Het is zes uur ’s avonds en op tafel staan pakken karnemelk voor de gasten. Over hun schouders lacht een uitvergrote Nelson Mandela ze toe met een inspirational quote: ‘Education is the most powerful weapon which you can use to change the world.’

Ik ben in Utrecht, op het hoofdkantoor van de grootste lerarenvakbond van Nederland: de Algemene Onderwijsbond (AOb). De vakbond die de woede en het onbegrip van 250.000 leraren in Nederland om moet zetten in minder werkdruk, meer geld, meer waardering – zwart-op-wit in regeerakkoorden en cao’s. Daarom staakt het onderwijs, vandaag en morgen.

En aan het hoofd van de grootste lerarenvakbond van Nederland (met zo’n 85.000 leden) staat sinds twee maanden Eugenie Stolk (50). Ik liep een dag met haar mee.

Ik wilde een dag meelopen omdat ik vaak hoor: de vakbond is niet meer van deze tijd

De bijeenkomst hier op kantoor is Stolks laatste afspraak van de dag. Met onderwijsondersteunend personeel – conciërges, decanen en administrateurs – gaat ze in gesprek over hun nieuwe cao. Het is een drukke dag geweest. Ik heb nog steeds geen tijd gehad om te kijken wat er allemaal in de AOb-goodiebag zit die ik vanochtend heb gekregen.

De gasten gaan in twee groepen uiteen, begeleid door medewerkers van de Onderwijsbond. ‘Wie doet de broodjes even in de vriezer?’

Ik wilde een dag meelopen omdat ik vaak hoor: de vakbond is niet meer van deze tijd. Stoffig, zou je kunnen zeggen, niet zo hip, iets van vroeger. De vakbond is pakken karnemelk om zes uur ’s avonds.

Maar waar ik vandaag van overtuigd ben geraakt: de vakbond is degelijk en betrouwbaar, en misschien juist daarom wel niet meer van deze tijd. Nederland zou wel wat meer vakbond kunnen gebruiken. Wat minder keynote speakers en grote ideeën over stelselwijzigingen en een leven lang leren, en wat meer leraren die opkomen voor hun arbeidsvoorwaarden.

Veel grote onderwijsorganisaties presenteerden vorige week voor ‘groot onderhoud aan het Nederlandse onderwijssysteem’, maar de Onderwijsbond deed er niet aan mee.

Want in zulke plannen – – wordt weinig rekening gehouden met de leraar. Daarom verdient het onderwijs een bond die werknemers beschermt tegen, zo heb ik vandaag ook geleerd, de grootste valkuil van iedereen die in het onderwijs werkt: betrokkenheid.

Foto’s: Isolde Woudstra (voor De Correspondent)

In het onderwijs vangt altijd iemand het wel even op 

Die twee woorden, verbonden met een gelijkteken, valkuil = betrokkenheid, vallen me direct op wanneer Eugenie Stolk een klaslokaal van de Kentalis Dr. J. De Graafschool in Groningen binnenloopt. Ze is die ochtend in een Hyundai I10 opgepikt van station Groningen door iemand in een felgroene vakbondsjas, die haar van school naar school rijdt.

Het valt op dat de leraren proberen om niet te klagen

Valkuil = betrokkenheid. De woorden zijn op een groot vel papier geschreven dat in een hoek van het lokaal hangt. Het team heeft de afspraak met de vakbondsleider de dag ervoor ‘toch nog even voorbereid’. Op een krukje waar straks weer leerlingen op zitten en aan een tafeltje waar straks weer leerlingen aan aanschuiven, hoort Stolk aan waar leraren hier tegenaan lopen.

De Dr. J. De Graafschool is een school voor voortgezet speciaal onderwijs, voor jongeren die slechthorend zijn of een taalontwikkelingsstoornis hebben. Maar leraren op de school vallen onder de cao van het primair onderwijs. En nog zoiets geks: ze moeten hun tieners voorbereiden op het eindexamen, maar hun school mag die examens zelf niet afnemen. Sinds 2014 mag de school alleen leerlingen aannemen die intensieve begeleiding nodig hebben, en dat heeft de werkdruk nogal verhoogd.

Genoeg om voor te staken dus.

Stolk praat overal over mee, praat snel, met veel handgebaren die haar grote, rode ring door de lucht dirigeren. Wanneer een leraar iets zegt waar de vakbond iets mee kan – dat het aantal leerlingen met comorbide problematiek groeit, dat de groepen zwaarder zijn omdat sterkere leerlingen vaker naar het regulier onderwijs gaan – schrijft ze mee.

Ze stelt een jonge wiskundedocente een vraag: ‘In het regulier voortgezet onderwijs kan je veel meer verdienen. Waarom zit je hier nog?’

Zij: ‘Ik kies met m’n hart en mijn hart ligt bij deze leerlingen. Ik kan misschien wel meer verdienen, maar ik doe het niet.’

Collega: ‘Dat is vastgelegd, jongens.’

Het valt op dat de leraren proberen om niet te klagen. Voor ieder probleem waar ze tegenaan lopen, zoeken ze zelf naar een oplossing. ‘Als er hier iemand uitvalt, zegt er altijd wel iemand: “Ik vang het wel even op.”’ Kortom: Valkuil = betrokkenheid.

Betrokkenheid is mooi, maar ook wel problematisch

Op de tweede school die Stolk die ochtend bezoekt, wordt ze ontvangen door de directeur die direct koffie haalt, een teamleider in een jasje en een pr-medewerker in een jurkje. 

Er zullen zo ook nog even twee mensen die met de kinderen werken aanschuiven.

De teamleider opent: ‘Wat hier op school gebeurt, daar krijg je kippenvel van. Er is hier zo veel passie. Ik zeg ook weleens tegen m’n collega’s: “Dit zijn echte helden. Ik vind het echt helden. Ik neem m’n petje voor ze af.”’

De teamleider vervolgt: ‘Ik heb een collega in m’n hoofd en ik zal haar dag een beetje schetsen. Die is hier om kwart voor acht, want dan komen de eerste kinderen. Uit Groningen, Drenthe, Friesland, Overijssel. De lesdag begint om halfnegen en gaat in één ruk door, tot twee uur. En om twee uur is dan het moment waarop we zeggen “Oké, wauw, wat hebben we een boel bereikt, wat hebben we een mooie dingen gedaan, nu gaan we de rest weer oppakken: de leerlingvolgsystemen, enzovoorts, enzovoorts.”’ 

En: ‘We merken dat veel collega’s zeggen: “Ik werk hier niet voor m’n geld. Dit is voor mij echt een roeping, om voor deze mooie doelgroep te mogen werken.” Daar neem ik m’n petje voor af.’

‘Mooi he, die bevlogenheid? De helden in het onderwijs.’

Hij noemt ook de scheikundedocent als voorbeeld. Of eigenlijk: het gebrek daaraan, want voor die vacature heeft het bestuur nog niemand kunnen vinden. Leraren in zijn team worden nu bijgeschoold als scheikundedocent. In de weekenden nemen ze de lesstof door, zodat ze de leerlingen altijd een week voor kunnen blijven.

Stolk: ‘Die passie is mooi, zolang ze het volhouden.’

De teamleider: ‘Ja, ja, ik vind het ook wel problematisch.’

Gert en Mies, leerlingbegeleiders, komen binnen. 

Teamleider: ‘Ik had jullie al een beetje aangekondigd, vol enthousiasme. Ik dacht dat jullie een dansje zouden doen, maar omwille van de tijd mag je dat dansje achterwege laten. We hebben, laten we zeggen, een kwartiertje.’

In dat kwartiertje leggen de twee helder uit waar ze tegenaan lopen. Het is moeilijk om vervanging te vinden omdat de doelgroep lastig is. Het is moeilijk om jonge docenten te vinden. En er zijn leerlingen die in meerdere ‘clusters’ vallen – bijvoorbeeld omdat ze zowel een lichamelijke beperking hebben als een autismespectrumstoornis – en dat is heel veel georganiseer. 

Gert geeft het voorbeeld van een leerling voor wie hij laatst een ‘alternatieve leerroute’ moest aanvragen. In 2014 werd het passend onderwijs onderverdeeld in zo’n 150 regionale samenwerkingsverbanden, en een jaar later werd de jeugdzorg gedecentraliseerd. Zeker voor een school met leerlingen uit vier provincies met complexe problematiek, heeft dat geleid tot heel veel regelwerk. Gert: ‘Wat bij de ene “blokstenen” heet, heet bij de ander “dobbelstenen”. Soms zitten we met veertien mensen om tafel, en dat zijn er twaalf te veel. En ondertussen vergeet je het hogere doel.’

Mies: ‘Het kind.’

Gert: ‘En dat maak ik heel erg vaak mee de laatste jaren. Natuurlijk gaan we staken. Maar we hebben nog steeds wel passie.’

Mies: ‘En we gaan ook altijd wel weer mee in allerlei oplossingen. Maar misschien moeten we vaker zeggen: “Dit kán gewoon niet meer. We knijpen elkaar nu uit.”’

Na een kwartier moeten Gert en Mies weer terug naar hun leerlingen. De teamleider: ‘Mooi hè, die bevlogenheid? De helden in het onderwijs. Ik heb er zeer veel respect voor.’

Word ik erin geluisd?

Op weg naar het station vertelt Stolk dat ze minder vaak op scholenbezoek gaat dan ze zou willen. Want daar krijgt ze de meeste energie van.

Soms twijfel ik of ik haar moet geloven. Of ik niet met een strak geregisseerde marketingcampagne te maken heb

Ik heb het haar die ochtend al een paar keer horen zeggen tegen de leraren op de scholen die ze bezocht. ‘Vanmiddag heb ik een gesprek met allerlei FNV-mensen. Dan vind ik dit toch leuker.’ Dat ze gisteren Kamerlid Paul van Meenen sprak en dat dat ‘ook belangrijk’ was, maar ‘dit, de werkvloer, is waar ik het voor doe’.

Soms twijfel ik of ik haar moet geloven. Of ik niet met een strak geregisseerde marketingcampagne te maken heb. Eentje die het merk Stolk neerzet als een voorzitter die écht naar de werkvloer luistert. Die is opgedragen eens in de paar zinnen te zeggen dat ze het verschil wil maken en bij ontvangst op een school altijd moet opmerken dat dit is waar ze het voor doet. 

Kan ik haar daar rechtstreeks naar vragen? Is dat raar? Ik durf het in ieder geval nog niet.

Eugenie Stolk in twee woorden: gelijke kansen

In de trein naar Utrecht vertelt Stolk over de brief die ze zichzelf schreef toen ze veertien was. Dingen die ik later wil doen die ik nu niet kan doen. Op vakantie gaan. Mijn huis in stijl inrichten. Leuke dingen doen met mijn kinderen. Mijn kinderen mogen op muziekles én op ballet, en als ze dan balletdanser willen worden, dan kan dat. 

Op school zei haar meester: de Amerikanen zijn onze vrienden en de Russen zijn onze vijanden. Maar thuis zei haar vader het precies andersom

Vader en moeder Stolk hadden weinig geld – en het geld dat er was, daar konden ze niet goed mee omgaan. Het gezin ging nooit op vakantie. Eugenies vader raakte op zijn achtendertigste arbeidsongeschikt en ging nooit meer aan het werk. Alleen als zijn kameraden van de CPN langskwamen werd er gelachen, en gepraat over politiek, en dan ging Eugenie naar haar kamer.

Op school zei haar meester: de Amerikanen zijn onze vrienden en de Russen zijn onze vijanden. Maar thuis zei haar vader het precies andersom. Dat begreep ze niet zo goed, dat de twee mensen die ze het meeste volgde, het zo met elkaar oneens waren.

Dus vroeg ze zich al jong af: wat vind ik eigenlijk zelf?

Eugenie kon goed leren. Op de Cito-toets maakte ze één foutje en van haar leraar mocht ze naar het gymnasium. Máár! Daar zaten allemaal dokterskinderen, en daar hoorde zij volgens haar ouders niet bij. Het atheneum was goed genoeg.

Ze kwam terecht in een klas met leerlingen van mavo, havo en atheneum. Goed kunnen leren maakte je daar niet populair, Adidas-schoenen wel – en die had Eugenie niet. 

Als ik er toch niet bij hoor, dan heb ik er ook gewoon schijt aan, dacht ze. Ze ging alleen nog maar zwarte kleding dragen. Oude overhemden van haar vader. Ze toupeerde haar haar. In één zomer transformeerde ze tot punker.

Op straat werd ze opeens uitgescholden. Vieze punker. Oneerlijk, vond ze dat. Hoe konden mensen nou over haar oordelen? 

Stolk ervoer de regeldruk in het onderwijs als schooldirecteur, in tijden dat schoolbesturen zelfstandiger werden

Diezelfde oneerlijkheid zou ze later als schoonmaker in het ziekenhuis ook ervaren. Op het moment dat ze haar zwabber pakte en de verplegers en chirurgen doorhadden dat ze van de schoonmaak was, zeiden ze haar geen gedag meer. Achter de kassa van de V&D zou ze ook ‘als stront’ behandeld worden. Want kassameisjes, die zijn dom.

Ze kreeg verkering met haar jeugdliefde, trouwde, ging in Stitswerd wonen en leerde wat zij zelf eigenlijk vond. Dat niet iedereen z’n eigen kansen kan creëren. Dat ze de verantwoordelijkheid had kansen te geven aan mensen die die niet vanzelf krijgen.

Ze stond zeven jaar voor de klas op een basisschool, waar ze leerde hoe weinig geld er in het onderwijs is.

‘M’n bureaustoel is kapot. Er moet even een nieuwe besteld worden.’

‘Daar hebben we geen geld voor.’

‘Maar ik moet toch op een stoel kunnen zitten?’

‘Dan pak je eerst maar een andere stoel.’

Ze ervoer de regeldruk in het onderwijs als schooldirecteur, in tijden dat schoolbesturen groeiden en zelfstandiger werden. Aan het bestuur moest ze meer verantwoording afleggen dan de Onderwijsinspectie voorschreef. Ze hield het twee jaar vol. 

Voor de AOb werkte ze als ‘sectorconsulent’, de ogen en oren van de vakbond die op scholen langsgaat om te horen wat er speelt. En als ‘rayonbestuurder’, verantwoordelijk voor de belangen van leraren in de noordelijke provincies. Ook was Stolk twee jaar fractievoorzitter voor de PvdA in de Provinciale Staten van Groningen.

En onderweg kreeg ze twee zoons. De jongste ging op zijn veertiende – de leeftijd dat Eugenie zichzelf die brief schreef – naar een dansopleiding.

Het lerarentekort raakt vooral leerlingen die meer aandacht nodig hebben

Ik vraag het haar maar op de vrouw af: wat is er geënsceneerd aan deze dag? Waar heeft de pr-afdeling zich mee bemoeid? 

Ik moet m’n vraag een paar keer herformuleren, want Stolk begrijpt niet precies wat ik bedoel. ‘De persvoorlichter heeft alleen gezegd dat ik niet te veel persoonlijke dingen moet zeggen, en daar heb ik me helemaal niet aan gehouden. Dat kan ik niet zo goed. Het is wie ik ben en dat is niet los van het werk te zien.’ 

Ze wilde vanochtend juist bij twee scholen voor speciaal onderwijs langs, omdat het lerarentekort het meest knelt daar waar de kinderen net iets meer aandacht nodig hebben. 

Juist nu dat tekort groeit, gaan ouders op zoek naar scholen die het allemaal net wat beter voor elkaar hebben. Stolk: ‘En hoe doen die scholen dat? Bijvoorbeeld door 500 euro ouderbijdrage te vragen. Wat doet dat met al die kinderen met ouders die dat niet kunnen betalen?’

Betrokkenheid kan ook een valkuil zijn

Ik heb het zelf ook gezien die ochtend: dat die betrokkenheid van leraren ook een valkuil kan zijn.

Werken in het onderwijs is – net als in de zorg – emotioneel. werknemers ervaart het werk vaak of altijd als emotioneel zwaar. Onderwijspersoneel geeft vaker aan emotioneel betrokken te zijn bij het werk en zegt vaker dan werknemers dat het werk emotioneel veeleisend is.

Wie emotioneel betrokken is bij z’n werk, heeft ook eerder het gevoel tekort te schieten. Als een ouder die honderd kinderen moet opvoeden. Passie kan ook betekenen: overwerken.

En die passie kan door werkgevers en ministers misbruikt worden om leraren minder te betalen. Bovendien heeft niet iedereen de luxe met z’n hart te kunnen kiezen. Dat is ook wat Stolk de wiskundedocente – die die het niet voor het geld deed – die ochtend antwoordde: ‘Het is mooi dat mensen met hun hart kiezen, maar niet iedereen heeft die keuze.’ 

‘Het is mooi dat mensen met hun hart kiezen, maar niet iedereen heeft die keuze’ 

Daarom vindt Stolk het soms ook ‘best wel irritant’ wanneer mensen over die roeping beginnen. ‘Vooral als het vrouwen zijn die zeggen: “Ik werk erbij, mijn man verdient toch genoeg.” Daar kan ik helemaal niks mee.’ Of wanneer politici, beleidsmakers of werkgevers die roeping misbruiken om leraren minder te betalen. 

‘Ik-doe-het-niet-voor-het-geld’ is heel nobel, ‘ik-hoef-het-niet-voor-het-geld-te-doen is geprivilegieerd, ‘jij-doet-het-niet-voor-het-geld’ is kleinerend.

Stolk: ‘Daarom verdienen leraren het dat er mensen zijn die voor hen strijden bij de politiek, daar waar het geld verdeeld wordt, de macht.’

De trein nadert Utrecht. Als voorzitter van de grootste onderwijsvakbond van Nederland hoopt Stolk het verschil te kunnen maken. Ze is het nu twee maanden.

In november van het afgelopen jaar voelde de vorige voorzitter zich gedwongen op te stappen, omdat ze een convenant met minister Slob tekende zonder de achterban eerst te raadplegen. Een tweedaagse staking die eerst werd afgeblazen omdat dat convenant getekend was, ging toch weer door. Stolk, de enige kandidaat met ervaring voor de klas én bij de vakbond, werd verkozen tot nieuwe voorzitter.

Foto’s: Isolde Woudstra (voor De Correspondent)

De vakbond is degelijk en betrouwbaar. En dus niet van deze tijd

Op het hoofdkantoor van de AOb liggen de broodjes inmiddels in de vriezer. De karnemelk wordt opgeborgen en de groep gaat in tweeën uiteen.

Natuurlijk moet de vakbond wel ietsjes veranderen, weet ook Stolk

Maar de vier vakbondsleden uit haar groepje neemt ze mee naar een van de systeemplafondzaaltjes in de gang achter Mandela. Ze heeft zelf onderhandeld over hun cao en weet overal van. Ik zie een voorzitter die luistert, meeschrijft en uitlegt welke rechten het onderwijsondersteunend personeel door de nieuwe cao heeft. Het zijn geen grootse vergezichten en wereldveranderende beloften. Het is degelijk, betrouwbaar advies.

Natuurlijk moet de vakbond wel ietsjes veranderen, weet ook Stolk. Iets meer directe democratie, maar geen populistische Facebook-polls met ‘Noord-Koreaanse uitslagen’. Meer georganiseerd per thema, want de bond merkt dat leraren zich liever inzetten voor een onderwerp dat ze aan het hart gaat dan voor alle scholen in de regio. Toen de bond onlangs opriep wie er mee wilde denken over het voortgezet speciaal onderwijs, kreeg ze 200 aanmeldingen. Er worden ook steeds meer jonge leraren lid, vooral uit het basisonderwijs.

Wordt de vakbond dan steeds hipper?

‘Ik hoef niet hip te zijn. Dan maar lekker ouderwets. Ik geloof in die goede zaak. Ik geloof erin dat het nodig is om mensen op de werkvloer te verenigen om hun stem te laten horen. Omdat je niet de macht hebt die een werkgever heeft. En ik geloof in gelijkheid. Het boeit me niet dat het ouderwets is. Het zal wel.’

Wanneer ik die avond thuiskom kijk ik in de goodiebag. Ik haal er een doosje kleurpotloden en een keycord uit. Misschien neem ik zo nog een glaasje karnemelk.

Morgen beantwoordt Eugenie Stolk jullie vragen, hier op De Correspondent. Werk je in het onderwijs, wil je een vraag stellen maar ben je geen lid van De Correspondent? Stuur dan even een mailtje naar johannes@decorrespondent.nl.

Illustratie van Esther Aarts zwart wit. Politiek en Kapitaal staan op het instortende onderwijs systeem. Het grootste onderwijsprobleem is niet het lerarentekort Als de kwaliteit van het onderwijs twintig jaar daalt, de sector al zo lang overwerkt is en het al in 2007 voorspelde lerarentekort niet op tijd kon worden tegengegaan, is meer geld niet de oplossing. Dan is het tijd de ideeën te bevragen waar het onderwijsbeleid op stoelt. Lees het stuk hier