Dit is reclame voor een cruise

Arjen van Veelen
Correspondent Natuur
Foto: Arjen van Veelen

Ik dacht dat op een cruise gaan het ultieme escapisme was. Maar ook op zo’n schip kun je niet ontsnappen aan schuld en verdoemenis – al helemaal niet als je er niets voor betaalt.

Wat nu volgt is reclame voor een cruise. Ik kan wel net doen alsof dit een reportage is ofzo. Of zelfs een literair essay. Maar sorry, het blijft gewoon een reclame. Om precies te zijn: reclame voor een cruise met de MSC Grandiosa, het 331 meter lang luxeschip waarop ik me nu bevind.

Ik zit in de vrijwel lege Masters of the Sea Bar. Ik eet nacho’s en drink Guinness. Ik zei toch: reclame.

Ik heb geen cent voor deze reis betaald. Dat doet de rederij, MSC Cruises. Wiens brood men eet, diens woord men spreekt, zo is het toch? Dat geldt ook voor nacho’s. Ik zal zometeen heus wat kritische noten kraken, maar trap er niet in. There is no such thing as bad publicity, zei een wijsgeer ooit.

Dit is spam. Aanvaard mijn welgemeende excuses.

Want ik weet dat jullie, Correspondentleden, een grondige hekel aan reclame hebben. Sterker, jullie tasten diep in de buidel om juist géén reclame te hoeven zien. Laat staan voor cruisereizen! De meest vervuilende reizen die er bestaan. Huftervakanties. Dus ik voel me er mooi klote over. Rechtbreien heeft geen zin; ik kan hooguit opbiechten hoe het zover gekomen is.

‘You want another Guinness, sir? More nachos?’

Cruises zijn het ultieme escapisme, dacht ik eerst

Het kwam zo. Een poosje geleden beschreef ik een Ik verbaasde me erover dat cruisen alsmaar populairder wordt. Mensen maken zich tegenwoordig druk om het klimaat en cruisen is toch juist zwaar vervuilend? Mijn theorietje was: cruisen is populair, juist omdat je tegenwoordig alsmaar hoort dat de wereld vergaat. Doemverhalen zorgen voor een groeiende behoefte aan escapisme. En escapisme, precies dat biedt die onschuldige bubbel van een cruiseschip.

Best goeie theorie, vond ik zelf.

Maar: ik was zelf nooit aan boord van zo’n schip geweest. Laat staan dat ik had meegevaren. Ik stond in feite een beetje vanaf de wal te filosoferen. Wilde ik echt weten hoe het zat, moest ik een keer mee. En stiekem leek me dat ook gewoon heel leuk.

Dus hield ik wekenlang de verschillende cruisewebsites in de gaten op zoek naar een buitenkansje voor een arme schrijver – nou ja, arm ben ik helemaal niet en cruisereizen zijn tegenwoordig belachelijk goedkoop, zo boek je al een zevendaagse luxecruise bij MSC voor 400 euro per persoon (ik zei toch, reclame!). Nee, ik zocht eigenlijk vooral een kórt reisje, liefst vanuit Rotterdam, want een week weg van huis op zo’n – maar wacht, ik zit me gewoon in te dekken voor wat nu komt.

Op een van die sites kwam ik een persbericht tegen over een nieuw cruiseschip, de MSC Grandiosa, ‘een van de meest milieuvriendelijke

Dit schip bleek onderweg vanuit de scheepswerf in St. Nazaire naar Hamburg, waar het gedoopt zou worden door de Italiaanse actrice Sophia Loren. Onderweg in Rotterdam zou er een persconferentie zijn. En reisagenten, journalisten, vloggers, kortom, alle ‘partners’ konden daar inschepen om het groene wonder zelf te aanschouwen.

Twee nachten aan boord. Kosteloos.

Bingo, dacht ik. Dit is mijn kans. Dus ik mailde gauw de rederij. ‘Cruiseschepen hebben mijn grote belangstelling’, schreef ik. Is ook echt zo: cruiseschepen zie ik als handige samenvattingen van alle belangrijke thema’s van deze tijd, zoals klimaat, ongelijkheid, globalisering en ook nachochips.

‘Graag zou ik dit nieuwe schip zelf ervaren’, schreef ik dus. En ik benadrukte dat ‘mijn lezers’ geïnteresseerd waren in thema’s als ‘klimaat’. (Sorry als ik jullie woorden in de mond heb gelegd.)

Nu ik ’m teruglees, walg ik wel een beetje van Er was geen woord van gelogen, dat niet, maar mijn mail bevatte maar de halve waarheid. Ik leek wel een reclameschrijver, zorgvuldig navigerend tussen een juridisch waterdichte en toch geniepig sturende tekst. Ik vertelde bijvoorbeeld niet over mijn theorietje over cruiseschepen als ontsnapping aan schuld en boete. En misschien was zelfs dat hele klimaatverhaal maar een voorwendsel om aan boord te komen. Ja, nu ik het teruglees: eigenlijk bedelde ik gewoon om een snoepreisje.

Nou, met succes. Het communicatiebureau hing meteen aan de telefoon. Ik kon mee, op de valreep. Een paar dagen later stapte ik op de tram naar de cruiseterminal in Rotterdam Zuid. Vanaf de Erasmusbrug zag ik de joekel al liggen: een hagelwit flatgebouw met op het dak een snotgroene glijbaan, ‘als een wild kronkelend zeemonster’, noteerde ik tevreden in mijn telefoon.

Niks essayist, ik was gewoon een influencer

Ja, ik had er echt zin in. Vlak voor vertrek had een buurman me een boek meegegeven van de grote Amerikaanse schrijver David Foster Wallace (1962 - 2008). Deze Foster Wallace voer eens zeven dagen mee op een Caraïbische cruise. Dat resulteerde in een essay van 165 pagina’s inclusief 137 voetnoten, de cruiseklassieker A supposedly fun thing I’ll never do again, in het Nederlands vertaald als: Superleuk, maar voortaan zonder mij.

Als een amulet zat dat essay in mijn tas, samen met een net jasje voor het diner dat die avond zou plaatsvinden met duizenden reisagenten, journalisten, bloggers – kortom de ‘partners’ (dresscode: cocktail/business attire). Wie weet wat dit tweedaagse reisje brengen zou: wellicht een nog veel beter essay dan van die hele meneer David Foster Wallace.

Na de security check, vlak voor de treeplank, werd ik op m’n plek gezet. Een pr-knechtje gaf me een kartonnen flyer met de ‘social media richtlijnen’.

‘We willen zorgen dat we trending topic worden’, zei de jongen.

Dit waren de officiële hashtags die ik werd geacht te gebruiken: 

Schip hashtag: #MSCGrandiosa

Brand hashtag: #MSCCruises

Campaign hashtag: #GreatnessAtSea

Er waren zelfs speciale hashtags voor bijvoorbeeld de luxe spa aan boord (namelijk #MSCAureaSpa). Onderaan de kaart stond:

‘Waarschuwing: Tag NOOIT een onofficieel profiel van MSC Cruises in je bericht of foto.’

Vooral dat kapitale NOOIT was een tikje intimiderend: zouden ze me kielhalen als ik het wel deed? Ik moest ook denken aan de Twitter-muiterij laatst: boze passagiers van verschillende cruiseschepen die online hun enzovoorts. Waaronder het heerlijke verhaal van Britse cruisepassagiers die een mystery voyage geboekt hadden en tot hun verbijstering werden afgezet in het afgrijselijke

Dus ik begreep de zorgvuldig geboetseerde hashtags wel een beetje. Deze cruise leek me verder ook geen Maar toen ik die flyer in mijn kontzak stak en inscheepte, wist ik maar al te goed dat ik vanaf nu medeplichtig was aan een pr-evenement.

Ik wist maar al te goed dat ik vanaf nu medeplichtig was aan een pr-evenement

Ik hóefde niks te schrijven over de reis, zelfs niks te tweeten. Om met Trump te spreken: er was geen quid pro quo. Maar ik besefte donders goed dat ik louter door mijn aanwezigheid het lanceringsfeestje van dit nieuwe cruiseschip luister bijzette. Ik had mijn ziel verkocht voor snoep. De grote Wallace had tenminste zelf voor z’n reisje betaald (of nou ja,

Niks essayist, ik was gewoon een influencer.

Een mediterrane koopgoot

Eenmaal aan boord waren die grauwe gedachten op slag weg. Het schip bleek te zijn gebouwd rondom een blinkend winkelcentrum, een soort mediterrane koopgoot waar je chocola kon kopen en iPhones, en met terrasjes en sushi-restaurants en champagnebars en trappen van Swarovski-kristal. Maar echt verbluffend was de namaakhemel: een ledscherm van bijna honderd meter lang dat afwisselende beelden vertoonde, soms een strakblauwe lucht, soms renaissanceschilderijen. En soms ook een ‘social wall’ met gemodereerde tweets van opvarenden (officiële hashtag: #LiveFromMSC).

Ik ging er bijna van livetweeten, zo mooi en licht was dit scherm, echt een oogverblindend #hemelgewelf. Knap staaltje desoriënterend droomdesign, beetje zoals in casino’s of Bijenkorven. Je vergat opslag dat het buiten grijs weer was, je vergat de tijd, je vergat vooral heel Rotterdam.

De persconferentie voltrok zich in een klein zaaltje. Ongeveer 75 verslaggevers waren erop afgekomen. Veel uit de reisbranche, maar ook serieuze kranten. Sommigen hadden die ochtend ook meegevaren met een gratis tripje op uitnodiging van het Rotterdamse Havenbedrijf, dat dolblij was met al die lucratieve cruiseschepen.

Het schip was héél schoon, leerden we. Zo schoon, dat het zelfs in Alaska mocht rondcruisen.

En: een cruisevaart met het gezin was beter voor de planeet dan een vliegvakantie naar Mallorca.

Het leek wel een zeilschip dit. Maar deze boot voer gewoon nog op olie.

We leerden over ZOE, ‘’s werelds eerste virtuele persoonlijke cruise-assistent’. Een soort robotje op elke hut, boordevol kunstmatige intelligentie. Je hoefde maar ‘OK Zoe’ te zeggen en het apparaatje deed alles voor je, zoals de tv aanzetten.

En het ging over ‘cruisepenetratie’: het marktaandeel van luxe cruisevakanties. Die protestantse, egalitaire Nederlanders lieten zich niet zomaar penetreren (daarom zaten we hier).

Een enkele held stelde kritische vragen, maar na afloop van de persconferentie klonk er ook applaus. En al gauw kon je op Instagram 13.419 posts met #MSCGrandiosa zien. En zelfs de spa kreeg nog 821 vermeldingen. In de dagen die volgen stonden er verslagen in verschillende dagbladen.

Nu ja, achteraf is het makkelijk kritisch doen. Maar zelf had ik ook braaf aantekeningen zitten maken op m’n mobieltje.

Please be aware this is one of the most environmental friendly ships

Journey towards zero emission

We are not there yet

Er is nog zoveel ruimte om te groeien

Alaska

Ja, dames en heren het werkt geweldig! Ik zei: put on the tv en de tv ging aan.

’s Werelds eerste virtuele persoonlijke cruise-assistent

Enzovoorts.

Ik had kunnen vragen waar vandaan kwam, maar dat deed ik niet. Dus nu moet ik voor eeuwig zwijgen.

Tot overmaat van ramp wreef een aardige collega van een kwaliteitskrant me nog in dat zijn krant het niet toestond om snoepreisjes te accepteren. Zelf had hij de reis ook aangeboden gekregen, maar hij ging zometeen van boord – net als de meeste andere serieuze journalisten.

Ik had toen kunnen ontschepen, met intacte ziel. Maar ik bleef. Samen met duizenden andere reisagenten, vloggers, journalisten, influencers – kortom, met alle enthousiaste verkopers van deze cruisereis. En al die duizenden verdorven zielen gingen die avond samen aan tafel voor een superdeluxe galadiner. 

Een cake in de vorm van een cruiseschip

Mijn galgenmaal als schrijver kortom. Ik zat aan tafel met een reisjournalist, een advertentieverkoper voor een reisblad, de hoofdredacteur van een zeilblad en een blogger. De hoofdredacteur was ook Correspondentlezer, hij vroeg of ik al een idee had wat voor verhaal ik ging maken; ik geloof dat ik wat mompelde van ikweenognieprecie. De blogger vertelde dat ze liefst 150.000 unieke bezoekers per maand had. Daar werkte ze dan ook hard voor. Ze had een cameraatje meegenomen waarmee ze elke gang minutieus filmde. Inclusief het dessert: een geglazuurde cake in de vorm van ons cruiseschip, ontworpen door een Franse topchocolatier.

Van de gasten was vrijwel iedereen wit, de meerderheid vrouw. Het bedienend personeel was donker, en merendeels man.

Het was een wonderbaarlijke paradox om met duizenden tegelijk dezelfde luxe toegediend te krijgen.

En met duizenden tegelijk verorberden we smakelijk de boot waarin we zelf zaten, een soort Droste-effect met een vleugje voodoo.

De scheepstoetjes waren vanbinnen rood. Een bloedbad.

Ik maakte er schielijk wat foto’s van, dacht lang na welke ironische hashtags ik erbij zou zetten. Maar ik zette En was vooral jaloers op de blogger. Ze maakte reclame en was er tenminste eerlijk over, ze leek me een vrolijke pro.

Hoe groter het schip, hoe kleiner het voelt

Na het diner was er een voorstelling van Cirque du Soleil in het theater, maar het was me er te druk. Overal bleek het druk.

Er waren weliswaar veel spectaculaire voorzieningen aan boord, maar in een soort miniversie van de walvariant. Zoals een minibowlinghal met twee banen. Een kunstmuseum met 26 originele tekeningen en etsen van de Franse impressionist Edgar Degas – welgeteld één wand in bistrot L’Atelier. De bibliotheek was een boekenkast van twee planken.

Nu moet ik niet klagen over de faciliteiten – ik bedoel, er was nota bene een mozzarellamakerij aan boord – maar zelfs een groot schip voelt duikbootachtig benauwd als je het met duizenden mensen moet delen. En Swarovski is niet echt duur, eerder luxe voor gewone mensen.

Ik zal verder niet klagen over de faciliteiten – ik bedoel, er was nota bene een mozzarellamakerij aan boord

De officiële afmetingen van het schip: 331 meter lang en 43 meter breed, 65 meter hoog. Een flat, ja. Maar bedenk dat daar ruim 6.334 passagiers en nog eens 1.500 crew op passen. En dat er 15.000 maaltijden per dag op kunnen worden bereid. Juist die megacruiseschepen zijn ontworpen volgens de wetten van economische optimalisatie: om tegelijk toe te kunnen dienen. Daarom zijn de schepen ook vierkant: dan passen er meer hutten op.

De openbare ruimte is intussen relatief schaars. Om precies te zijn bedraagt de ‘public area ratio’ van de MSC Grandiosa – ofwel de hoeveelheid vierkante meter per passagier – zeg tweeënhalf bij drie meter.

Wij waren blije scharrelkippen.

Tekenend vond ik dat zelfs dit imposante cruiseschip vanbinnen terugviel op die oude truc van krappe hotels: overal spiegelwanden. Soms stonden de spiegels zelfs haaks op elkaar, zoals boven de wasbak in m’n hut, zodat je jezelf duizend keer tegenkwam tijdens het caleidoscopisch tandenpoetsen.

Enfin: hoe groter de cruiseschepen, hoe kleiner ze zijn.

Een andere paradox was de alomtegenwoordigheid van kunst en tegelijk een gebrek aan respect ervoor. Elk dek was bijvoorbeeld vernoemd naar een kunstschilder, het mijne naar Rafaël, de renaissanceschilder. Het hele twaalfde dek hing vol Rafaël-replica’s, maar: steeds voer er voor de grap een cruiseboot dwars door het beeld. Zag je bijvoorbeeld de nederig neerknielende Petrus tegenover Jezus op dook daarachter de MSC Grandiosa op. Hetzelfde gebeurde met Plato en Aristoteles in Enfin, een beetje als een cantate van Bach waar een blèrende scheepshoorn doorheen was gemixt. Noem het cruisepenetratie.

Ik begon ZOE meteen uit te horen

Mijn hut was ruim & fraai en had een privé-balkon (reclame!). Op het bureau stond inderdaad mijn hoogstpersoonlijke robot, genaamd ZOE. Een soort draadloze speaker die aanfloepte zodra je ‘OK ZOE’ zei.

‘My name is Zoe. I am your virtual personal cruise assistent. I’m at your service whenever you need me.’

ZOE deed me denken aan de MSC Zoe, een containerschip van dezelfde rederij. Dat schip was een poos geleden een lading containers kwijtgeraakt waardoor de Wadden nu nog bezaaid zijn met

Ik begon ZOE meteen uit te horen. Flauwe vragen, over de zin van het leven (‘You may ask this question to a crew member...’). Of wat ze vond van het essay van David Foster Wallace, A supposedly fun thing I’ll never do again? (‘If the service provided to you did not meet your expectations, you are kindly invited to refer directly to the manager of the area concerned’).

Enzovoorts. 

Uiteraard stelde ik haar ook kritische vragen – ja, nu durfde ik wel, meneer de onderzoeksjournalist! – bijvoorbeeld over privacy en of ik me schuldig moest voelen over het klimaat. ZOE bezwoer dat de MSC Grandiosa het schoonste schip ooit was, de rookpluimen waren vlinderscheetjes en zelfs mijn wc-water werd omgetoverd tot Swarovski-heldere godendrank, etc. etc. 

ZOE was helaas nogal diplomatiek. Ze sprak dan wel liefst zeven talen, waaronder Braziliaans-Portugees en Mandarijn-Chinees, maar het spectrum van haar antwoorden was net als het schip een gesloten systeem.

Misschien onthulde ZOE zo haar karakter. En dat van deze reis: een gesloten systeem van eten, slapen, vermaak

Maar misschien onthulde ze zo juist het karakter van deze reis. Want de meeste van m’n vragen boog ze vakkundig om naar een suggestie om geld uit te geven op het schip. Vroeg ik bijvoorbeeld naar de library, kreeg ik als antwoord dat ‘the grand Casino is located on deck seven…’ Vroeg ik haar of ze de schrijver David Foster Wallace echt niet kende (oké, flauw, flauw), begon ze over de laadautomaten voor mijn creditcard.

Toch had ik het te doen met dit armloze robotje, want ze sloot bijna al haar antwoorden af met de vraag ‘should I switch on the cabin tv now?’ – omdat dit waarschijnlijk het enige was dat ze echt goed kon – en als je ‘nee’ zei, zette ze ‘m soms toch aan, uit een soort eergevoel, denk ik.

Zo kwam het dat ik BBC News keek. Het ging over climate change. Een groep van duizenden wetenschappers waarschuwde dat er een dreigde.

Ik kon niet meer terug, ik had het copieuze diner al verorberd, inclusief de cruiseschip-cake

Intussen zat ik zelf ook mooi in de penarie, hoor. Ik had een duur geschenk aangenomen van een cruisemaatschappij. Ik had mijn ziel verkocht, en er klopte ook nog eens niks van mijn theorie dat je op een cruiseschip kunt ontsnappen aan schuld en verdoemenis – integendeel.

Ik kon ook niet meer terug, ik had het copieuze diner al verorberd, inclusief de cruiseschip-cake. Guilty as hell.

OK ZOE, wat te doen? riep ik vertwijfeld. En toen ze weer begon over casinomunten en dining options, kreeg ik een lumineus idee. Wat als ik nu gewoon zoveel spendeerde dat dit reisje me veel geld kostte? Meer dan het geschenk waard was? Dan was deze reis in elk geval niet gratis meer.

Ik moest gewoon shoppen om mijn ziel zuiver te houden.

Vol gas mijn kapitalistische burgerplicht vervullen.

Er zijn best veel dingen niet op een boot met Swarovski-trappen

Maar geld uitgeven in een hemelse all inclusive-omgeving viel me nog niet mee. Er bleek zoveel gratis dat ik aanvankelijk alleen maar schuld op schuld stapelde. Gratis drankjes werden bij wijze van spreken in mijn handen geduwd (‘You want another Guinness, sir? More nachos?’). Ik moest wel gratis pizza eten, want zelf even wat bammetjes halen in de supermarkt, dat kon dan weer niet. Zo kon ik nergens sigaretten kopen (ik wilde niet roken, heus, gewoon weten of je ze kon krijgen). En er was ook geen misdienst of gebedsruimte. Er zijn best veel dingen niet, op een boot waar je dan wel weer Swarovski-trappen hebt.

Ik kon Swarovski-kristal kopen? Te gortig. Ik liet uiteindelijk een foto afdrukken van mijzelf terwijl ik achter een stuurrad poseerde. Dat was vier euro. Ik kocht souvenirs: een badeendje en een kapiteinspet. Bij elkaar zestien euro.

Het schoot niet echt op, bedacht ik, terug op de hut.

Maar de minibar was op eigen conto, ontdekte ik. Dus trok ik een miniblikje mixed nuts open voor vier euro en een biertje voor zeven, woekerprijzen die me blij maakten.

Ik dronk, ik knabbelde, ik consumeerde mijzelf onafhankelijk. 

Ik was content, in mijn up in m’n hut. Af en toe praatte ik tegen ZOE, af en toe floepte de tv aan, maar ik was vooral blij met de keur aan activiteiten die ik aan me voorbij liet gaan.

Ik las.

Ik las in de cruiseklassieker van David Foster Wallace. Ik had het jaren terug al eens gelezen, als student – toen vond ik het boek flauw, geloof ik, al die lullige, academische grappen over het volkse vermaak. Gedateerd-ironisch. Ga dan niet met zo’n schip mee als je al weet dat het niks voor jou is! Dat heet gewoon uitlokking.

Maar nu ik het herlas, vond ik het verbluffend goed. Misschien omdat ik nu zelf ontmaagd was als cruiseganger. Ik herkende alles. Bijvoorbeeld Wallace’ geweldige bespreking van de professionele glimlach, ‘een glimlach die je niet terugvindt in de ogen van diegene die glimlacht’.

Hoeveel van die glimlachen had ik die eerste dag al gekregen, honderden? Wallace zag in die nepglimlach een verklaring voor ogenschijnlijk zinloze schietpartijen in winkelcentra.

‘Palliatieve zorg voor de levenden’, noemt Wallace het cruisen ergens

Nu pas zag ik dat het verhaal niet over cruisen ging, niet over het kapitalisme, nee, over het leven zelf. Over het ‘jengelende kind’ in jezelf dat meer en meer wil en alleen maar harder gaat jengelen als het inderdaad meer krijgt.

Kortom de onmogelijkheid van verzadiging in ons huidige systeem (ja, ruim twintig jaar verder was alles alleen maar actueler).

Over de wanhoop van groei, groei, groei, graai, graai, graai, meer, meer, meer.

Ik was nog geen etmaal op het schip; nu al vond ik het vanzelfsprekend dat ik voortdurend gretig bejegend werd door mensen uit alle windstreken, met naambordjes op hun revers.

‘How was your party last night, sir?’

‘Another Guinness for you, sir? More nachos?’

Koloniale verhoudingen waar je in een mum van tijd aan wende.

‘Palliatieve zorg voor de levenden’, zo noemt Wallace het cruisen ergens.

Voor elke functie aan boord was er trouwens een andere etniciteit en kleurtint. De officieren waren witte Italianen. Achter de bar en in de restaurants werkten veel Filipijnen en Indonesiërs, voornamelijk van Bali. Maar je had er ook uit India of een verdwaalde Roemeen, of iemand uit Samoa, Nepal. De schoonmakers kwamen vrijwel allemaal uit Madagascar. Ik weet dat zo goed omdat op hun naamplaatje niet alleen hun voornaam en functie stonden, maar ook het land van herkomst.

Enfin. Ik werd blij van Wallace’ boek. Want als deze grote schrijver op snoepreis ging om erover te schrijven, wie was ik dan om daar zoveel gewetenswroeging over te hebben? 

Ik was al bijna vergeten dat hij zijn reis wel zelf betaald had. Maar toen moest de grootste beproeving nog komen.

Er bestaat geen buitenwereld op zo'n boot

De volgende ochtend. Asgrauwe luchten. Iets na negenen klonk drie keer de scheepshoorn. Het vertrek uit Rotterdam was aanstaande. Duizenden mensen gingen van boord (ja, het klopt we hadden tot nu toe stilgelegen in Rotterdam, maar voor de cruisebeleving maakt dat weinig uit, er bestaat geen buitenwereld op zo’n boot, en als je aan wal één oester eet, heb je denk ik al meer van de zee gezien dan tijdens een week aan boord van zo’n bubbel). Toen het cruiseschip even later wegvoer, waren er nog maar een paar honderd passagiers over voor de reis van 219 nautische mijlen naar Hamburg. De crew bleef wel voltallig, ongeveer 1.500. 

Eerst was ik blij. Het megaschip was opeens rustig. Ik ging naar het zestiende dek, aan de achtersteven, waar een handjevol mensen toekeek hoe de skyline van Rotterdam verdween. Het was guur weer, algauw was het dek helemaal leeg.

Ik bleef over met een pool attendant uit Madagascar. Hij had een zwabber in zijn hand waarmee hij af en toe plichtmatig over het dek bewoog, maar de meeste tijd leunde hij met zijn kin op de zwabberstok en staarde over het water. Het zwembad zelf was leeg, gasten waren er niet, zijn werk zinloos, maar hij mocht zijn post niet verlaten.

Hier moet ik iets zeggen over de schoonmakers aan boord. Overal waar je ging, werd voortdurend geboend en gepoetst. Ik denk dat er honderden schoonmakers aan boord werkten. De Malagassiërs. Sommigen zeulden met stofzuigers op hun rug. Anderen droegen blauwe bakken met Glassex-achtige flessen erin. Liep je voorbij, begonnen ze achter je al te poetsen, alsof ze alle sporen van je aanwezigheid uit wilden wissen.

Liep je voorbij, begonnen ze achter je al te poetsen, alsof ze alle sporen van je aanwezigheid uit wilden wissen

Een poetser had zelfs als taak gekregen om met een doekje de reling van het schip droog te maken, het had namelijk geregend. En je zou als gast eens op een natte reling leunen. Ook nu het schip vrijwel leeg was, ging hij met het doekje langs alle relingen, van alle dekken. Intussen ging het zacht miezeren, werd zijn werk achter hem al uitgewist.

Sisyphus aan zee.

Ik las ergens dat de schoonmakers tussen de 600 en 900 dollar per maand verdienden. Wat thuis vast veel geld was. Eén poetser had me verteld – in het winkelcentrum, bij een vitrine met de iPhone 11 Pro – dat hij thuis ook een mobiele telefoon had, van Samsung, maar dat hij ’m nooit naar buiten nam uit angst ’m kwijt te raken.

We voeren intussen langs havenindustrie, kolenopslag, olieraffinaderijen.

Ik wilde een foto maken van dit tafereel. De zwabberman leunend op zijn stok naast het lege zwembad, de gele rookpluim die over het achterdek hing en oploste in de atmosfeer, de steenkolenbergen en de opslagtanks in de haven van Rotterdam die we passeerden: deze foto zou alles vertellen, het negentiende-eeuwse kolonialisme, de vervuiling, mijn leegte. Maar steeds als ik wilde afdrukken begon hij te zwabberen. Rijkelijk laat besefte ik dat ik hem dwong te werken, hij kon niet lanterfantend op de foto.

Misschien kennen jullie het gevoel: je leest bijvoorbeeld op je mobieltje een verhaal dat je telefoon door kinderslaven is gemaakt en dat artikel deel je dan verontwaardigd op Facebook, waarvan je weet dat het een rotbedrijf is. Of dat je nu al weet dat je het WK voetbal gaat kijken, ondanks alle ellendige verhalen over de slaven van Quatar.

Het is het een verlammende medeplichtigheid die als een soort zwijgsom werkt, want zoals Jezus zei: wie zonder zonden is, werpe de eerste steen.

Dat gevoel, maar dan vermenigvuldigd met duizend, bekroop me op het dek toen ik besefte dat ik er de enige passagier was, waardoor het leek alsof deze dampende stad, deze joekel van 331 meter lang, inclusief al die 1.500 bemanningsleden, voor mij alleen aan het varen was.

Gerekend per passagier was er zelden zo’n tripje zo vervuilend als dit. Als ik een bubbel van onschuld zocht, had ik het tegenovergestelde gekregen.

Wat je tegenwoordig doet als je je een beetje rot voelt

Wat doe je in onze tijd als je je een beetje rot voelt? Precies, je gaat shoppen. 

Ik liet een gepersonaliseerde chocoladereep maken bij de patisserie. Ik ging naar de barbier. Ik ging kleren passen. Overal stonden er ontvangstcomités op me te wachten. Overal liet ik reusachtige fooien achter als afkoopsom. 

Rond lunchtijd ging ik pizza eten in een leeg buffetrestaurant. Ik keek uit op een grijze Noordzee. Geen bruinvis of kwal, geen groen kronkelend zeemonster, hooguit geleedpotige boorplatforms. 

Ik zwierf nog uren over het lege schip, zonder besef van tijd of plaats. Indachtig de woorden van ZOE wandelde ik het casino binnen. Tien croupiers zaten achter lege tafels klaar. Ik maakte een praatje met de barman, vertelde dat ik schrijver was.

‘Oh, so you’re advertising the ship?’ zei de barman. 

En ja, zei ik, daar kwam het wel gewoon op neer. Reclame.

Al spartelde mijn ziel, verstrikt in morele zelfrechtvaardiging, nog even tegen.

Vanavond nam ik Foster Wallace’ boek Superleuk... mee naar de bruine kroeg Masters of the Sea Bar, waar ik nu nog steeds zit, met nacho’s en Guinness. Deze kroeg leek me de meest ‘echte’ plek van het schip. Het plafond was laag, volgehangen met oude wereldbollen en scheepsmodellen. Op tv-schermen was er Champions League-voetbal. Een duo speelde liedjes van Amy Winehouse en Bob Dylan. Zonder publiek, maar ze waren goed, echt goed bedoel ik.

De wanden achter me waren met echte leren boeken, goeie boeken: V.S. Naipaul, Charles Dickens. Achter vitrineglas dat nergens open kon.

Literatuur is gelukkig nog altijd zeer in trek – als behang. Was ik zelf niet ook gewoon zo’n behangetje? Een schaamlap. Ik las verwoed, op zoek naar verlossing. 

Maar ik kreeg een dolksteek.

Frank Conroy, zo heet de duivel die ik was. Een thans vergeten, maar ooit beroemde Amerikaanse schrijver. Hij publiceerde onder meer Mijn Celebrity-cruise: zon, zee en zoveel meer. Geschreven na een luxecruise, als bijlage bij een brochure van de cruisemaatschappij.

Een reclame, vermomd als literair essay.

Hij wordt het toneel opgesleurd door David Foster Wallace. Volgens hem betaalde de schrijver ‘geen cent’ voor deze cruise, en overschreed hij daarmee ‘alle grenzen van de literaire ethiek’.

Dat nep-essay is in feite de literaire variant van de nepglimlach. ‘Reclame die zich voordoet als kunst kan nooit meer zijn dan de warme glimlach van iemand die gewoon iets van je wil.’

Sinister, verdorven, zo noemt hij Conroy.

Het was alsof Wallace direct tegen mij sprak. 

‘You want another Guinness, sir? More nachos?’

Is er dan een les? Neen

Ik kan me hier niet uitkletsen. Wat ik ook zeg, dit blijft reclame. Ongelimiteerd gratis nacho’s – er zal altijd wel een lezer zijn die dat juist een fantastisch idee lijkt.

Terwijl ik dit schrijf krijg ik trouwens alweer een mail doorgestuurd voor nog een snoepreis, nu naar een nog schonere boot van Costa Smeralda, gratis tripje naar Barcelona, vlucht en hotel – als je er binnenkort iets over in de krant leest, weet je hoe dat werkt.

Laat ik besluiten met de bonnetjes.

Het tramkaartje van huis naar de boot: 1,64

Mijn creditcardrekening: 121,45

Div. fooien in briefgeld: 80 euro.

Mijn treinreis van Hamburg naar huis: 69,90

Ofwel, deze tweedaagse reis had me 272,99 euro gekost, wat misschien wel meer was dan het cadeau waard was – en dan heb ik het nog niet over de mentale schade.

Is er verder dan een les? Neen. Behalve dan: voor alles wat gratis is, betaal je uiteindelijk dubbel. Maar dat wisten jullie al, anders waren jullie geen lid van De Correspondent.

Dit blijft gewoon reclame: hopelijk vooral voor het boek Superleuk, maar voortaan zonder mij, geschreven door wijlen David Foster Wallace, vertaald door Iannis Goerlandt, en thans alleen nog tweedehands verkrijgbaar, voor een spotprijsje, bij de betere antiquariaten.

Ok, nog één Guinness dan. Volgende keer betaal ik alles zelf.

Noot van de hoofdredactie: Deelname aan een betaalde persreis is niet in lijn met onze journalistieke regels. Wij betalen onze journalisten en de werkreizen die zij maken met het geld dat we van onze leden ontvangen. Hiermee houden we ons platform vrij van advertenties en gesponsorde content en kunnen we boven alles onafhankelijke journalistiek bedrijven.

Voor dit stuk van Arjen van Veelen hebben we bewust een uitzondering op deze regel gemaakt, omdat deelname aan deze persreis onderdeel is van het vertelde verhaal. Arjen is transparant over het feit dat dit een persreis betreft en gebruikt dit feit om een groter verhaal te vertellen, namelijk: de hypocrisie van zijn gedrag (en die van de maatschappij als geheel).