In de nazomer van het jaar 1954 zag een jonge, briljante psycholoog, een merkwaardig bericht op de achterpagina van zijn krant.

‘PROFETIE VAN PLANEET. LUIDE ROEP NAAR STAD: VLUCHT VOOR DIE VLOED.’

De psycholoog, Leon Festinger genaamd, fronste zijn wenkbrauwen. ‘De stad zal vernietigd worden door een grote vloed vlak voor zonsopgang op 21 december,’ stond er verderop in het bericht. Dat zou een huisvrouw uit een buitenwijk van Chicago hebben gezegd. ‘De boodschap is haar gezonden door superieure wezens van een planeet die “Clarion” wordt genoemd. Deze wezens hebben de aarde bezocht in vliegende schotels.’

Dit was waar Festinger op zat te wachten. Al jaren deed hij onderzoek naar de vraag wat er gebeurt als mensen een hevige crisis doormaken in hun denken. Hoe zou de vrouw reageren als de vliegende schotels haar niet zouden komen redden? Of erger nog: als die grote vloed nooit zou komen? Festinger ontdekte dat Dorothy Martin niet de enige was die geloofde dat de wereld ten onder zou gaan op 21 december. Een stuk of tien van haar volgelingen - intelligente, hartelijke en eigenlijk best gewone Amerikanen - hadden zelfs hun baan opgezegd, hun bezittingen verkocht of hun echtgenoot verlaten.

Hoe zou de vrouw reageren als de vliegende schotels haar niet zouden komen redden?

Festinger besloot de sekte te infiltreren. Het viel hem op dat de gelovigen nauwelijks moeite deden andere mensen ervan te overtuigen dat het einde nabij was. Na de publicatie van het krantenbericht had mevrouw Martin namelijk bezoek gehad van buitenaardse wezens, die haar opdroegen haar kennis zoveel mogelijk voor zich te houden.

Op de ochtend van 20 december 1954 was het bijna zover. Mevrouw Martin kreeg een nieuwe boodschap van boven. ‘Om middernacht zullen jullie in geparkeerde auto’s worden meegenomen naar een plaats waar jullie aan boord van een vliegende schotel zullen gaan.’ Er ging een golf van opwinding door de groep. Halsoverkop werden alle metalen voorwerpen opgeborgen (die zouden problemen opleveren in de vliegende schotels). De telefoon werd niet meer opgenomen.

Het grote wachten begon.

Het is toch nog vijf voor twaalf

23.15 uur: Mevrouw Martin krijgt bericht dat de groep de jas moet aantrekken en klaar moet staan.

23.30 uur: Een van de aanwezigen herinnert zich dat er metaal zit in de punt van zijn schoen. Na een korte discussie wordt voorgesteld dat hij zijn veters losmaakt, zodat hij zijn schoenen snel uit kan doen voordat hij de vliegende schotel instapt.

23.35 uur: Festinger zegt dat hij zijn gulp, die van metaal is, nog in zijn broek heeft zitten. Er wordt geschokt gereageerd. Iemand snijdt zijn gulp er haastig uit.

23.50 uur: Festingers broek wordt weer dichtgenaaid.

24.00 uur: Er gebeurt niets.

0.05 uur: Een van de gelovigen ziet dat er nog een andere klok in de kamer hangt, waarop het nog vijf voor twaalf is. De groep stemt in: het is nog geen middernacht.

0.10 uur: Bericht van de buitenaardse wezens. De vliegende schotels hebben wat vertraging opgelopen.

0.15 uur: De telefoon gaat een paar keer. Journalisten willen weten of de wereld al vergaan is.

2.00 uur: Een van de jonge volgelingen, die had verwacht nu een paar lichtjaren verderop in de ruimte te zijn, herinnert zich dat zijn moeder de politie zou bellen als hij niet voor twee uur thuis zou zijn. Hij neemt snel afscheid. De anderen verzekeren hem dat zijn vertrek een offer is om de rest van de groep te redden.

4.00 uur: ‘Ik heb alles opgegeven,’ merkt een van de gelovigen op. ‘Ik heb mijn rug naar de wereld toegekeerd. Ik kan het me niet veroorloven om te twijfelen. Ik moet geloven.’

4.45 uur: Mevrouw Martin heeft een nieuw boodschap doorgekregen. God heeft besloten de aarde te sparen. Er is die nacht door de kleine groep gelovigen zoveel ‘licht’ verspreid, dat de aarde gered is.

4.50 uur: Nog een boodschap van boven. De buitenaardse wezens willen dat het goede nieuws zo snel mogelijk aan de pers wordt verteld.

Vanaf dat moment wordt de sekte Nog voor de zon is opgegaan, zijn alle lokale kranten en radiostations geïnformeerd.

Een ufo gefotografeerd in 1979 vanuit een vliegtuig nabij de Clarence-rivier in Nieuw-Zeeland. Foto: Getty Images

De aarde warmt helemaal niet op

‘Een man met een overtuiging is moeilijk van gedachten te veranderen,’ zo begon Leon Festinger zijn beroemde verslag When Prophecy Fails, dat in 1956 verscheen. Het wordt nog altijd als een van de belangrijkste werken in de sociale psychologie gezien. ‘Vertel de man dat je het met hem oneens bent en hij draait zich om,’ schreef de jonge psycholoog. ‘Confronteer hem met de feiten en cijfers en hij stelt vraagtekens bij je bronnen. Appelleer aan de logica en hij begrijpt niet waar je het over hebt.’

Het is makkelijk om te grinniken bij het verhaal van mevrouw Martin. Maar wat Festinger hier beschreef, daar lijden we allemaal aan. ‘Cognitieve dissonantie,’ noemde hij het. Als de werkelijkheid schuurt met onze diepste overtuigingen, dan morrelen we liever aan die werkelijkheid dan aan ons wereldbeeld. Sterker nog, dan klampen we ons nóg harder vast aan de overtuigingen die we al Net als mevrouw Martin.

Sinds 21 december 1954 zijn er talloze studies gedaan die de ontdekking van Festinger hebben bevestigd. Let wel: het gaat hier niet om onbenullige ideeën (Hoe krijg ik een vlek uit mijn broek? Wat is de beste manier om een komkommer te snijden?). In zulke gevallen willen we best de mening van een ander aannemen. We worden pas halsstarrig als het om onze politieke, ideologische of religieuze overtuigingen gaat.

Neem de volgende opvattingen:

‘Het heeft geen zin misdadigers nog strenger te straffen.’

‘Seks voor het huwelijk is een zonde.’

‘De opwarming van de aarde is een leugen.’

Dit zijn stuk voor stuk ideeën die mensen niet zomaar kunnen opgeven. Ze hebben er meestal te veel in geïnvesteerd. Afscheid nemen zou de identiteit en de positie in een sociale groep (kerk, vereniging of familie) kunnen aantasten. Als het om zulke ideeën gaat staat er veel meer op het spel dan die ideeën alleen.

Hoogopgeleide mensen klampen zich juist het sterkst vast aan hun overtuigingen

Eén ding is het in ieder geval niet: domheid. Onderzoekers van de Universiteit van hebben juist laten zien dat hoogopgeleide mensen zich het sterkst vastklampen aan hun overtuigingen. Een opleiding helpt je om je mening nog beter te verdedigen. Slimme mensen zijn uiterst bedreven in het vinden van nieuwe argumenten, experts en onderzoeken die bevestigen wat ze al geloven. En reken maar dat Google het nóg makkelijker maakt je eigen mening te consumeren: dat extra stukje bewijs is altijd slechts een muisklik verwijderd.

Slimme mensen gebruiken hun verstand niet om het juiste antwoord te krijgen, concludeert de journalist ze gebruiken hun verstand om het antwoord te krijgen waarvan ze wíllen dat het juist is.

Toen mijn klok 12 uur sloeg

Een halfjaar geleden schreef ik een stuk over waarom we de werkweek moeten inkorten. Ik had er allerlei argumenten voor gevonden. Zo is minder werken goed voor het klimaat en worden we er nog gelukkig van ook. Ik moest denken aan dat stuk terwijl ik over het werk van Festinger las. En dan met name aan een artikel dat ik indertijd was tegengekomen. ‘Shorter Workweek May Not Increase Well-Being,’ stond Het was een bericht in The New York Times over een studie uit Zuid-Korea waar de werkweek met 10 procent was ingekort, zonder dat mensen er gelukkiger van waren geworden. Toen ik verder las ik in The Telegraph dat minder werken zelfs slecht voor de gezondheid zou kunnen zijn.

Mijn klok had twaalf uur geslagen. Ik zette meteen een paar defensiemechanismen in werking. Om te beginnen had ik mijn twijfels bij de bron: The Telegraph is een nogal populistische krant, hoe serieus kon ik dat bericht eigenlijk nemen? En in The New York Times stond er ‘may’ in de kop. Hoe zeker waren de onderzoeksresultaten eigenlijk? Verder dacht ik: ach, die Zuid-Koreanen zijn totale workaholics, die hebben vast buiten de baas zijn tijd doorgewerkt. En geluk, kun je dat eigenlijk wel meten? Nee toch?

Ik heb het onderzoek niet verder bestudeerd. Ik had mezelf er al van overtuigd dat het niet relevant

Wat heb je eigenlijk aan een idee?

‘Hamer lekker verder op je aambeeld,’ sneerde iemand een tijd geleden op Ik had hem net een paar van mijn stukken toegestuurd, over die kortere werkweek en waarom we een basisinkomen zouden moeten invoeren. Maar zijn boodschap was helder: wat heb je aan zulke rare ideeën als een kabinet al over iets knulligs als het begrotingstekort kan vallen?

Toen vroeg ik het me af: kunnen nieuwe ideeën eigenlijk wel de wereld veranderen?

Als dit waar is, dan klopt het centrale uitgangspunt van onze democratie, onze journalistiek en ons onderwijs niet

In eerste instantie zou je zeggen: nee, mensen hameren toch wel verder op hun eigen aambeeld. Aan de andere kant: als ons wereldbeeld niet op harde feiten en argumenten is gestoeld, dan moeten ideeën misschien gewoon genoeg gepredikt worden om impact te hebben. Het gaat er niet om een enkele discussie te winnen, het gaat om het verschuiven van een hele agenda. Bedenk: de tijdgeest is nu totaal anders dan in de jaren zeventig, toen werkloosheid nog als een collectief probleem werd gezien, het strafklimaat veel milder was en pedofilie tot in de Eerste Kamer werd vergoelijkt. Wat dat laatste betreft: pas toen kindermoordenaar Marc Dutroux werd opgepakt, in 1996, veranderden we echt van

Een plotselinge schok kan, met andere woorden, wonderen doen. James Kuklinski van de Universiteit van Illinois heeft ontdekt dat als je iemand zo direct mogelijk met nieuwe, ongemakkelijke feiten hij dan eerder geneigd is van mening te

Dit is nogal wat. Als het waar is, dan klopt het centrale uitgangspunt van onze democratie, onze journalistiek en ons onderwijs niet. Dan is het verlichte model van hoe mensen van mening veranderen - door zich goed te informeren en rustig argumenten uit te wisselen - slechts een verdediging van de status quo. Dan zal diegene die zich blindstaart op het belang van rationaliteit, nuance en compromissen nooit begrijpen hoe ideeën de wereld daadwerkelijk regeren.

Een wereldbeeld is geen blokkendoos waar zo nu en dan een blokje bijkomt en weer afgaat. Een wereldbeeld is een kasteel, dat met hand en tand wordt verdedigd, dat onder druk zelfs sterker wordt, tenzij de druk zo groot wordt dat de muren het begeven.

Neem het succes van Pim Fortuyn, die al in 1997 zijn pamflet Tegen de islamisering van onze cultuur publiceerde, maar pas echt furore maakte na de val van de Twin Towers. Ineens schoof de hele Nederlandse politiek op naar rechts. Problemen die jarenlang taboe waren, werden ineens een nationale obsessie. Ook het neoliberalisme kreeg politici van rechts tot links in haar greep - van Ronald Reagan tot Bill Clinton, van Ruud Lubbers tot Wim Kok. Toen Margaret Thatcher werd gevraagd wat ze als haar grootste overwinning beschouwde, antwoordde ze: New Labour. Zelfs de sociaaldemocraten hadden haar ideeën overgenomen.

Mensen hebben ‘een grootse opvatting van de politiek’

Mensen zijn dan ook kuddedieren. Terwijl Leon Festinger de sekte van mevrouw Martin infiltreerde, liet de psycholoog Solomon Asch zien dat we onder groepsdruk zelfs bereid zijn onze zintuigen te negeren. In een beroemd experiment liet hij een proefpersoon een kaartje met drie lijnen zien. Vervolgens vroeg hij welke lijn het langste was. Als de mensen om de proefpersoon heen (in werkelijkheid de collega’s van Asch) allemaal hetzelfde, overduidelijk verkeerde antwoord gaven, dan deed de werkelijke proefpersoon dat ook.

In de politiek is het niet anders. De Vlaamse socioloog Mark Elchardus heeft laten zien dat mensen niet zozeer stemmen op basis van hoe ze hun eigen leven ervaren, maar op basis van hoe ze de samenleving zíen. We willen niet weten wat Den Haag voor ons alleen kan doen; we willen weten wat Den Haag voor ons allemaal kan doen. Mensen hebben, schrijft Elchardus, ‘een grootse opvatting van de

Toch ontdekte Solomon Asch nog iets anders, zestig jaar geleden: één tegenstem kan cruciaal zijn. Wanneer een enkele collega in het experiment pal voor de waarheid bleef staan en de juiste lijn aanwees, dan bleef de proefpersoon ook veel vaker op zijn eigen zintuigen vertrouwen. Laat dat een aanmoediging zijn voor eenieder die zich een roepende in de woestijn voelt: hamer lekker verder op je aambeeld. Ooit komt jouw moment.

Een ufo gefotografeerd in 1957 op vijftien minuten van de Holloman Air Development Center in New Mexico. Foto: Hollandse Hoogte

De nacht was nog lang

In 2008 leek het zover. De grootste cognitieve dissonantie sinds de jaren dertig van de vorige eeuw, was daar. Op 15 september viel de zakenbank Lehman Brothers, waarna het mondiale bankwezen in dreigde te storten. In de maanden die volgden sneuvelde het ene na het andere dogma van de vrije markt.

Neem Alan Greenspan, voormalig baas van de Amerikaanse Centrale Bank, die jarenlang als een financiële halfgod was beschouwd. Tijdens een hoorzitting van het Congres zei hij dat hij ‘in staat van geschokt verkeerde. Zijn geloof in het kapitalisme was zwaar beschadigd. ‘Ik heb een fout gevonden. Ik weet niet hoe belangrijk of permanent deze is. Maar ik ben er nogal ondersteboven van.’ Toen een Congreslid hem vroeg of hij misleid was door zijn ideologie, antwoordde Greenspan: ‘Absoluut, precies. Weet je, dat is precies de reden waarom ik zo geshockeerd was, omdat ik al veertig jaar aanzienlijk bewijs had dat het juist heel goed ging.’

De klok had twaalf uur geslagen. De vliegende schotels waren niet geland. Maar de nacht was nog lang.

De les van 21 december 1954 is dat alles om dat moment van crisis draait - en wat er dán gebeurt. Een crisis kan leiden tot een nieuwe, totaal andere overtuiging, maar het kan ook de oude ideeën nog sterker maken. Wat gebeurde er na 15 september 2008? Natuurlijk, de maakte even furore, maar zakte al snel weer ineen. De demonstranten misten een wezenlijk alternatief. Ondertussen verloor links de verkiezingen in de meeste Europese landen. In Griekenland en Italië werd de democratie min of meer afgeschaft. Onder druk van de moest worden hervormd naar neoliberaal model: kleine overheid, flexibele arbeidsmarkt. Maar ook in Noord-Europa was het tijdperk van bezuinigen, en de beruchte 3-procentnorm, begonnen.

En Alan Greenspan? Toen een verslaggever hem een jaar later of er nog iets mis was met zijn ideologie, antwoordde de bankier resoluut. ‘Helemaal niet. Er is geen alternatief.’

We verkeren niet in crisis, maar in coma: een diepe, droomloze slaap

Van een fundamentele hervorming van het bankwezen is het niet gekomen. Op Wall Street werden vorig jaar de hoogste bonussen sinds de crash De buffers van banken zijn nog altijd minuscuul. Joris Luyendijk, die twee jaar onderzoek deed naar de financiële sector in Londen, het als volgt samen: ‘Je staat bij Tsjernobyl en je ziet dat ze die reactor weer hebben aangezet, met het oude management.’

Een paar vragen dringen zich op: Was de cognitieve dissonantie van 2008 wel groot genoeg? Of juist te groot? Hadden we al te veel in onze oude overtuigingen geïnvesteerd? Waren er eigenlijk wel alternatieven?

Die laatste vraag knaagt het meest. Het woord ‘crisis’ komt uit het oud-Grieks en betekent letterlijk ‘scheiden,’ of ‘schiften.’ Een crisis zou een moment van de waarheid moeten zijn; een moment waarop een fundamentele keuze wordt gemaakt. Maar het leek net alsof wij die keuze niet konden maken, in 2008. Er waren geen echte alternatieven toen we met de brute, plotselinge disconfirmatie van omvallende banken werden overvallen. We konden slechts doorgaan op de oude weg.

Wat dat betreft verkeren we niet in crisis, maar in coma. Ook dat is oud-Grieks. Het betekent: ‘diepe, droomloze slaap.’

Een kapitalistische verzetsgroep

Dan komen we op een diepe ironie.

Als er twee mensen zijn geweest die jarenlang door de woestijn van ideeën hebben getrokken, helemaal losgingen op hun eigen aambeeld en geloofden dat er eens een crisis zou komen die hun gelijk zou bevestigen, dan waren het de grondleggers van het neoliberalisme. Ik ben een groot bewonderaar van allebei: de ongrijpbare filosoof Friedrich Hayek (1899-1992) en de briljante redenaar Milton Friedman (1912-2006).

‘Neoliberaal’ is tegenwoordig een scheldwoord – iedereen waar Emile Roemer het niet mee eens is komt ervoor in aanmerking. Maar Hayek en Friedman waren trotse neoliberalen. Ze zagen het als hun dure plicht het liberalisme opnieuw uit te ‘We moeten het bouwen van een vrije samenleving eens te meer een intellectueel avontuur maken,’ schreef Hayek. ‘Wat we missen is een liberaal

Zelfs als je denkt dat het schurken waren, dat we alle ellende van de afgelopen dertig jaar aan hen te danken hebben, dat ze het graaien hebben uitgevonden en hoofdverantwoordelijk zijn voor de Grote Recessie die miljoenen mensen in ellende heeft gestort – zelfs dán kun je nog veel leren van Friedrich Hayek en Milton Friedman.

‘We moeten het bouwen van een vrije samenleving eens te meer een intellectueel avontuur maken. Wat we missen is een liberaal Utopia’

De een kwam uit Wenen, de ander uit New York. Allebei geloofden ze in de kracht van ideeën. Jarenlang behoorden ze tot een kleine minderheid, een sekte bijna, die buiten de cocon van het mainstream denken opereerde. Maar samen hebben ze die cocon verbrijzeld. Samen hebben ze de wereld op zijn kop gezet zoals geen dictator of multimiljardair hen dat na had kunnen doen. Ze maakten gehakt van het levenswerk van hun grote rivaal, de Britse econoom John Maynard Keynes. Met die laatste waren ze het over één ding namelijk wel eens: de ideeën van economen en filosofen zijn veel belangrijker dan de gevestigde belangen van zakenlui en politici.

Het verhaal begint op 1 april 1947, bijna een jaar na de dood van Keynes. In een klein Zwitsers dorpje, Mont Pèlerin genaamd, kwamen veertig filosofen, historici en economen bijeen. Sommigen hadden weken op zee gezeten om erbij te kunnen zijn. ‘Er zijn nog maar weinig mensen over die geen socialist zijn,’ had Hayek eerder al verzucht. Zelfs een voorzichtige verdediging van de vrije markt werd in 1947 nog als door en door reactionair gezien. Hayek voelde zich ‘hopeloos uit de toon met zijn tijd.’

Maar in het Zwitserse dorpje kon vrijuit worden gesproken. Samen vormden de veertig denkers een kapitalistische verzetsgroep tegen een socialistische overmacht. Ook Milton Friedman was van de partij, die eerste van april. ‘Hier was ik dan, een jonge, naïeve Amerikaanse provinciaal,’ herinnerde hij zich later. ‘Ik ontmoette mensen van over de hele wereld, die allemaal aan dezelfde liberale principes waren toegewijd, belegerd in hun eigen land. Maar sommigen van hen waren al beroemde wetenschappers, en anderen waren voorbestemd dat te worden.’ Uiteindelijk zou de Mont Pèlerin Society maar liefst acht Nobelprijswinnaars voorbrengen.

Samen vormden de veertig denkers een kapitalistische verzetsgroep tegen een socialistische overmacht

In 1947 kon niemand dat nog bevroeden. Grote delen van Europa lagen in puin. Tijdens de wederopbouw zouden de idealen van Keynes de boventoon voeren: volledige werkgelegenheid, het indammen van de vrije markt en het reguleren van het bankwezen. De oorlogsstaat werd omgevormd tot verzorgingsstaat.

Toch waren het deze jaren waarin het neoliberalisme wortel schoot. De Mont Pèlerin Society groeide uit tot een van de belangrijkste denktanks van de twintigste eeuw. Het werd een broedplaats van ideeën, die het gedachtegoed van Keynes uiteindelijk te grave zou dragen. ‘Samen brachten ze een wereldwijde verandering van beleid tot stand,’ schrijft de historicus Angus Burgin, ‘waarvan de gevolgen nog decennia zullen doorwerken.’

In de jaren zeventig nam Friedman de voorzittershamer van Hayek over. De kleine Amerikaan met de grote bril overtrof de Oostenrijker in energie en Eigenlijk was er geen probleem of Friedman gaf de overheid er de schuld van. En steeds zag hij de markt als oplossing. Werkloosheid? Schaf het minimumloon af. Natuurramp? Laat private organisaties de hulp organiseren. Slechte scholen? Privatiseer het onderwijs. Dure zorg? Ook privatiseren, en schaf dan ook de inspectie af. Drugsmisbruik? Legaliseren en handelen maar.

Friedman deed er alles aan zijn ideeën aan de man te brengen. Lezingen, opiniestukken, radio- en televisieoptredens, populair geschreven boeken en ook een documentaire behoorden tot zijn repertoire. In het voorwoord van Capitalism and Freedom, zijn grootste bestseller, schreef hij dat het de taak van denkers is om alternatieven beschikbaar te houden. Ideeën die nu nog ‘politiek onmogelijk’ leken, zouden later ‘politiek onvermijdelijk’ kunnen worden.

Het was alleen nog wachten op het juiste moment. Alleen een crisis, echt of ingebeeld, kon volgens Friedman reële verandering brengen. ‘Als die crisis plaatsvindt, dan hangt het antwoord af van de ideeën die op dat moment de ronde doen,’ schreef hij. En de crisis kwam, in 1973. In oktober van dat jaar stelde de Organisatie van Arabische Olie Exporterende Landen een embargo in. De inflatie knalde de lucht in, terwijl de recessie zich verdiepte. ‘Stagflatie’ wordt dit ook wel genoemd en het was iets wat helemaal niet kon volgens de Keynesiaanse modellen. Maar Friedman had het al voorspeld. Hij beleefde zijn finest hour.

Alleen een crisis, echt of ingebeeld, kan volgens Friedman de wereld veranderen

De rest van zijn leven bleef hij erop hameren dat zijn succes ondenkbaar was zonder het voorwerk dat sinds 1947 was verricht. De opkomst van het neoliberalisme verliep als een estafette: de denktanks gaven het stokje door aan de journalisten, die het weer doorgaven aan de politiek. Onder de bekeerlingen bevonden zich de machtigste leiders van het Westen: Margaret Thatcher en Ronald Reagan.

Ideeën die aanvankelijk als radicaal en marginaal waren afgedaan, gingen de wereld regeren.

Een ufo boven Seattle (VS) in 1947. Foto: Frank Ryman/Hollandse Hoogte

De les van het neoliberalisme

Links en rechts bestaan niet meer, hoor je nu vaak. Ik weet niet of dat waar is, maar wat ik wel weet is dat beide geen heldere visie op de toekomst hebben. Het is de ironie van het neoliberalisme: een gedachtegoed dat begon bij een Oostenrijker en een Amerikaan die heilig geloofden in de kracht van ideeën, knijpt de toevloed van nieuwe ideeën af. We zouden aan het zijn gekomen, met de westerse democratie als laatste station en de vrije consument als laatste mens.

Tegen de tijd dat Friedman voorzitter werd van de Mont Pèlerin Society waren de meeste filosofen en historici al De debatten werden steeds technischer en economischer van aard. Met de komst van Friedman ving een tijdperk aan waarin economen de belangrijkste denkers van de westerse wereld Dat tijdperk is nog altijd niet voorbij.

We leven nu in een wereld van managers en technocraten. Zij bepalen de grenzen van het politiek denkbare. ‘Laten we gewoon de problemen oplossen,’ klinkt het dan. ‘Tijd om het huishoudboekje van de overheid op orde te brengen.’ Politieke keuzes worden voortdurend als een noodzakelijkheid gepresenteerd. Als iets neutraals. Keynes merkte het jaren geleden al op: ‘Praktische mannen, die denken dat ze immuun zijn voor welke intellectuele invloed dan ook, zijn meestal de slaaf van een of andere dode econoom.’

Toen op 15 september 2008 Lehman Brothers viel en de grootste crisis sinds de jaren dertig begon, waren er geen echte alternatieven voorhanden. Het voorwerk was niet verricht. Intellectuelen, journalisten en politici hadden jarenlang betoogd dat we aan het einde van de ‘grote verhalen’ waren gekomen. Dat de ‘ideologische veren’ waren afschud.

Keynes schreef: ‘Praktische mannen, die denken dat ze immuun zijn voor welke intellectuele invloed dan ook, zijn meestal de slaaf van een of andere dode econoom’

In de afgelopen jaren hebben we ons nog wel druk gemaakt over de vrijheid van meningsuiting. Politici en opiniemakers buitelden over elkaar heen in een discussie over de grenzen van het vrije woord, met het proces tegen Geert Wilders als voorlopig hoogtepunt. Maar de vraag is: wat hebben we aan de vrijheid van meningsuiting als we niets nieuws te verkondigen hebben? Kiezers zijn gaan zweven, inderdaad, maar niet omdat partijen zo van elkaar verschillen. Ze zijn steeds meer op elkaar gaan

‘Mensen twijfelen eraan dat ideeën de belangrijkste motor van de geschiedenis zijn,’ schreef Hayek lang geleden, toen nog bijna niemand van het neoliberalisme had gehoord. ‘Dat komt omdat we het zo moeilijk vinden om ons voor te stellen dat ons geloof straks anders kan zijn dan nu.’ Het kan wel een generatie duren, dacht Hayek, voordat nieuwe ideeën de overhand krijgen. Juist daarom zou er niet alleen behoefte zijn aan denkers met geduld, maar ook aan denkers met ‘de moed om utopisch te zijn.’

Laat dat de les zijn van Mont Pèlerin. Het is een les die iedere wereldverbeteraar in zijn oren mag knopen, voordat de klok weer twaalf uur slaat en er niets gebeurt, zoals zestig jaar geleden in een huiskamer in Chicago en zes jaar geleden over de hele wereld. Ideeën, hoe wereldvreemd ze ook zijn, kunnen de wereld veranderen. ‘Waarlijk,’ schreef Keynes, ‘de wereld wordt door weinig anders geregeerd.’

In Tegenlicht: de terugkeer van de utopie In het programma Tegenlicht mocht ik een aflevering lang vertellen over de ‘noodzaak van de utopie’. Kijk het programma hier terug


Waarom we minder moeten gaan werken Minder werken is de vergeten droom van de twintigste eeuw. Of sterker nog, van de middeleeuwen. De geschiedenis zit vol met landen en bedrijven die er succesvol mee experimenteerden. Een kleine geschiedenis van een radicaal idee. Lees: ‘Waar blijft Luilekkerland?’ Waarom we iedereen gratis geld moeten geven Als je mensen zomaar geld geeft dan doen ze niks meer, denken we vaak. Maar een berg aan wetenschappelijk onderzoek wijst inmiddels het tegendeel uit: gratis geld helpt. Het is tijd voor een radicale hervorming van de verzorgingsstaat. Lees: ‘Waarom we iedereen gratis geld moeten geven’