De ontmoeting van vandaag werd achter mijn rug om ingezonden en geselecteerd voor publicatie door redactiechef Maaike Goslinga en gespreksredacteur Gwen Martèl. Hij is namelijk geschreven door iemand die ik wél ken: mijn lief. Zijn relaas over horrorcollega Pino is kerstig... en een beetje korstig.

Ik had nachtmerries over hem. Ik reed zelfs naar zijn huis toe, sjaal om m’n hoofd gevlochten om herkenning te voorkomen. Ik móest weten hoe deze man woont. Hoekhuis, zonnepanelen, sticker op het raam: ‘ik heb zonnepanelen’, sippe kerstboom, stationwagen van een seksloos merk. Aan de achteruitkijkspiegel bungelde Pino van Sesamstraat.

Op de blote voet van de man wiens huis ik bezocht zit een geschubde, roodomrande vlek ter grootte van één van de oudbakken speculaasjes die tijdens de docentenvergadering altijd op tafel komen. Mijn ogen scannen met tegenzin kalknagels, hielkloven, plukjes haar op teenknokkels. Pino houdt niet van schoenen, vertelde hij me eerder al. Vandaag moeten ook zijn sokken eraan geloven.

Hij begint geconcentreerd te krabben, het puntje van zijn tong in zijn mondhoek. Opluchting. Zilveren schilfers dwarrelen als sneeuwvlokjes naar beneden en landen op iemands rugzak. Af en toe, als hij een stukje heeft afgepeld dat groot genoeg is, stopt-ie ‘t tevreden in zijn mond.

Geen van mijn collega’s durft iets te zeggen, bang voor zijn geblaf. Stiekem maak ik een foto van de gespikkelde tas, om aan mijn vriendin – en misschien ook aan mezelf – te bewijzen dat deze man echt bestaat. 

Een team onder hoogspanning

Vorig jaar startte ik met een nieuwe baan op een technisch mbo. Ik had werk nodig, zij docenten. Dat ik geen papieren had, was geen probleem. Achteraf was dat verklaarbaar. 

Het kleine docententeam stond onder hoogspanning door uitval en administratieve rompslomp. Lesmateriaal en voorbereidingstijd waren er niet. Tijdens praktijklessen lieten we studenten water koken en de temperatuur in een grafiek zetten. Het eindejaarsproject ‘bier brouwen’ ging niet door omdat bleek dat de ketel na het practicum van vorig jaar niet was schoongemaakt. Het deksel werd opgetild door harige schimmel. 

Niet drinken, dat vond Pino voor mietjes

Vragen om hulp aan Pino, verantwoordelijk voor mijn inwerktraject, werden genegeerd of weggehoond. Op andere momenten was hij juist heel opdringerig: als hij me onder druk zette om mee te gaan op mannenweekend naar zijn huisje in de Ardennen. Of als ik écht moest proeven van zijn zelfgemaakte wijn, ‘Pino Grigio’, nadat ik al had aangegeven niet te drinken. Niet drinken, dat vond hij voor mietjes.

Studenten van kleur noemde hij ‘getectyleerden’. Google leerde me later dat tectyleren een techniek is om metaal te beschermen tegen roest, waardoor het metaal zwart wordt.

Het ergst was hij tijdens vergaderingen, waar door hem werd geroepen en door anderen werd gehuild  – alle teambuildingsessies met externe coaches ten spijt.

Een maand na het begin van het schooljaar wilde ik nog maar één ding: weg. 

Ik bleef, langer dan goed voor me was

Maar ik bleef, zoals mensen langer in rotbanen blijven dan goed voor ze is. Intussen was het bijna kerst en was Pino een obsessie voor me geworden. Ik vond de map ‘personeelsfeest 2013’ op de gedeelde docentendrive: foto’s van hem, racend op een wc-pot met wieltjes, een halve liter bier in zijn hand en een kinderlijke, gelukzalige schaterlach op zijn domme gezicht. Schuim in zijn sik. Ik bekeek alle foto’s die ik vinden kon.

Tijdens de docentenvergadering voert Pino, nog steeds blootsvoets, het hoogste woord.

‘Je mag het natuurlijk weer niet zeggen, maar de zwarte pieten hebben weer de laagste cijfers!’

Hij zei het echt en ik kan niet meer. Kortsluiting. Ik brul dat die idioot professionele hulp nodig heeft. Dat ik elke minuut hier haat. Ik storm de docentenkamer uit. Op weg naar buiten loop ik tegen een draaideur op.

Ik ben bang voor wat ik nog meer heb geroepen, kan het me door de adrenaline niet herinneren. Doelloos loop ik rondjes door een Jumbo, bestel een broodje tonijnsalade. Zonder op mijn broodje te wachten besluit ik naar huis te gaan. Daar meld ik me ziek en voeg me bij het overspannen deel van het docententeam.

Een jaar later. Ik zit tien hoog op kantoor in een nieuwe baan op een betere plek. Buiten zie ik zilveren sneeuwvlokjes langzaam naar beneden dwarrelen.