Door mijn offline jaar ontdekte ik: ik ben gek op het internet

Sanne Blauw
Correspondent Ouderschap
3D render van hand met klein doosje op een berg
Illustratie: redactioneel ontwerper Luka van Diepen

Correspondenten blikken terug op 2019. Ik had heel het jaar geen internetverbinding in mijn huis. Deze vier dingen ontdekte ik.

2019 was mijn jaar zonder internet. Ik rolde er per ongeluk in. In mijn nieuwe studio zat geen aansluiting en het bleek nagenoeg onmogelijk om die aan te leggen. Na twee maanden steggelen vond ik het eigenlijk wel prima zo.

Internet, dacht ik, leidt alleen maar af van de dingen die ik echt belangrijk vind. Dus ik zegde Netflix op, kocht een legpuzzel en mijn nirwana kon beginnen.

Dat was vorige kerstvakantie. Wat heb ik in mijn offline jaar ontdekt?

I 🧡 de bios

Allereerst: heel veel films. Ik ben nooit zo’n filmfreak geweest, maar het geld dat ik normaliter aan internet had besteed, besloot ik in een Cinevillepas te steken. Onbeperkt naar het filmhuis, lekker voor me.

Een schot in de roos, want 2019 brachten me prachtige films. Het waren niet per se de vrolijkste films die me het meest bijbleven. over een ontsporende politieman, was een van de toppers. Vooral de hartverscheurende monoloog op het begin. Toch is de film ook ontzettend grappig.

Er viel minder te lachen bij de speelfilm over het leven van een pakketbezorger. Regisseur Ken Loach laat zien hoe een systeem het leven van goedbedoelende mensen verziekt. Zelfs je zoon een klap verkopen lijkt ineens heel redelijk.

Gelukkig was er ook lichtere kost: Ooit deed ik mijn spreekbeurt over Disney ten tijde van de eerste Toy Story, dus deze kon ik niet laten liggen. Maar dat de animatiefilm over speelgoed me zo zou ontroeren, overviel me. geestig en wijs.

Zo kan ik nog wel even doorgaan – Marriage Story, Booksmart, Minding the Gap – maar wat mijn grootste ontdekking was: hoe prettig het is om met aandacht iets moois te bekijken. Ik kan niet zeggen dat ik mijn Jane-the-Virgin coma’s uit 2018 mis.

I 💚 buiten

In mijn zoektocht naar offline activiteit, besloot ik in de zomer te gaan roeien. Midden in de bebouwde kom in een andere wereld stappen, ik kan het iedereen aanraden. Ik heb zelden zin om te gaan, draai mijn roeispaan nog steeds niet op tijd en de blaren blijven komen – maar elke woensdagavond kom ik weer voldaan thuis.

Om ook de rest van de week over het water te zoeven, las ik van Daniel Topolski (met Patrick Robinson). Heerlijke – waargebeurde – intriges rond de jaarlijkse roeiwedstrijd tussen Cambridge en Oxford. In 1987 besloot de boot van Oxford te gaan muiten. Topolski was indertijd de coach en beschrijft hoe hij de boel weer bij elkaar trekt en – spoiler alert – de race wint.

Ook ben ik in 2019 veel gaan wandelen. In Bosnië en Herzegovina, rond Waterloo en – houd je ‘ok, boomer’ voor je – op het Pieterpad. Nu wandel ik al jaren veel, maar toch was dit jaar anders. Want voor het eerst probeerde ik echt goed op te letten wat ik zag. Met de nadruk op proberen, want makkelijk was het niet.

Het boek van Robert Moor hielp me een handje. Zelf een fervent wandelaar – hij wandelde onder andere de 3.500 kilometer lange Appalachian Trail in het oosten van de Verenigde Staten – schrijft Moor over iets dat overal is maar nauwelijks aandacht krijgt: paden. Hij bezoekt een archeoloog die de eerste bewegende organismen onderzoekt, leert van een expert hoe je een pad moet maken en loopt, letterlijk, mee met de legendarische langeafstandswandelaar

Zo begon ik niet alleen het pad meer te waarderen, maar ook alles eromheen. Nu is mijn natuurkennis van het niveau is-dit-een-eik-of-een-beuk, dus ik besloot wat hulplijnen in te schakelen. Mijn vader, een microbioloog, kwam goed van pas – zo weet ik door onze wandelingen dat een kerstboom een spar is. Niks geen ‘oh denneboom’, dus.

Maar ook apps hielpen me om de natuur wat beter te leren kennen. De van de Vogelbescherming bijvoorbeeld, waarop je met plaatjes en geluiden kunt uitzoeken welke vogel je ziet (ook handig als je aan de tuinvogeltelling mee wilt doen).

En van National Geographic en California Academy of Sciences. Je maakt een foto van, zeg, een paddestoel en de app geeft suggesties van wat het zou kunnen zijn. Lang leve kunstmatige intelligentie.

I 💙 internet

Zo schrijf ik mezelf de hoek in. Want ik kan wel tof lopen doen over offline leven, maar voordat ik het weet zit ik een app aan te bevelen. En ook alle andere zogenaamd offline activiteiten waar ik het over heb, werden mogelijk gemaakt door internet. Op de Cineville-app zocht ik de volgende film, mijn boeken download ik op mijn e-reader en ik schrijf me online in voor mijn roeicursus.

Al had ik geen modem in mijn huis staan, ik had natuurlijk wel gewoon een databundel op mijn smartphone, een hippe koffiebar op de hoek en een kantoor met internetaansluiting. Ik werk nota bene voor een online platform. Ik leef van het internet.

Tegelijkertijd viel ik dit jaar gemakkelijk terug in oude patronen. Ik had geen internet meer, maar verhuisde wel de dvd-collectie van mijn familie naar mijn studio. Is Mad Men en Baantjer bingen van een schijfje wezenlijk anders dan een serie kijken op Netflix? Één groot techbedrijf minder dat aan mijn vrije tijd verdient, maar de ervaring is hetzelfde.

Internet is dan ook niet het probleem, maar Mijn hoogtepunten van het jaar waren momenten dat ik niet was afgeleid. Of dat nu tijdens een film, een boek of een wandeling was.

I 💛 niksen

Misschien wel mijn grootste ontdekking van het jaar was van Jenny Odell. Het is een pleidooi voor niksen. Niksen in de zin dat het niets oplevert, niet efficiënt is, niet geoptimaliseerd kan worden. Nutteloos in economische zin.

Het is heel moeilijk om niets te doen, schrijft Odell, omdat er aan alle kanten aan je getrokken wordt. Er zijn mailtjes om te beantwoorden, kilo’s om eraf te trainen, spullen om te kopen. Er is geen quick fix, zoals je internet opzeggen. Weigeren om aan de aandachtseconomie mee te doen, is een keuze die je telkens weer bewust moet maken.

Odell beschrijft Bartleby, een figuur in een kort verhaal van De kantoorbediende kaatst telkens verzoeken van zijn baas – een advocaat op Wall Street – af. Bartleby zegt geen ja of nee, hij geeft niet eens een reden voor zijn gedrag. Hij zegt alleen steeds weer ‘I would prefer not to’.

Zo is het ook met de aandachtseconomie, schrijft Odell. We hoeven er niet op in te gaan of ons er heel erg tegen te verzetten. We kunnen simpelweg iets beters te doen hebben. Om haar punt te illustreren, beschrijft ze hoe ze op een conferentie weg zou lopen om van de natuur te genieten. Ongehoord, natuurlijk. ‘I’d look like a dropout.’

Maar gezien vanuit de natuur en vanuit haarzelf, is ze iemand die eindelijk aandacht heeft. ‘Op zulke momenten vervaagt zelfs de vraag van de aandachtseconomie. Als je me zou vragen om die te beantwoorden, dan zou ik zeggen – zonder mijn blik af te wenden van de dingen die groeien en over de grond kruipen - “I would prefer not to”.’

Ik heb het verhaal van Bartleby net gelezen en het is prachtig.

Meer lezen?