Wat bol.com kan leren van een Schotse idylle
In de bossen bij Glasgow, bij een prachtige waterval, staat een fabriek waar ik veel aan te danken heb. Hier is namelijk de moderne werkdag uitgevonden. Met dagen van acht uur, kinderopvang, enzovoorts.
De New Lanark Cotton Mill, zo heet deze oude katoenfabriek. Ik las erover in een reisgids toen ik een paar weken geleden Schotland bezocht. En toen besloot ik een bliksembezoekje te brengen aan dit negentiende-eeuwse fabrieksdorpje. Een pelgrimage, om mijn hoed af te nemen voor een kapitalist.
Robert Owen (1771 – 1858), zo heet hij. De fabrieksdirecteur was een self-made man, rijk geworden met slimme investeringen. Begin negentiende eeuw werd hij eigenaar van een katoenfabriek in New Lanark. Daar werkten toen honderden paupers, veel kinderen, onder deplorabele omstandigheden (bijvoorbeeld werkdagen zonder daglicht). Misdaad tierde welig in het dorpje. Het was een ‘omgeving waar dronkenschap en verdierlijking aan de orde van de dag waren’ – schreef de Nederlandse socialist Ferdinand Domela Nieuwenhuis.
Maar het kon weinig mensen wat schelen, iedereen was in de ban van machines (ik denk ongeveer zoals wij nu in de ban zijn van computers en automatisering). Het was de begintijd van de industrialisatie, maar Owen had vooral oog voor een andere machine: de mens.
Behandel je mensen even goed als je machines, was zijn evangelie. ‘Als goed zorgen voor je levenloze machines zulke gunstige resultaten oplevert, wat kun je dan al niet krijgen wanneer je diezelfde aandacht geeft aan je levende machines, die veel vernuftiger in elkaar zitten’, schreef hij in een essay.
Owen bracht het ook in de praktijk
Klinkt misschien logisch. Maar Owen bracht zijn essays ook in praktijk. Hij regelde voor zijn werknemers onder meer: gratis kinderopvang, gratis onderwijs, goede en betaalbare huizen, toegang tot gezondheidszorg. En dus de achturige werkdag . Zijn slogan: Eight hours’ labour, Eight hours’ recreation, Eight hours’ rest – acht uur werken, acht uur vrij, acht uur slapen.
De katoenfabriek draaide als een tierelier. Het dorpje bloeide op, misdaad verdween. Tegenwoordig is de fabriek een museum en hotel; kinderen in Azië maken nu ons textiel.
Ik was er maar tien minuten, want ik moest een boot halen. Genoeg om onder de indruk te raken van de wonderschone plek – zelfs hartje winter, met kale takken. Er was weinig anders te horen dan het ruisen van de waterval. Dezelfde natuurlijke waterval die eeuwen terug de fabriek al van groene energie voorzag.
Enfin, ik droomde even weg over hoe mooi het zou zijn als de idealen van Owen weer toegepast zouden worden, in plaats van overboord gekieperd.
Want die vakantie leerde ik ook over de praktijken in de magazijnen van bol.com. Ik las het boekje Binnen bij bol.com. Undercover in de winkel van ons allemaal, van undercoverjournalist Jeroen van Bergeijk. Hij was nieuwsgierig naar de praktijk achter de slogan: ‘Voor 23:59 uur besteld, morgen in huis’. Daarom werkte hij een poosje in de magazijnen van de online winkel in Waalwijk, onder meer als orderpicker. Ik leerde veel over onze consumptiemaatschappij en de wereld in de ‘dozen’- zoals de raamloze distributiecentra wat liefkozend heten.
De ouderwetse zakkendrager bestaat gewoon nog
Die werkomstandigheden zijn – je voelt het aankomen – niet mals. Zo moet je als orderpicker al gauw 25 tot 30 kilometer per dag lopen, schrijft Van Bergeijk. En bereid zijn om zonder te zaniken zakken van 20 kilo hondenvoer te tillen. De ouderwetse zakkendrager bestaat nog steeds, alleen niet meer op de kade van de haven, maar buiten beeld, in een loods zonder daglicht.
En dan zijn er de immer wisselende werktijden. Een slimme computer rekent precies uit hoeveel personeel er elk uur nodig is. Werknemers hebben een app op hun telefoon waarop vlak van tevoren hun uren verschijnen. Je moet eigenlijk gewoon altijd gratis stand-by zijn.
Zulke werktijden ‘maken een sociaal leven onmogelijk’, concludeert Van Bergeijk. Vaarwel sportclub, vrijwilligerswerk, vrienden, gezin. Vaarwel zeg maar alles wat een samenleving tot een samenleving maakt.
En aan het einde van een week stand-by zijn heb je vaak niet genoeg uren gewerkt voor een fatsoenlijk bestaan. Sowieso verlies je na anderhalf jaar trouwe flexdienst je baan, anders zou je recht krijgen op een vast contract en pensioenopbouw.
Geef je gezin, sociale leven of pensioen maar op
‘Nederlanders willen dit werk niet doen’, heet het dan. Maar dat is een valse weergave: het werk is zo ontworpen dat Nederlanders dit werk nauwelijks kúnnen doen. Tenzij ze dus hun gezin, sociale leven of pensioen opgeven.
Wie doen het werk wel? Polen, Bulgaren, Spanjaarden – buitenlanders, kortom. Die ondergebracht worden in aftandse stacaravans op een camping – ironisch genoeg De Droomgaard geheten – waar ze noodgedwongen voor vierhonderd euro per maand een beschimmeld kamertje huren. Intussen verandert Waalwijk in een bol.com-enclave vol uitgebuite buitenlanders in een ‘parallelle, onzichtbare wereld’.
Het was een vreemd contrast: het fabrieksdorpje New Lanark bezoeken met dit boek in mijn achterhoofd. Want de Waalwijkse magazijnen van bol kennen werkomstandigheden die negentiende-eeuws aandoen; terwijl in dat negentiende-eeuwse New Lanark nu juist de eenentwintigste eeuw werd uitgevonden.
Van Bergeijk laat overtuigend zien dat vrijwel niemand beter wordt van dit soort bedrijven. Het is niet goed voor Nederlandse werknemers, want ze hebben oneerlijke concurrentie van Polen etc. Het is niet altijd goed voor de Polen, want die leven geïsoleerd in aftandse caravans. Het is niet goed voor Waalwijk, want het weefsel van de samenleving gaat stuk, er geen zinnige banen bijkomen, terwijl het geld vaak wegstroomt naar het buitenland.
Misschien is het leuk voor de bazen van bol. En o ja, voor ons, consumenten. Want wij kunnen binnen 24 uur een stofzuiger in huis hebben en die daarna weer gratis terugsturen als de kleur tegenvalt. Maar de vraag is of daarin de sleutel tot geluk besloten ligt.
Van Bergeijk werkte ook een poosje op de afdeling retouren. Hier vind je de consumptiemaatschappij op z’n triestst. Bol heeft als beleid dat je elke aankoop terug kunt sturen, maakt niet uit om welke reden. Van zulke soepele regels groeit de omzet. Dus zijn er mensen die een koffer of bladblazer kopen, een tijdje gebruiken, en dan weer ‘gratis’ terugsturen. Dat is normaal in de webwinkelwereld: hoe makkelijker je doet over terugsturen, hoe hoger de omzet.
Bij bol valt dat retour zenden relatief mee; maar bij Zalando gaat zelfs de helft van de pakketjes retour, schrijft Van Bergeijk. Denk je eens in: al die vrachtwagens op de weg omdat jij en ik ‘de kleur toch niet mooi vonden’. Zoals ik al eerder schreef over de haven van Rotterdam: dit is een hypermoderne machine ontworpen om een ongekende verspilling mogelijk te maken.
En in de hypermoderne, geautomatiseerde wereld van een modern distributiecentrum, keert de ouderwetse fysieke arbeid weer terug, neemt zelfs toe, door het enorme volume aan pakketjes.
Het brengt ons weer terug bij af.
En dat noemen we dan vooruitgang
Een poosje geleden sprak ik met een vakbondsman uit de haven, FNV’er Niek Stam. Havenarbeiders zijn helemaal niet per se tegen automatisering, wist hij. Hangt er maar net van af hoe je haar gebruikt. Machines kunnen de arbeid van mensen verlichten (dat weten ze nergens zo goed als in de haven). Alleen, er is die stomme paradox dat het werk voor de mens vaak juist zwaarder wordt in een automatische wereld.
‘Wat hebben we afgelopen jaren gedaan?’ vroeg Stam retorisch. ‘We hebben de kranen sneller gemaakt, we hebben de kranen hoger gemaakt, we hebben de havens dieper gegraven, we zijn meer gaan automatiseren, we doen alles sneller en efficiënter – en wat krijgen we terug? Dat we langer moeten gaan werken, zeven dagen per week. En nee, we hebben geen kapotte lichamen meer van het sjouwen van balen, maar wel van de continue jetlags van de volcontinue ploegendienst. En dat noemen we dan vooruitgang?’
Hij vond het tijd om transport duurder te maken in plaats van alleen maar goedkoper. En dat je automatisering ook ten goede kunt gebruiken: bijvoorbeeld voor kortere werkdagen.
Dat leken me geen slechte ideeën. Wat zeg ik, die negentiende-eeuwse Robert Owen uit New Lanark had ze kunnen bedenken.
Machines moeten de mens dienen, in plaats van andersom, zei hij.
Machines moeten de mens dienen, zei Owen. Niet andersom
Owen verkondigde zijn evangelie aan ieder die het horen wilde. Maar zijn ideeën werden niet massaal gekopieerd – het hielp niet dat Owen een hekel had aan religie.* Owen toog naar Amerika om daar from scratch een utopisch fabrieksdorp neer te zetten: New Harmony. Dat flopte al na twee jaar.
Je kunt best wat afdingen op Owens ideeën. Hij had bijvoorbeeld een top-downmanagementstijl. ‘De welwillendheid van Owen ging gepaard met zijn verlangen om het leven van de arbeiders in hun geheel te domineren en te beheren, hun vrije tijd en arbeid te organiseren, van de wieg tot het graf’, schrijft een Schotse anti-kapitalistische website.
Filantropie gaat vaak samen met paternalisme. En een belangrijk kritiekpunt – aldus Karl Marx, verder ook een bewonderaar – was dat hij het klassenverschil in stand hield: de arbeider zou nooit directeur worden.
Zijn utopische samenleving was er verder eentje waarin de werknemers weinig privacy hadden. En waarin Owen allerlei psychologische experimenten uitvoerde met de arbeiders als proefdieren. Bijvoorbeeld een experiment met houten, gekleurde kubussen die naast arbeiders hingen. Ze konden draaien, elke zijde had een andere kleur, die aangaf hoe goed de betreffende arbeider presteerde.
Zo’n publiek beoordelingssysteem zou tegenwoordig op bezwaren stuiten… Hoewel, bij bol werken ze er ook mee. Elke dag worden er in het magazijn lijsten opgehangen met scores van de dag ervoor, schrijft Van Bergeijk: hoeveel producten je hebt ‘gepickt’ in hoeveel tijd. Je moet minimaal drie per minuut halen.
Dus toen hij vroeg waarom veel jonge Oost-Europeanen zo hard liepen, antwoordde een collega:
‘Ik denk dat ze bang zijn hun baan kwijt te raken.’