meest invloedrijke intellectueel van de Verenigde Staten was zojuist op 71-jarige leeftijd aan kanker overleden. 

Jaloersmakende stelligheid

De afgelopen vijftien jaar baande ik me langzaam maar zeker een weg door het oeuvre van deze even briljante als (voor mij althans) frustrerende denker. Ik las haar dagboeken, haar toespraken, veel van haar essays. Haar boeklange essays On Photography en Regarding the Pain of Others las ik keer op keer opnieuw – als promovendus in de fotografiegeschiedenis

De voor Sontag zo kenmerkende stelligheid bewonderde ik, en tegelijkertijd vond ik die bloedirritant. Deels door afgunst, vermoed ik: zelf ben ik nooit helemaal overtuigd van wat ik opschrijf, zelden zeker dat ik een onderwerp echt recht doe, en Sontags trefzekerheid is nastrevenswaardig. Aan de andere kant: zijn tegenstrijdigheid, nuance, en onzekerheid niet net zo wáár?

Hoe dan ook, ik bleef, en blijf, Sontag lezen, met interesse en plezier. Deze maand herlas ik haar essay Ziekte als metafoor, uit 1977; de Nederlandse vertaling is onlangs opnieuw uitgegeven

Sontag pleit tegen het gebruik van ziekte als metafoor – van, zeg, het vergelijken van stedelijke uitbreiding of stijgende criminaliteitscijfers met kanker

Sontag pleit hierin tegen het gebruik van ziekte als metafoor – tegen, zeg, het vergelijken van stedelijke uitbreiding of stijgende criminaliteitscijfers met kanker. En ze pleit tegen een al te metaforische interpretatie van ziekte, zoals wanneer kanker wordt opgevat als iets wat ‘ontstaat uit een gebrek aan hartstocht, een ziekte die mensen overvalt die seksueel geremd, onderdrukt en niet spontaan zijn, mensen die geen lucht geven aan hun woede’. 

Zo’n psychologiserende benadering, schrijft Sontag, waarbij een lichamelijke ziekte een metafoor wordt voor geestelijk onvermogen, zadelt patiënten op met een schuldgevoel én zit een echt begrip van ziekte in de weg. Daarom is de ‘meest waarachtige opvatting van ziekte – en tevens de meest gezonde manier van ziek zijn’ er één die zo veel mogelijk ‘gezuiverd is van metaforisch denken’. 

Metaforen begrijpen om je ervan te bevrijden

Geen eenvoudige opdracht, natuurlijk – de mens heeft er een handje van om al wat groots, mysterieus en ongrijpbaar is te temmen door het in metaforen te vangen. Dat is logisch en nuttig maar ook, vaak,

Voor Sontag, schrijft haar biograaf Benjamin Moser in het onlangs verschenen Sontag. Haar leven en werk, waren metaforen, de relatie tussen de dingen en hun symbolen, geen abstracte kwestie, maar Het was zaak, schreef ze in Ziekte als metafoor, om de gangbare metaforen rondom ziekte te doorgronden, zodat je jezelf ervan kon bevrijden. 

Ik herlas Ziekte als metafoor omdat ik bezig was met een poging, in de geest van Sontag, een moderne metafoor beter te begrijpen. Namelijk, die van de ‘epidemie van eenzaamheid’. Als je psychiaters, artsen en overheden mag geloven dan heeft die epidemie een groot deel van de geïndustrialiseerde wereld in haar greep, en dreigen we met z’n allen te vereenzamen. 

Nu is eenzaamheid geen ziekte, en het aandeel eenzame mensen lijkt al jaren stabiel. De vraag is dus waar de epidemie-metafoor precies vandaan komt – waar die voor staat, welk verhaal ermee wordt verteld, en welk verhaal niet. Het resultaat van mijn poging dat alles te doorgronden, Laat me vooral weten wat je ervan denkt.

Tot de volgende,

Lynn.