Wie gelooft in geesten is niet gek
Aan de rand van de duinen staat een oud psychiatrisch ziekenhuis, dat me al sinds mijn jeugd fascineert. Makelaars zien er een A-locatie in, anderen zeggen dat het er wemelt van de geesten. Ik bezoek het mysterieuze Meerenberg om erachter te komen: wat betekent het om te zeggen dat het ergens spookt? (Dit verhaal is ook te beluisteren.)
Of het waargebeurd is weet ik niet, maar het verhaal beneemt je de adem.
Midden in de Tweede Wereldoorlog moet het geweest zijn dat het joodse meisje Mirjam ondergedoken zat in de hoofdvleugel van het Provinciaal Ziekenhuis Santpoort, een negentiende-eeuws krankzinnigengesticht aan de rand van de duinen.
In de volksmond ook wel ‘Meerenberg’.
Die naam riep tot laat in de vorige eeuw beelden op van praktijken waar de meeste mensen alleen over konden fantaseren. Dwangbuizen. Elektroshocks. Koude baden. Isoleercellen. ‘Een enkeltje Meerenberg’ betekende een ballingschap van de maatschappij voor gekwelde geesten. Soms tijdelijk, soms een leven lang.
In de omineuze, symmetrische kolos, die in zijn hoogtijdagen wel 1.300 ‘krankzinnigen’ herbergde, werden ook in de oorlog psychiatrische patiënten verpleegd. Mirjam hoorde ’s nachts hun kreten in de gangen en was getuige van hun erbarmelijke behandeling. Dokters, wist zij, vergrepen zich niet zelden aan de vrouwelijke hulpbehoevenden.
Van de baby’s die de psychiatrische patiënten soms van hun belagers kregen, vernam men nooit iets…
Decennia later verricht een bergingsbedrijf graafwerkzaamheden onder een eeuwenoude, grillige boom op de binnenplaats. De grond is koud, het werk is zwaar en de mannen maken grappen over de spookverhalen die de ronde doen over deze lugubere plek.
Maar het lachen vergaat ze wanneer ze stuiten op hun eerste vondst. Als deze klus geklaard is zullen de bergers bleek en verdoofd het terrein verlaten, zwerend dat ze er nooit meer zullen terugkeren. Wat ze gevonden hebben onder de oude boom is te gruwelijk om te geloven.
64 lijkjes, sommige zo klein dat het baby’s geweest moeten zijn.
Tot de dag van vandaag schijnen hun rusteloze zielen rond te waren op Meerenberg. Net als de geest van de kleine Mirjam, voor wie het gesticht een laatste thuis was.
Ik geloof niet in spoken, maar...
Dit verhaal wordt me verteld door Jill, spokenjager, medium en vlogger, die het op haar beurt, in een levendige droom, hoorde van Mirjam. Het joodse meisje uit het verhaal, ja.
En hoewel ik niet in spoken geloof, zal ik erachter komen dat Jill niet gek is.
20 tot 30 procent van de Nederlanders zegt weleens contact te hebben gehad met een overledene
We staan bij de oude boom in kwestie, op de binnenplaats van Meerenberg. Ik, Jill en haar assistent Indy, die een handycam op Jill gericht houdt. Indy maakt de video’s voor Jills YouTube-kanaal Haunting Ghost Nederland, waarop ze verslag doet van haar omzwervingen bij oude gebouwen waar het spookt.
Jill (39) is een grote blonde vrouw in een roze bodywarmer, met alerte, zwartomrande ogen en een nuchtere, Amsterdamse manier van praten. Ook als ze het over geesten heeft, klinkt het alsof het de gewoonste zaak van de wereld is – ‘snap je wa’k bedoel?’
Ik ben nogal nuchter, heb ik Jill van tevoren gewaarschuwd. Om respectvol te kennen te geven dat ik niet behoor tot de 20 tot 30 procent van de Nederlanders die zegt weleens contact te hebben gehad met een overledene, of er een gezien te hebben.
Dat zijn best veel mensen. Geesten zien of voelen is een vrij geaccepteerde vorm van waanzin, zo blijkt ook als ik rondvraag in mijn vriendenkring. Overal waar ik de vraag stel, komen verhalen bovendrijven, bijna iedereen kent wel iemand die spoken ziet.
Ik heb nog nooit een geest gezien. Maar ik koester, net als Jill, een fascinatie voor de oude psychiatrische ziekenhuizen langs de Nederlandse duinrand. En vooral voor dat mysterieuze Meerenberg, het eerste echte psychiatrische ziekenhuis van Nederland, waar ik als kind weleens langsfietste. Het stond toen al leeg en er ging een zekere romantiek van uit, een aantrekkingskracht die ik nog steeds niet helemaal kan verklaren. Alsof de geschiedenis van de psychiatrie er nog leeft.
En ik mag mezelf dan nuchter noemen, ik ben toch benieuwd wat er gebeurt als ik naar Meerenberg ga. Ik wil weten wat het betekent om te zeggen dat het ergens spookt. En waarom dat zo vaak het geval is bij psychiatrische ziekenhuizen. Daarom mailde ik Jill.
‘Dit gebouw houdt me al twaalf jaar in z’n greep’, zegt ze nu, terwijl we opkijken naar de gerestaureerde klok op de hoofdvleugel. Achter ons torent de monumentale bakstenen schoorsteenpijp, waar volgens de verhalen lijken verbrand werden.
Op spokentour bij het oude gesticht
Wat er over is van Meerenberg, het vierkante hoofdgebouw, is inmiddels door een projectontwikkelaar omgedoopt tot ‘Carré van Bloemendaal’ – bij wijze van frisse start. Op deze zachte herfstdag is het pand omringd door aannemersbusjes en lopen er werklieden langs de gevel heen en weer. Over het parkachtige terrein galmen bouwgeluiden, de progressieve klank van vers vastgoed, weinig spookachtigs aan.
Ze wijst naar de poort waar ze die nacht, direct bij binnenkomst, een vrouw zag verschijnen die haar verder het gebouw in wenkte
Jill en Indy hebben me opgewacht bij het kerkje naast de ingang. Voor we hier op de binnenplaats uitkwamen, zijn we om het carré heen gelopen, langs de afgegraven plek waar de isoleercellen vroeger zaten. Daar zaten de zwaarste gevallen. Vooral daar hebben spokenjagers door de jaren heen veel verschijningen waargenomen, heeft Jill me verteld. Tot voor kort, zei ze, woonde in de leegstaande gangen boven de afgegraven plek een zwerver, voor wie ze altijd een zak snoep meenam. Ook hij maakte de raarste dingen mee.
Bij de boom waar we naast staan, herinnert Jill zich haar eerste spokenjacht op Meerenberg, twaalf jaar geleden. Ze wijst naar de poort waar ze die nacht, direct bij binnenkomst, een vrouw zag verschijnen die haar verder het gebouw in wenkte.
Uit haar vlogs weet ik dat ze bij deze boom emotionele momenten heeft beleefd toen ze contact zocht met Mirjam. Maar vandaag geeft de plek haar geen naar gevoel: ‘Overdag is de sfeer hier totaal anders dan ’s nachts.’ De bouwvakkers maken hier bovendien zo veel herrie dat we elkaar nauwelijks kunnen verstaan.
We ontvluchten de binnenplaats. Verderop wijst Jill de plek aan waar het treinstationnetje moet hebben gestaan waarmee in 1943 alle patiënten en onderduikers werden geëvacueerd om plaats te maken voor de Duitsers, die het pand tot het einde van de oorlog zouden bezetten. Er is geen spoor van over, zoals er überhaupt weinig te vinden is over het zwarte verleden van Meerenberg.
‘Een grote doofpot’, noemt Jill dat, ‘want met zulke verhalen verkoop je geen appartementen, snap je?’ Toch hebben de mensen die er wonen, in de verschillende bijgebouwen, nog steeds last van de verstoorde energie op Meerenberg, denkt ze. Ze hebben haar meermaals benaderd voor hulp, zegt Jill, ‘maar ik vrees dat het hier nooit weg zal gaan’.
‘Het.’
Ik heb, zo concludeer ik toch wat teleurgesteld, nog niet ervaren wat dat dan is, ook niet op de plek van de isoleercellen. Als we verder lopen naar het oude mortuarium, dat inmiddels bewoond wordt, voel ik weliswaar duidelijk dat ik met deze bewoners niet zou willen ruilen, maar verder is het hier kalm, om niet te zeggen vredig.
Mogelijk hebben we meer geluk bij het patiëntentunneltje naar de recreatieplaats op het verderop gelegen landgoed Jagtlust, maar daarvoor moeten we een stukje rijden.
Een collega schijnt boven in de gangen ook weleens omvergeduwd te zijn door iets onzichtbaars
Onderweg naar onze auto’s raken we in gesprek met een van de schilders. Of hij weleens gemerkt heeft dat het hier spookt, vraagt Jill. ‘Ik geloof niet in dat soort dingen’, antwoordt de man, terwijl hij doorschildert. Maar als we verder keuvelen blijkt ook hij het verhaal van de kinderlijkjes te kennen.
Er zijn al eens kopers verhuisd door die verhalen, zegt hij bovendien. Een collega schijnt boven in de gangen ook weleens omvergeduwd te zijn door iets onzichtbaars. ‘Dat wilde ik natuurlijk ook meemaken’, lacht de schilder, ‘maar toen ik boven kwam, was er niets.’ Te nuchter, denkt hij.
Geesten zien, wat betekent dat?
Voor alle nuchteren onder ons: er bestaan verklaringen voor het zien van geesten.
Een van de gangbaarste is slaapverlamming, waarbij de spieren vlak voor het ontwaken of in slaap vallen tijdelijk verlamd zijn, zodat je belandt in een halftoestand tussen dromen en waken. Dat kan samengaan met het waarnemen van aanwezigheden, aanrakingen en vreemde geluiden. Verschijnselen, kortom, die niet van geesten te onderscheiden zijn.
Door de jaren heen maakte Jill talloze foto’s van spookverschijningen in de donkere gangen van de verlaten gebouwen die ze bezocht
Opmerkelijk genoeg, zo blijkt uit verslagen van mensen die het ervoeren, nemen de hallucinaties tijdens slaapverlamming vaak de vorm aan van een demonisch wezen dat op je borst zit en je probeert te verstikken. Daarom werd slaapverlamming in het verleden ook wel ‘Old Hag Syndrome’ genoemd, naar de pezige griezel uit oude Engelse verhalen die je kwam kwellen.
Een andere veelgehoorde verklaring is ‘pareidolie’. Dat is een normaal psychologisch verschijnsel, waarbij je gezichten of andere herkenbare vormen ontwaart in levenloze of abstracte oppervlakken – het mannetje in de maan, om een oude bekende te noemen.
Door de jaren heen maakte Jill talloze foto’s van spookverschijningen in de donkere gangen van de verlaten gebouwen die ze bezocht. Gruizige kiekjes, waarin je, als je je pareidolie een beetje cultiveert, inderdaad hier en daar een gezicht of lichaam kunt onderscheiden in een lichtvlek of schaduw. Een vrouw in een oud bad, ziet Jill er zelf in, een meisje met staartjes achter een raam, een gedaante met lang zwart haar in een witte jurk…
Mijn eigen gevoel zegt dat wetenschappelijke verklaringen niet toereikend zijn. Als ik luister naar de verhalen van Jill en de schilder komt het me voor dat daarin een complexe kracht schuilt die zich niet laat vangen in fysiologische modellen.
Hoe horrorclichés ons beeld van de psychiatrie vormen
Deze plek – ook ik betrap me op dat vermoeden – moet wel een bepaalde energie opwekken. Al is het alleen maar omdat ik denk te weten wat er gebeurd is, en ik mijn kennis van die historie op die typische, doorleefde architectuur projecteer. Met een beetje fantasie zie je ze over het landgoed dwalen, de patiënten, hoor je ze roepen bij de isoleercellen in hun witte dwangbuizen.
Dat is geschiedenis, voor een deel, maar toch zeker ook beeldvorming. Meisjes met staartjes, enge vrouwen in bad, dolende witte wijven met sliertig zwart haar, zijn dat niet ook de horrorclichés die we keer op keer terugzien in films en op tv?
Ons beeld van de geschiedenis van de psychiatrie is mede gevormd door een populaire cultuur waarin psychiatrische ziekenhuizen steeds opnieuw opdoemen als het domicilie van het vreemde en angstaanjagende. Van Frankenstein via Hannibal Lecter tot Batmans Joker, het gesticht huisvest gevaarlijke uitzonderingen, duistere geschiedenissen en onmenselijke experimenten. In de VS zijn er zelfs een paar tot entertainmentpark omgedoopt, spookhuizen voor volwassenen.
Zulke horror schept geen rooskleurig beeld van de psychiatrie van vroeger. Die rijst eruit op als een praktijk van paternalisme, onderdrukking, eenzame opsluiting, elektroschokken en lobotomie, met het gesticht als hels en achterlijk instituut, waar dit alles in afzondering kon woekeren.
In zijn recente boek Nightmare Factories laat cultuurwetenschapper Troy Rondinone zien hoe het Engelse woord voor gesticht, ‘asylum’, dat oorspronkelijk een positieve, rustgevende klank had, een akelige connotatie kreeg. Decennia van horror maar ook een maatschappijkritische film als One Flew Over the Cuckoo’s Nest speelden daar een hoofdrol in.
Cuckoo’s Nest, misschien wel de beroemdste gestichtsfilm, is een schakel in een ellenlange reeks boeken en films, schrijft Rondinone, die benadrukken hoe verschrikkelijk het geweest moet zijn in ouderwetse psychiatrische ziekenhuizen. Die begon al bij de spookverhalen van Edgar Allan Poe, waarin het griezelgesticht een metafoor was voor de gefaalde goede bedoelingen van institutioneel Amerika.
Dat negentiende-eeuwse Amerika, geplaagd door opstand en burgeroorlog, was rijp voor Poe’s ‘gothic’ verbeelding, waarin geheimen en geesten uit het verleden de huidige orde komen verstoren. Noem het de wraak van het oncontroleerbare, waanzinnige en duistere op een al te rationele, ‘verlichte’ samenleving met haar arrogante en bevoogdende bovenklasse, die nota bene hele bevolkingsgroepen tot slaaf maakte.
De ‘gothic’ traditie zie je nog altijd terug in horrorgestichten op het scherm. Van het meisje met de lange zwarte haren en de witte jurk in The Ring tot het moordzuchtige personeel in American Horror Story, Asylum, waarin – zeer traditioneel – de monsters niet de krankzinnigen zijn, maar juist de sadistische directeuren, artsen en verpleegkundigen, voor wie het gesticht een vrijplaats is voor vernedering en misbruik.
En hoewel in dat angstaanjagende beeld een schaamtevolle kern van waarheid zit, is het volgens Rondinone ook een hardnekkige en stigmatiserende karikatuur, waar het vak én psychiatrische patiënten zelf nog steeds last van hebben.
‘Hier is iets niet pluis’
Ook Jill heeft geen hoge pet op van de psychiatrie. Net voordat we onze auto’s bereiken om naar het beruchte patiëntentunneltje te rijden, begint het te regenen. We besluiten eerst wat te eten in een lunchroom verderop, waar Jill boven een uitsmijter met ham en kaas vertelt over haar ‘zesde zintuig’, haar hoogsensitiviteit en haar ervaring met angst en paniek.
Tegenwoordig zet Jill haar zesde zintuig in om kinderen met autisme en paranormale begaafdheid te helpen
Al van jongs af aan was duidelijk dat Jill uitzonderlijk gevoelig was. Net als haar beide ouders ving ze dingen op die anderen niet merkten. Rond haar zesde, herinnert ze zich, stonden er in haar ouderlijk huis op een nacht ineens soldaten in haar slaapkamer, verschijningen die haar duidelijk maakten dat hier van alles gebeurd moest zijn in de oorlog.
Haar zesde zintuig – zoals ze er zelf aan refereert – is nooit verdwenen. Tegenwoordig zet ze het, behalve bij de spokenjacht, in om kinderen met autisme en paranormale begaafdheid te helpen. Af en toe zegt ze op verzoek van nabestaanden ook onopgeloste vermissingszaken aan te nemen, want de occulte weg is vaak een laatste toevluchtsoord voor rouwende familie die opheldering verlangt.
Het wordt gezien als een gave om contact te kunnen maken met andere dimensies, je kunt er zelfs geld mee verdienen, maar Jill ervaart op andere vlakken ook hinder van haar hooggevoeligheid. ‘Ik kamp al langere tijd met paniek- en angststoornissen’, vertelt ze. ‘Het gaat met vlagen goed, maar in stressvolle perioden kan het oplaaien.’
En het zijn stressvolle tijden. Jills 15-jarige zoon heeft gedragsproblemen. Hij is onlangs van huis weggelopen en opgenomen in een gesloten instelling. Ze lijkt aangedaan als ze erover vertelt, benauwd, maar ze vermant zich en gaat moedig door met haar uitsmijter. ‘Ik vecht al jaren voor een goede behandeling van mijn zoon, maar hij heeft voortdurend verkeerde diagnoses gekregen, waardoor hij niet de juiste behandeling kreeg. Na jaren knokken hebben we nu eindelijk een diagnose waar we iets mee kunnen, zodat hij kan leren omgaan met zijn stoornis.’
‘Ja, het is allemaal wat, die psychiatrie’, zegt ze, terwijl ze haar lege bord voor zich uit schuift. ‘Wat mij betreft kappen ze eens met iedereen in hokjes stoppen en kijken ze gewoon naar de mens.’ Jills ervaringen met haar zoon, maar ook met haar eigen psychische problemen hebben haar het idee opgeleverd dat psychiaters haar ‘vooral willen volstoppen met pillen’. Maar daar begint ze niet aan. ‘Zo los je een probleem niet op.’
Als we buiten staan, steekt Jill onmiddellijk een sigaret op. ‘Even een stokkie om de geesten te verdrijven, hoor, er is iets helemaal niet pluis in die tent.’ Voelde ik dat niet? Daarbinnen is ongetwijfeld iemand gestorven en niet vertrokken, dat merkte je aan alles, zegt Jill. ‘Ik kreeg het er tijdens het eten helemaal benauwd van.’
Gedragstherapie bij geesten
In Jills kleine auto, waarin ik op de achterbank tussen twee kinderzitjes geklemd zit, rijden we naar het nabijgelegen landgoed Jagtlust. Daar konden patiënten vroeger naartoe voor sport en spel. Via een slingerend laantje over het terrein liepen ze richting de duinen, waar een betonnen tunneltje ze onder een weg door naar de bossige buitenplaats voerde. Ook hier heeft Jill meermaals stemmen, aanrakingen en vreemde lichten waargenomen.
Het is tegenwoordig gangbaar om de hulp van een psychiater in te schakelen als je last hebt van ongenode bovennatuurlijke gasten
De confrontaties met het dodenrijk willen nog weleens onaangenaam zijn, maar over het algemeen is Jill niet bang voor de geesten die ze tegenkomt. Vooral op Meerenberg zijn het vaak angstige en verdrietige patiënten, zegt ze, die niemand kwaad willen doen maar juist hulp nodig hebben. Jill zoekt bewust contact met ze in de hoop iets voor ze te kunnen betekenen.
Dit geldt niet voor iedereen die spoken of geesten ervaart. Ze kunnen je leven ook goed vergallen. Allerhande paragnosten en kruidenvrouwtjes bieden eerste hulp, maar het is tegenwoordig ook gangbaar om de hulp in te schakelen van een psychiater of psycholoog als je last hebt van ongenode bovennatuurlijke gasten.
Dat ontdekte ik bij toeval, twee weken voordat ik Jill ontmoette, toen ik in een oud klooster in Brabant het grootste psychologencongres van het land bezocht. Op dag één woonde ik een workshop bij met de fascinerende titel ‘Cognitieve gedragstherapie bij geesten’. Een handvol therapeuten was bijeen om te praten over wat, vooral onder migrantengroepen, een relatief veelvoorkomend probleem bleek te zijn in hun praktijken: geesten, duivels, djinns en andere spookverschijningen die het functioneren van cliënten negatief beïnvloeden.
Zoals bij een Marokkaanse vrouw met twee kinderen, die vaak het gevoel had dat een djinn haar kwam wurgen. Vooral onder de douche voelde ze zich onveilig, waardoor ze douchen steeds meer vermeed.
In een vergelijkbare casus die aan de orde kwam, bezocht een jonge moeder samen met haar zus het spreekuur met het verhaal dat ze regelmatig woedeaanvallen had, gepaard met scheldkanonnades waarbij de hele familie het moest ontgelden. De jonge moeder zelf vermoedde dat ze overspannen was, tegen het psychotische aan, maar de zus was er, net als de rest van de familie, van overtuigd dat haar zusje bezeten was door een kwade geest.
De therapeuten op het congres deden een rollenspel, waarin duidelijk werd dat de zus eigenlijk geen heil zag in de ggz. Liever schakelde ze de hulp in van een gebedsgenezer, dat paste beter bij hun cultuur. Naarmate de gespeelde sessie vorderde, bleek ook dat de familie nogal wat druk zette op de jonge moeder, dat ze nauwelijks hulp kreeg van haar man en dat ze al langer rondliep met burn-outachtige klachten.
Wat voor de westerse, psychologiserende toeschouwer zonneklaar was – dit waren psychische problemen – betekende voor de zus iets anders. Een externe kracht had de jonge moeder in zijn greep en moest uitgedreven worden.
De therapeuten leerden deze andere zienswijze niet af te keuren of te ondermijnen, maar eromheen te werken. Het doet er niet zo toe wat waar is of niet, belangrijker is het om te zien hoe het het functioneren stoort en hoe dat verbeterd kan worden.
‘Stel je agnostisch op’, luidde de gouden tip – oordeel niet.
Het tunneltje naar de andere kant
Jill, Indy en ik zijn een bosweggetje ingeslagen en parkeren de auto op een bruggetje. Het overwoekerde, bekladde patiëntentunneltje dat eronderdoor loopt is afgesloten met een hek en een hangslot. Zodat de Schotse hooglanders die verderop grazen er niet doorheen kunnen, denkt Jill. Ik schuifel ernaartoe door een dikke laag bladeren, ga er zo dicht voor staan dat mijn neus de tralies raakt en probeer me agnostisch op te stellen…
Er gebeurt niets.
Psychiaters en psychologen zijn onze priesters en onze exorcisten
Even voel ik de neiging me te verexcuseren voor mijn eigen ongeloof. Alsof ik Jill daarmee beschuldig van iets, van gekte. Ik herinner me wat ik een van de psychologen op het congres heb horen zeggen: onwaarheden hoeven nog geen wanen te zijn. Het klinkt meer als een aforisme, een vage oude wijsheid, dan als wetenschap.
Het daagt me opnieuw: het enige wat een moderne ongelovige als ik in stelling kan brengen tegen het bovenaardse en onverklaarbare zijn de psychologie en psychiatrie. Die verklaren waar het vandaan komt (ons brein) en hoe je het aanpakt. Psychiaters en psychologen zijn onze priesters en onze exorcisten.
Onwaarheden zijn nog geen wanen, preken ze. Maar in hoeverre geldt het omgekeerde? Hoeveel waarheid kan er in een waan zitten?
Voor de jonge moeder uit het rollenspel hadden de geesten een functie: ze vertelden haar tirannieke familie de waarheid, zodat zij dat niet hoefde te doen. Dat de familie de geesten liever liet uitdrijven dan naar ze te luisteren, lijkt in zekere zin op hoe de psychiatrie lang is omgegaan met psychotische patiënten. Ze werden gedrogeerd of geïsoleerd en naar wat ze uitkraamden werd niet geluisterd.
Zo ging het er, in Jills perceptie tenminste, ook aan toe op Meerenberg. De verhalen over de koude baden, de elektroschokken, het misbruik. Is het historisch accuraat? Waarschijnlijk niet. PZ Santpoort was voor zijn tijd een modern geneeskundig instituut waar waarde gehecht werd aan herstel en een heilzame omgeving. Dwang werd al vroeg zo veel mogelijk gemeden. Ja, er werden elektroshocks gegeven, maar die worden vandaag nog steeds met succes toegepast bij zware depressies en zijn lang niet zo gruwelijk als de gestichtshorror ons doet geloven.
Voor altijd onrustig
Wat waar is, wat waar vóélt in Jills verhalen, is de kwetsbaarheid van een gevoelige geest tegenover logge instituties, arrogante wetenschappers en een doorgerationaliseerde samenleving. Een samenleving die de oplossing voor precies die kwetsbaarheid vaak alleen weet te vinden in kille medische procedures.
Het is ook de boodschap van de beeldtraditie die Troy Rondinone traceert, de psychiatriehorror die we allemaal kennen en projecteren op een oud gebouw als Meerenberg: verzwijg en onderdruk onrecht en het zal je later komen opzoeken… Dat is misschien wat het betekent als we zeggen dat het ergens spookt.
Het is waar dat al die beeldvorming kwetsend kan zijn voor patiënten en het werk van professionals kan schaden. Maar spookverhalen laten zich nu eenmaal slecht uitbannen. Ze horen tot de folklore, de gezamenlijke verbeelding van een volk, zitten in de vezels van de cultuur. Ze bevatten behalve waan ook wijsheid en ze dwingen – dat merk ik als ik met Jill praat – respect af.
Wat Jill graag zou willen, vertelt ze, is de erkenning dat hier op Meerenberg verdrietige dingen zijn gebeurd. ‘Dat is toch niet te veel gevraagd? Een monumentje voor het leed dat hier geleden is.’
Voorlopig worden hier op het enorme terrein geen monumenten gebouwd, maar exorbitante villa’s en appartementen. Dat zien we als we van het tunneltje weer richting Meerenberg rijden. Tesla’s slapen vredig voor de garagedeuren, de toekomst verdringt hier langzaam de geest van het verleden. De duinrand is inmiddels de plek voor wie het gemaakt heeft in de maatschappij.
Aan de ene kant is Jill blij dat haar geliefde pand nu mooi opgelapt wordt, maar iets in haar zegt ook dat het niet klopt. ‘Ze kunnen hier rijke mensen laten wonen’, zegt ze vlak voor we afscheid nemen, ‘ze kunnen de hele boel platgooien, maar het zal hier altijd onrustig blijven.’