Rechters en hun medewerkers hebben het veel te druk. Maar dat is niet het ergste: de rechtspraak lijdt eronder
Rechters werken systematisch over. Hun rooster is te vol en houdt te weinig rekening met steeds ingewikkelder zaken. Zij nemen vrije dagen op om het werk te doen dat blijft liggen. Deel 2 van een serie over de rechtspraak. (Dit verhaal is ook te beluisteren.)
Het zaaltje van de politierechter in Haarlem zwaait open. Een jonge vrouw met betraand gezicht komt overstuur naar buiten. De zitting werd haar even te veel. Haar ex is haar blijven stalken nadat de rechter hem een contactverbod had opgelegd. De zitting gaat na een halfuur weer verder. De man, die als ober werkt, is intussen al drie maanden uit haar buurt gebleven. Hij krijgt dertig dagen voorwaardelijk en 120 uur taakstraf.
Het is niet de enige zaak vandaag die uitloopt, zegt Ria Francke, strafrechter sinds 2006. ‘Om allerlei redenen duurt het vaak langer. We krijgen nogal wat mensen met allerhande psychische problemen hier binnenwandelen op de zitting. Ik probeer ze er toch bij te betrekken. We hebben meestal twintig minuten voor een zaak. Daarbinnen krijgen ook slachtoffers vaak het woord. Gisteren hadden we drie Roemenen op de zitting, die waren dat hele eind met de auto komen rijden. Dan raffel ik hun zaak niet even af.’
Dus neemt Francke meer tijd voor een zaak dan ze formeel krijgt, tijd die ze op andere momenten weer moet inhalen.
En daarin is zij bepaald niet de enige. Sterker nog: de huidige rechtspraak is gebouwd op overwerk. 40 procent overwerk is standaard voor rechters. Raadsheren bij gerechtshoven werken 52 procent over. Sinds 2008 is het aandeel overwerk voor raadsheren meer dan verdubbeld. Voor rechters is het gestegen van 11 naar 40 procent. Hun juridische medewerkers werken inmiddels 20 procent over – meer heeft geen zin, zeggen zij, de kasten met ‘voorraad’ blijven toch vol.
Als al het overwerk door juristen in gewone uren werd gedaan dan waren er 594 rechters, 223 raadsheren in gerechtshoven en 208 juridische medewerkers extra nodig.
De afgelopen maanden sprak ik met kantonrechters, rechters, raadsheren en hun juridische medewerkers. Zowel in de Randstad als daarbuiten. Zij maken zich zorgen. Of het gaat om faillissementen, arbeidszaken, strafzaken bij gerechtshoven, links en rechts klinkt de noodkreet over de voortdurend te hoge werkdruk. Te weinig tijd, te veel ruis uit de organisatie, geen invloed op de (meestal te krappe) planning, zoeken naar werkplekken. Een gevoel van watertrappelen met steeds zwaardere bepakking.
De kwaliteit van de rechtspraak in Nederland staat onder druk. Uitspraken die maanden of jaren te laat komen schaden het vertrouwen in de rechtspraak.
De rechtspraak als anarchistische buitendienst
Er was een tijd dat rechters een nobel ambt uitoefenden, vaak als solist, meestal op de studeerkamer thuis. Een bode kwam de stukken omwisselen, nieuwe zaken naar binnen, afgedane zaken mee terug. De rechter ging één of twee keer per week naar het gerecht voor een zitting als alleenzittende rechter of voor overleg en zittingen met meer rechters. De griffier bewaakte het fort.
De gerechtsvergadering met alle rechters was de plaats voor collegiaal overleg. Oudere rechters herinneren zich nog de uitvoerige betogen van een enkele briljante collega-solist over de ontwikkeling van het recht. Besluiten werden er meestal niet genomen. De president van de rechtbank ging af en toe naar het ministerie in Den Haag om zijn begroting te bepleiten. Daarna keerde hij terug en wees vonnis in een kort geding dat de krant haalde.
De president als meewerkend voorman is uit de mode geraakt sinds de opkomst van het Angelsaksische new public management-denken. Op het ministerie van Justitie en in de politiek werd de rechtspraak steeds meer gezien als een anarchistische buitendienst waarvan niemand de kosten beheerste.
De instelling van de Raad voor de rechtspraak in 2002 en de sluiting en samenvoeging van een aantal (kanton)rechtbanken – formeel de ‘herziening van de gerechtelijke kaart’ – in 2013 zijn ijkpunten in de ontwikkeling naar meer centrale sturing. De rechtspraak wordt sindsdien aangesproken op efficiency en afgerekend op het aantal afgedane zaken – dat heet outputfinanciering. Het is in dit verband geen verrassing dat de huidige minister voor Rechtsbescherming, Sander Dekker, geen jurist is maar een bestuurskundige.
Voorlopig benoemt de minister de leden van de Raad voor de rechtspraak. Hij heeft toegezegd daar een stapje terug te willen doen om Poolse toestanden te vermijden. Rechtbanken worden op hun beurt bestuurd door rechters en niet-rechters die in de praktijk worden aangewezen door de Raad voor de rechtspraak. Dezelfde Raad die met de minister onderhandelt over geld en te behalen resultaten.
‘De Raad zorgt dat rechters hun werk goed kunnen doen en komt op voor de belangen van de rechtspraak in de politiek’, staat op de website van de Raad voor de rechtspraak.
Dat wordt, kort gezegd, anders beleefd door veel rechters.
Overwerkfactor 1: Zaken zijn ingewikkelder geworden
Rechters zouden het eigenlijk makkelijker moeten hebben. Onze dataredactie keek naar alle afgehandelde rechtszaken in Nederland sinds 2006 en naar de ontwikkeling van het personeelsbestand van de rechtspraak. Je ziet: het aantal mensen is ongeveer gelijk gebleven terwijl het aantal zaken dat de rechtspraak te behandelen krijgt afneemt. De begroting kan dus omlaag, zou je zeggen. De praktijk leert anders.
Die daling van het aantal zaken is ten dele het gevolg van beleid gericht op het afdoen van zo veel mogelijk zaken buiten de rechter om, verhoging van de griffierechten en ander ontmoedigingsbeleid. Daarover in een volgend stuk meer.
De samenleving en het Europees recht hebben ook steeds meer – terechte – eisen gesteld aan de manier waarop rechtszaken verlopen.
Daar merken rechters in hun dagelijkse praktijk alles van. Zij moeten hun vonnissen beter motiveren. En de samenleving eist met steeds meer mensen een plek op de zitting: slachtoffers, raadgevers, deskundigen. In strafzaken spelen webcambeelden, digitale sporen en vormen van cybermisdaad een steeds grotere rol.
De sector van de rechtspraak waar de werkdruk misschien wel het meest opvalt is die van de jeugd- en familierechtspraak. Marike Meeuwisse doet als rechter dat soort zaken bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda.
‘Ondertoezichtstellingen, uithuisplaatsingen, er wordt standaard 30 à 35 minuten voor ingepland op de zittingen. Maar de zaken worden steeds ingewikkelder. Er is vaker een advocaat en meer dan voorheen spelen er psychische problemen. 35 minuten is veel te weinig. Je hebt al snel één uur nodig. Dus je loopt iedere keer uit en mensen zitten te wachten op de gang. Zo loopt de werkdruk op. Ik neem mijn tijd tijdens de zittingen, maar dat compenseer je door over te werken in je vrije tijd. We nemen vrije dagen op om lucht te creëren in ons rooster, om vervolgens in die vrije dagen thuis toch door te werken.’
'We nemen allemaal vrije dagen op om lucht te creëren om thuis door te werken’
‘De druk op jeugd- en familierechters is zo groot dat er een hoog ziekteverzuim is, met langdurige burn-outs. Andere rechters moeten die zaken dan weer overnemen. In het familie- en jeugdrecht kunnen we niet zeggen: stel maar uit. Er zijn vaste termijnen. Bij straf- en familierecht gaat het erg over het menselijke, dat nemen wij op onze schouders. Bij onze afdeling naderen we het punt dat het niet langer gaat. Ik hoop dat er niet iets verschrikkelijks gebeurt door die chronische overbelasting.’
Ook strafrechter Ria Francke merkt dat zaken ingewikkelder zijn geworden: ‘Door bezuinigingen bij de reclassering komen meer onuitgezochte problemen bij ons op de zitting. “Verwarde mensen” worden vaker in een huurwoning gezet. Dat is best griezelig. Het forensisch team staat dan op afstand. Die zaken krijgen wij weer terug als het misgaat. Op die zittingen zie je dan allerlei hulpverleners die mij aankijken voor een oplossing.’
Francke en haar collega-strafrechter Judith van den Bos bij de rechtbank Noord-Holland stellen vast dat zij al jaren dezelfde voorbereidingstijd krijgen, terwijl de zaken lastiger zijn geworden. Er zijn meer mensen met veelsoortige problemen op de zittingen. Ernstiger zaken komen voor Meervoudige Kamers (drie rechters). Dan treden gespecialiseerde advocaten op.
Van den Bos: ‘Dat zijn soms zeer emotionele zittingen. Daar komt bij dat slachtoffers in de loop van de laatste zestien jaar dat ik dit werk doe een grotere rol zijn gaan spelen. Zij hopen op empathie. Als strafrechter moet ik neutraliteit uitstralen.’
Francke: ‘Er wordt onvoldoende erkend dat strafzaken verharden. Er zitten grote advocaten op die de halve dag op tv zijn. Dat legt ook veel druk op ons. Onze indruk is dat er te weinig zittingsruimte is om grote zaken tijdig af te doen. We kunnen dat aankaarten maar er gebeurt niet veel mee.’
Judith van den Bos: ‘Dan krijg je een mail terug met managerstaal.’
Francke: ‘De president zegt dat je dit in het “mega-overleg” moet brengen via je teamleider.’
Judith van den Bos: ‘Of de controller zegt: jullie hebben op papier genoeg capaciteit, hier zijn de grafieken, de cijfers, jullie hebben 0,5 fte te veel zelfs. Toch kunnen we niet twee megazaken tegelijk doen. En dan stopt de discussie.’
Dat is de werkelijkheid die ik bij veel rechters beluister. Die realiteit wil zich maar niet voegen naar de bedrijfsmatige afspraken die de Raad voor de rechtspraak maakt met de politiek.
Overwerkfactor 2: Outputfinanciering & bezuinigingen
Want net als zorgverzekeraars met zorgverleners afspreken hoeveel heupen zij dit jaar vervangen, maakt de Raad voor de rechtspraak met Justitie afspraken over het aantal faillissementen, echtscheidingen en winkeldiefstallen dat de rechtspraak zal behandelen. En wat dat kosten mag.
Zo komen rechtbanken aan de rode cijfers die hun jaarverslagen beteuterd vermelden. Minder maar lastiger zaken gedaan dus minder vergoed. Dat is de papieren werkelijkheid. De prikkel om efficiënt te werken binnen de gefinancierde tijd houdt weinig verband met de rechterlijke werkelijkheid, vertellen rechters. Twee voorbeelden uit verschillende soorten recht.
In 2000 stapte jeugdrechter Marike Meeuwisse van de advocatuur over naar de rechtspraak. Ze zag gebeuren dat alles zich ontwikkelde naar het gebruik van cijfers. ‘Het management spreekt over “producten” en “klanten”. Die begrippen zijn niet van toepassing op de rechtspraak. Mijn werk heeft niks te maken met winst of verlies.’
Zij en haar collega’s kunnen in de praktijk niet zoveel met het systeem van vergoedingen: ‘Voor veel jeugdzaken is het beter om ze zes maanden aan te houden en de vinger aan de pols te houden, maar dat is natuurlijk niet gunstig voor de output van de rechtbank. Daarnaast zijn er veel problemen in de jeugdzorg, waardoor de wachttijden oplopen. Dat betekent meer uitzoeken en overleggen op de zittingen. Outputfinanciering is dan een kwalijke prikkel.’
Patrick Hödl, raadsheer strafrecht in het Hof Den Bosch: ‘Bij strafrecht wordt gestuurd op targets, op aantallen zaken. Per Hof zijn er productieafspraken gemaakt met het OM. Wij raadsheren en griffiers willen die afspraken nakomen, maar komen steeds tekort. Wij zijn met te weinig mensen en wij krijgen per zitting te weinig voorbereidingstijd. Verder zijn er steeds moeilijker zaken. Naar de inhoud van die zaken wordt bij de planning te weinig gekeken. Gevolg is veel overwerk. Al met al duurt het te lang voor een zaak in hoger beroep wordt behandeld en afgedaan. Dat is een maatschappelijk probleem waar ik echt mee zit.’
Ook Katja Mans, voormalig rechter in onder meer arbeids- en huurzaken nu raadsheer in het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, wordt niet tot betere rechtspraak aangezet door het systeem van geprogrammeerd stukloon. De rechtspraak kan zeker beter, is haar mening, maar niet zo.
‘Repareren in Nederland is vaak sleutelen aan de financiering. We moeten af van outputfinanciering. Kwaliteit krijg je vooral door professionele standaarden te definiëren en door te voeren. Vijf jaar geleden heeft de Raad voor de rechtspraak erkend dat er te veel op financiën is gestuurd en te weinig op professionele standaarden. Daar wordt aan gewerkt maar moet nog veel meer mee gebeuren. Die standaarden kun je in een nieuw financieringssysteem opnemen.’
Het is een kwestie van democratische hygiëne of je rechtspraak goed op orde is
In 2016 kwam SP-Kamerlid Michiel van Nispen met een initiatiefwet om de Raad voor de rechtspraak een eigen begroting te geven, los van die van het ministerie van Justitie. Daarmee wilde hij de onafhankelijkheid van de rechtspraak gestalte geven. Net als die van de Raad van State, de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman, alle zogenaamde Hoge Colleges van Staat. Het voorstel is in 2018 met een tweederdemeerderheid verworpen, met onder andere de stemmen van VVD, PVV, CDA en D66 tegen.
Los van de outputfinanciering heeft de rechtspraak een aantal jaren mee moeten delen in de bezuinigingsrondes die het ministerie van Justitie kreeg opgelegd.
Hans Hofhuis, oud-president van de rechtbank Den Haag, zegt daarover: ‘De kaasschaafmethode van bezuinigen is niet goed toepasbaar op rechters. Het Openbaar Ministerie kan bepaalde zaken niet vervolgen. De advocaat kan bepaalde zaken niet meer doen. Maar de rechtbank moet full service alles blijven behandelen wat wordt aangeboden. Ik ben niet tegen het principe van outputfinanciering. Voorwaarde is wel dat de bekostiging van de afdoeningen is gebaseerd op reële gemiddelde behandeltijden bij een kwalitatief goede afdoening. Daarin past een rijksbrede bezuiniging niet. Dan komt de rechter in de knel.’
Raadsheer Mans: ‘Iedereen moet soms bezuinigen, maar als de rechtspraak faalt houdt de rechtsstaat wel op te bestaan. Iedereen heeft ons nodig. Wij zitten in de basisvoorwaarden. Het is een kwestie van democratische hygiëne of je rechtspraak goed op orde is.’
Overwerkfactor 3: Digitalisering kostte miljoenen en is nog niet echt gelukt
Organisatie- en adviesbureaus hebben die bedrijfsmatig gewenste werkelijkheid voor de rechtspraak jaar in jaar uit onderbouwd. Zij hebben wonderen voorspeld, bijvoorbeeld van het grote digitaliseringsproject KEI dat de hele gerechtelijke procedure zou versnellen met wel 40 procent. Het idee van het ‘project Kwaliteit en Innovatie’ was digitalisering én modernisering van de rechtspraak.
Daar is weinig van terechtgekomen. Na ruim 200 miljoen en slechts zeer beperkt resultaat heeft de minister de stekker uit het project getrokken. En de rechter, zij ploegde voort met een mix van papieren en (semi-)digitale dossiers. Jeugdrechter Marike Meeuwisse: ‘Met KEI is zo veel geld weggespoeld. We kunnen nog steeds niet digitaal werken. Voor spoedzittingen krijgen we alles per fax toegestuurd. Veilig mailen kan alleen binnen Justitie en met de Raad voor de Kinderbescherming.’
Alexander Schild, strafrechter in Breda: ‘De rechtbank in Breda heeft een nieuw gebouw gekregen dat gemaakt is om papierloos te werken. Dat kan niet. Er is veel papier. De politie stuurt een uitgeprint proces-verbaal naar het OM, dat vervolgens een scan van dat proces-verbaal met het dossier naar de rechtbank stuurt. Het is met de ICT in het strafrecht behelpen. De politierechter werkt digitaal, de meervoudige kamer nog op papier. Er valt op dit punt nog veel winst te boeken.’
De mislukking van het KEI-project had grote gevolgen voor de rechtspraak: meer dan 200 miljoen euro ging in rook op. De gewone begroting van de rechtspraak moest dat bedrag zien op te brengen, wat direct ten koste ging van de normale rechtspraak. In de begroting voor 2020 verzacht de regering die pijn enigszins, maar de schade blijft groot.
Afgezien van de demoralisatie en de verloren vergadertijd, was de verwachte besparing op vooral administratief personeel al ingeboekt. Zoals raadsheer Hödl uit Den Bosch zegt: ‘Voordat werd vastgesteld dat KEI was mislukt, was een deel van de administratie al weggestuurd, vooruitlopend op de te verwachten bezuinigingen. Nu hebben we veel stagiaires en mensen met korte contracten. Advocaten zijn vernietigend over het telefonisch contact met de gerechten.’
Meeuwisse: ‘Sinds KEI zijn er overal veel mensen op de administratie weg. Hier in Breda hebben we dat redelijk ingehaald, maar bij het Openbaar Ministerie is nog een groot verloop. De griffie krijgt intussen te maken met emotionele mensen die hen confronteren met de gevolgen van een uitspraak. Ik zat laatst naast een griffiemedewerker die veel tijd kwijt is aan het voorkomen dat mensen van het dak springen.’
Ik zat laatst naast een griffiemedewerker die veel tijd kwijt is aan het voorkomen dat mensen van het dak springen
Volgens voormalig vice-president van de Raad van State Herman Tjeenk Willink legde de gang van zaken rond het KEI-project een dieper probleem binnen de huidige organisatie van de rechtspraak bloot. Het was een product van de ‘verbestuurlijking’ van de rechterlijke macht die oplossingen zocht voor zwak gedefinieerde problemen die niet voortkwamen uit een helder begrip van wat de rechter moet zijn in deze tijd.
In de begroting voor 2020 heeft minister Dekker (Rechtsbescherming) extra geld opgenomen voor de rechtspraak. De Raad voor de rechtspraak heeft moeten beloven dat de tekorten worden ingelopen; die worden eenmalig deels kwijtgescholden. De mislukking van KEI is niet wezenlijk geanalyseerd, maar de automatisering gaat door. Het bestaande bestuursmodel wordt hoogstens aangedraaid: de Raad hoopt meer greep op de rechtbanken te krijgen en met rechters te kunnen schuiven om achterstanden in te lopen.
Rechters trekken aan de bel, het ministerie verbouwt vrolijk verder
De alarmsignalen van rechters komen niet uit de lucht vallen. In 2012 werd voor het eerst landelijk aan de bel getrokken door een groepje raadsheren in het gerechtshof in Friesland. Hun Leeuwarder Manifest werd binnen een paar dagen door meer dan vijfhonderd rechters in het hele land ondertekend. Zij onderschreven dat niet de kwaliteit maar de kwantiteit van hun werk het oordeel over hun functioneren bepaalde. Veel zaken kregen daardoor niet de aandacht die ze verdienen. Voor de ondertekenaars was een grens overschreden.
Minister Opstelten zag het manifest destijds niet als een bron van grote zorg, maar eerder als ‘een uitdaging’ het gesprek met de rechters aan te gaan. De noodkreet leidde niet tot de gewenste vermindering van de werkdruk of sturing op kwaliteit. Integendeel, een jaar na het Leeuwarder Manifest werkte de minister verder aan het plan van zijn voorganger Hirsch Ballin om te komen tot minder rechtbanken. Een nieuw begin dat zorgde voor veel verhuizingen, nieuwbouw, nieuwe leidinggevenden en dus meer onrust: de herziening van de gerechtelijke kaart.
Het aantal rechtbanken in Nederland werd op 1 januari 2013 teruggebracht van negentien naar elf en het aantal gerechtshoven van vijf naar vier. Wie in A een onoplosbaar probleem met zijn buurman had, moest voortaan naar B om z’n recht te halen. Wie in X de wet overtrad, moest naar de rechtbank in Y om zijn vonnis te horen.
Minder rechtbanken zou zorgen voor efficiëntere rechtspraak. Gehoopt was dat in grotere, professioneler bestuurde rechtbanken de kwaliteit van de rechtspraak zou toenemen.
Vijf jaar na de invoering blijkt de herziening van de gerechtelijke kaart nog nauwelijks het gestelde doel te hebben bereikt.
De nood op de werkvloer blijft onverminderd hoog, stelde een enquête vast die een groep rechters met de groepsnaam Tegenlicht in 2015 onder collega’s verspreidde. Eén op de drie rechters deed mee. Zij toonden hun zorgen over het doorgeslagen efficiency-streven, de standaardisatie en de schaalvergroting.
In het najaar van 2018 voegden de Tegenlichtrechters, afkomstig uit het hele land, hier een ‘concrete en constructieve’ toekomstvisie voor de rechtspraak aan toe. Zij wilden aangeven hoe de professionals in de rechtspraak weer de toon moesten bepalen. De financiering zou moeten gebeuren op grond van ‘professionele standaarden’ die omschrijven wat goede rechtspraak is. De ‘rechterlijke werkvloer’ zou weer invloed moeten hebben bij de benoeming van de gerechtsbestuurders en op dat bestuur.
Ria Francke, strafrechter in de rechtbank Noord-Holland constateert: ‘Wat geld kost volgens die professionele standaarden is over het algemeen niet gebeurd. We krijgen nu gelukkig wel een “pineutrechter”, een vaste invaller die niet is ingeroosterd. Wat geld bespaarde is sneller ingevoerd: vroeger werd de zitting van de politierechter door een secretaris voorbereid. Dan kon je op de zitting meer zaken doen. Die ondersteuning is inmiddels gehalveerd. Wij zitten nu een deel van het werk van griffiers te doen, al zijn wij duurder.’
Wij zitten nu een deel van het werk van griffiers te doen, al zijn wij duurder
Patrick Hödl ziet de gevolgen van de steeds verder opgevoerde druk. ‘Sinds de herziening van de gerechtelijke kaart in 2013 is het professionele gesprek weg. Sinds toen is in volle vaart gestuurd op efficiency. Eerst naar je eigen productiviteit kijken. Met dertig raadsheren strafrecht hier doen we wel af en toe intervisie, dat is goed, maar dat leidt niet tot echt debat en onderlinge kritiek. We willen snel en efficiënt opleidingspunten halen. Voor reflectie, het ontwikkelen van soft skills, moet je zelf zorgen. Jurisprudentie bijhouden doe je in je eigen tijd.’
In september 2019 lanceerde de NVvR, de vakvereniging van rechters, een frontale aanval op ‘de top down’-benadering van de Raad voor de rechtspraak. De vereniging had kritiek op uitgelekt nieuws dat de Raad voor de rechtspraak meer macht krijgt over de gerechten, en zo nodig rechters van één standplaats kan aanwijzen om achterstanden bij een andere locatie weg te helpen werken.
Katja Mans, raadsheer in Arnhem: ‘De rechtspraak was relatief klein en zelfstandig. Die loste de eigen problemen meestal op. Nu met de Raad voor de rechtspraak heb je landelijk bestuur gekregen, integraal management, bestuur op afstand. Het mislukken van het KEI-project is een direct gevolg van het onvoldoende erbij betrekken van de werkvloer, bij zowel het beschrijven van het probleem als het zoeken naar de oplossing. Bij de nieuwe initiatieven voor digitalisering wordt inmiddels vanuit meer overzichtelijke ambities en met meer oog voor de alledaagse praktijk gewerkt. Dat duurt langer maar levert meer op.’
Kippen in een legbatterij
De kans dat de centralisatie wordt teruggedraaid is klein. Bij zijn aantreden als president van de rechtbank Amsterdam zei Henk Naves: ‘Ik denk dat aan de schaalvergroting nog geen einde is gekomen. Over tientallen jaren zijn in dit kleine land misschien nog maar vier gerechten.’ In zijn huidige functie als voorzitter van de Raad voor de rechtspraak herhaalt Naves die uitspraak niet meer hardop, maar veel rechters zijn hem niet vergeten.
Alexander Schild, de strafrechter in Breda, ziet de voordelen van minder, maar grotere rechtbanken: meer mogelijkheden tot specialisatie, van elkaar leren en voor elkaar invallen als het nodig is. Aan de andere kant is het goed om zo veel mogelijk lokaal te doen wat lokaal kan, zoals kantonzittingen. Hij ziet ook de problemen van alledag, waar moeilijk greep op te krijgen is.
'Het streven naar meer efficiency is prima, maar het gevaar van ‘spreadsheet-management’ ligt op de loer'
‘Die manifesten komen voort uit stress die niet wordt gezien. Velen voelen zich in de rechtspraak als een kip in een legbatterij. De rechtspraak heeft een afslag naar bedrijfscultuur genomen. Op zich is het streven naar meer efficiency prima. Eén landelijk ICT-systeem is goed, maar het gevaar van ‘spreadsheetmanagement’ ligt op de loer. Rechters voelen zich dan niet voldoende begrepen in hun dagelijkse zorgen. Werken in kleinere teams lijkt het beste. Aangestuurd door een rechter die ook zelf zaken behandelt. Een rechter die aan een groot team leiding moet geven, zal daar geen tijd voor hebben. Naarmate het individuele contact afneemt tussen rechters en het management, kan het gevoel ontstaan dat vooral op cijfers wordt gestuurd. Hoewel dat misschien helemaal niet terecht is.’
En over het werk van alledag: ‘ Wij hebben geen vaste werkplek. Dat vind ik op zich geen probleem. Maar veel werkplekken zijn in een open ruimte. Ons werk vraagt erom dat we ons kunnen concentreren. Dit moderne en mooie pand in Breda zit vol met zitjes en vergaderplekken. Op drukke dagen is er geen garantie op een concentratieplek. Dus dan werk ik ook weleens thuis.’
Maar Schild weet voor wie hij het doet: ‘‘De rechter heeft veel te maken met mensen uit lagere sociale klassen, met schuldenproblemen. Dat is vaak niet de weerbare burger die Justitie en Veiligheid op het oog heeft bij het maken van wetten. Veel mensen die zichzelf even niet in de hand hebben, krijgen premieachterstanden, boetes, kopen op afbetaling. We leven in een samenleving vol regels die hoge eisen stelt aan zelfredzaamheid. Mensen die daarmee moeite hebben komen veel meer in aanraking met de rechter dan mensen die zichzelf wel kunnen redden.’
Schuren met Het Systeem
Intussen is me glashelder geworden dat rechters doen wat zij nodig vinden om een zaak zo goed mogelijk te behandelen. Ook als dat niet kan binnen het hun toegemeten aantal minuten of uren. Zij behandelen zaken niet met meer dan één rechter omdat de kassa moet rinkelen. En dus wringt hun taakgerichtheid met Het Systeem.
Rechters hebben het druk, en zij worden te weinig gehoord door degenen die zich hebben gemeld als hun managers. Dat zeggen docenten van basis- tot universitair onderwijs ook. Net als verpleegkundigen, artsen en andere professionele zorgverleners.
Wie ben ik nog vergeten? Boeren en bouwers? Dat is een ander geval. Dat zijn ondernemers, die vrezen voor hun gevestigde recht op vervuiling in een veranderende wereld.
Meestal ongenoemd in dit verhaal van gerechtelijke overbelasting zijn de juridische medewerkers die het werk van rechtbanken mogelijk maken. Het zijn er globaal vier keer zo veel als er rechters en raadsheren zijn. Waren zij vroeger vooral griffiers die de gang van zaken stroomlijnden, tegenwoordig laten overvraagde rechters het schrijven van vonnissen bij veel rechtbanken waar mogelijk aan hen over.
Het zal niet verbazen dat ook zij zich in hun beroepseer miskend voelen, en ook nog eens stevig onderbetaald. Ook hun functie is in de loop van de jaren steeds zwaarder geworden. De gerechtsjuristen hebben bij verschillende rechtbankbesturen brandbrieven overhandigd nadat een bezoek aan de Raad voor de rechtspraak werd teruggekaatst naar de gerechtsbesturen. Het kastje en de muur. De juridische medewerkers overwegen een tractor te huren.
Rechtspraak is geen UWV
De rechtspraak is een levend organisme, met sterke en zwakkere onderdelen, gevormd door mensen met en zonder kinderen, forensen en fietsers. Eigenlijk gewone hardwerkende Nederlanders. Volgens sommige rechters is de beroepsgroep te weinig geneigd in de spiegel te kijken. Ik heb er veel ontmoet die dat individueel en collectief wel degelijk deden. Zij wijzen alleen op de essentie van het vak, die door toverwoorden als ‘producten’ en ‘innovatie’ niet opeens wordt weggespoeld.
Hans Hofhuis, oud-president van de rechtbank Den Haag, vat een gesprek over de situatie kort samen: ‘Het ergste is dat rechters onvoldoende tijd hebben voor goede rechtspraak. Ik zie als een teken aan de wand het voorbeeld van rechter Roosmale Nepveu, een als ervaren en goed bekendstaande rechter uit Den Bosch die er de brui aan heeft gegeven. Hij heeft de hoop opgegeven dat het nog goed komt met de Nederlandse rechtspraak.’
Aan die conclusie ben ik nog niet toe. Maar er is wel wat aan de hand.
Overbelaste en bezorgde mensen die samen onze rechtspraak vormen, dat is geen gewoon bestuurlijk probleem. Alsof de Sociale Verzekeringsbank, de Belastingdienst of het UWV niet goed functioneren. Dat haperend functioneren heeft wel vergelijkbare oorzaken als bij de rechterlijke macht. Maar dit is toch een slag ernstiger.
De rechterlijke macht is de derde staatsmacht in Montesquieus trias politica. Hoewel de Nederlandse Grondwet erover zwijgt, wordt algemeen aangenomen dat de scheiding van de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende machten als een rode draad door ons staatsbestel loopt.
De politieke klasse in Nederland heeft de gemakzuchtige gewoonte dat te ontkennen of af te doen als een herinnering uit de oude doos. Men verwart het primaat van de politiek met democratie. En democratie met het laatste woord opeisen. In onze parlementaire democratie heeft niemand het laatste woord.
Daarom deze serie. Daarom in de volgende aflevering aandacht voor de beperking van de toegankelijkheid van de rechter. Hardnekkig en bewust.
Met dank aan dataredacteur Reinier Tromp, die alle gegevens voor de grafieken in dit verhaal heeft opgevraagd, geanalyseerd en verwerkt.
Meer lezen?
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!