Diversiteit is geworden wat het moest bestrijden
Rotterdam presenteert zichzelf als gidsstad voor een succesvolle superdiverse samenleving. Maar vaak bedoelen mensen met ‘diversiteit’ juist een heel specifiek groepje. Ik noem het überdiversiteit: een multicultureel geloof dat juist mensen uitsluit.
Afgelopen zomer veranderde ik zomaar even in een oude zeiksnor. Ik keek een vrolijk reclamefilmpje, Rotterdam For Real heet het, waarmee de stad zich profileert als ideale kandidaat om het Eurovisie Songfestival 2020 te organiseren. Tientallen hippe jonge mensen maken muziek, fietsen door de stad, zijn aan het barbecueën. Kortom, het plezier spat ervan af. En dat is nog tot daaraantoe. Maar bijna niemand in het filmpje is wit.
‘Welkom in het nieuwe Nederland’, zegt een vrouwenstem.
Welkom? Dit Rotterdam leek me eerder een exclusief feestje in een te hippe club waar ik niet durfde te dansen. Ik voelde me er heel oud en wit en was sowieso niet uitgenodigd.
Dus ik appte een vriend mijn ongefilterde reflex.
‘Ik vind dit echt een beangstigend filmpje’, schreef ik. En: ‘Ik ben vreemde geworden in mijn eigen stad. Vergeef me.’
Typing...
‘Racist’, appte hij terug. En: ‘Tien jaar geleden maakte Rotterdam ook dit soort filmpjes maar dan alleen met witneuzen.’ Wist ik ook eens hoe het voelde om jezelf niet te herkennen in een reclamefilmpje.
Point taken. Nog in 2016 kreeg de gemeente kritiek vanwege een ander promofilmpje, Make It Happen, juist omdat het te wit zou zijn. Nu was het een keer andersom. Mag het een keer? En ik was toch juist naar mijn geboortestad terugverhuisd omdat het intussen zo’n moderne, gemengde stad was geworden?
Ik weet het nog precies: mijn geliefde en ik liepen over de beruchte c.q. beroemde West-Kruiskade, een multiculturele oase hartje stad, en we wisten meteen: hier willen we wonen. Het songfestivalfilmpje leek een lofzang op dit Rotterdam. Ik herkende zelfs een aardige buurman.
Het zou natuurlijk kunnen dat mijn liefde niet verder ging dan de geinige tokootjes in de wijk. Je kunt in Rotterdam-West lekker ‘multiculti shoppen’, zoals een toeristengids het noemt. Misschien schrok ik ervan dat niet-witte mensen in de stad nu blijkbaar de culturele voorhoede vormden, dat diversiteit inderdaad for real werd.
Dat kan zeker, statusangst is mij niet vreemd. En misschien zat er inderdaad wel een racist in mij, ik sluit het zeker niet uit.
Hoe divers was dat filmpje zelf eigenlijk?
Maar ik kon de bal ook terugkaatsen: hoe divers was dat filmpje zelf eigenlijk? De helft van de Rotterdammers is autochtoon. Niet dat die allemaal wit zijn, maar de meesten wel. En juist die taartpunt – bijna de halve taart – was nauwelijks op het feestje terug te zien.
Diversiteit is bovendien veel meer dan alleen etniciteit, maar ook bijvoorbeeld: leeftijd en klasse. Ongeveer een kwart miljoen Rotterdammers zijn ouder dan 45. Waar waren die in het filmpje? En waar was de ruime meerderheid van Rotterdammers die niet in de creatieve sector werkten, maar bijvoorbeeld als agent of bouwvakker?
Zo kon ik doorgaan. En als je zo naar het filmpje keek, was het juist heel elitair. Het overgrote deel van de Rotterdammers zag zichzelf niet terug. En dat terwijl het volgens de gemeentelijke marketing juist uitdrukkelijk bedoeld was als realistisch groepsportret van deze stad. Sterker, het filmpje toonde volgens de voice-over het ‘nieuwe Nederland’.
Dit filmpje toonde kortom geen realiteit, maar een ideaal. Het ideaal van de West-Kruiskade, uitgerold over heel Rotterdam.
Het filmpje staat niet op zich. Rotterdam presenteert zichzelf uitdrukkelijk als gidsstad voor een succesvolle multiculturele samenleving. In het Songfestival-bidbook Rotterdam For Real 2020 gaat het tweemaal over de 174 nationaliteiten die Rotterdam herbergt. Het gaat over inclusiviteit en diversiteit. ‘We zijn de meest sexy stad van Nederland’, zei burgemeester Aboutaleb in een interview over het festival. Ook hij noemde weer dat pronkgetal van ‘174 nationaliteiten’.
Diversiteit is de leus, een unique selling point. Want diversiteit is een feest. Maar wat als je dat niet vindt? Mag je dan ook op het feestje komen?
Woorden als ‘diversiteit’ en ‘inclusiviteit’ zou je altijd tussen aanhalingstekens moeten zetten. Vaak bedoelen mensen er juist een specifiek groepje mee. Sommige mensen zijn zo inclusief dat ze er superexclusief van worden.
Witte mensen moeten integreren
Een treffend voorbeeld was te zien in de veelbesproken VPRO Tegenlicht-documentaire Mijn stad is mijn hart. Regisseur Halil Özpamuk keert terug naar het Rotterdam van zijn jeugd. Ook hij schetst Rotterdam als ‘voorbode’ voor het nieuwe Nederland.
In een notendop: Rotterdam anno nu is een superdiverse stad, twee derde van de jongeren heeft een migratieachtergrond. De rollen zijn hier omgedraaid. In Rotterdam zijn witte mensen geen meerderheid meer. Dus nu is het hun beurt om te integreren in plaats van stoeltjes bezet houden.
In de film geeft schrijver en ‘stadmaker’ Malique Mohamud een rondleiding door mijn buurt aan wat Amerikaanse studenten. Hij stopt bij het opgeknapte Tiendplein. Hier zitten allemaal nieuwe restaurantjes. De meeste zijn van ondernemers met een migrantenachtergrond, zoals etablissementen Ilya en Ryad. En dan heb je restaurant-café Holy Smoke, waar je BBQ-ribs en burgers kunt krijgen en waar ze craft beer schenken.
‘Klassieke gentrificatie’, zegt Mohamud tegen de Amerikanen over Holy Smoke. Laat het nu net mijn favoriete stek zijn. Betrapt! Maar wacht even, dacht ik. Voor bijna elke subcultuur of bubbel is er wel een kroeg in de buurt, Irakezen, Antillianen, Eritreeërs... en nog dus bijna 174 nationaliteiten. Allemaal best, maar gun mij dan ook m’n stek, toch?
Later las ik dat stadsgids Mohamud mensen zoals ik – die huizen kopen in Rotterdam-West – ziet als witte kolonisten die de oorspronkelijke bewoners verjagen. Dat verklaart misschien waarom deze film over superdivers Rotterdam helemaal niet superdivers voelde.
Ik noem het überdiversiteit: een multicultureel geloof dat juist mensen uitsluit.
Ik noem het überdiversiteit: een multicultureel geloof dat juist mensen uitsluit
Want natuurlijk heeft Mohamud een punt en is er zoiets gaande als ‘verdringing’ op de huizenmarkt: mijn eigen huis verdubbelde in vijf jaar tijd in waarde (had ik dit huisje nou maar eerder gekoloniseerd!).
En zelf dacht ik eerder ook dat witte bakfietsers de bron van alle kwaad waren. Maar gentrificatie treft ook witte Rotterdammers, zoals ik laatst weer merkte bij een protest van bewoners van de Tweebosbuurt. En andersom: op bakfietsen zie ik ook regelmatig mensen van kleur. Het kleurenframe is in elk geval veel te simpel. Voor je het weet ruil je het oude racisme in voor een nieuwe variant.
En over dat kolonialisme: je kan het ook omdraaien. Veel mensen die nu naar de stad terugkeren, hebben er wortels. Bij mij op de hoek zit het pand waar mijn opa een kledingwinkeltje had, nu kun je er felgekleurde bloezen uit Congo kopen. ‘Afroshop cosmetica’, staat er op de gevel. Of neem de kerk waar mijn ouders psalmen zongen. Er lopen nog steeds gelovigen naar binnen, alleen doen ze nu hun schoenen uit.
De rivier is dezelfde en niet dezelfde en het is goed zo. Maar mensen die terugkeren naar de stad ‘kolonist’ noemen, alsof de geschiedenis pas veertig, vijftig jaar terug begon – ook dat is een vorm van sloop: niet van gebouwen, wel van geschiedenissen.
Het Rotterdam van mijn geboorte bestaat niet meer
Verder ben ik heel blij dat het Rotterdam van vroeger niet meer bestaat. Het Rotterdam van 1980 was goeddeels wit en ook best bang. In de jaren zeventig had Rotterdam bijna een soort rassenwet ingevoerd. In de wijk Overschie, waar Pim Fortuyn jaren later een recordaantal stemmen zou halen, kon je toen protestborden tegenkomen met ‘Wij willen blank blijven’.
Dat blank blijven is dus niet bepaald gelukt. Zelfs het woord blank bestaat niet meer in de krant. Louter winst. Waarom zou je doorslaan naar de andere kant? Rotterdam was met Fortuyn en Leefbaar de gidsstad van het vaderlands populisme; maar de pendule lijkt hier in één keer doorgezwiept van Pimmetje naar überdiversiteit.
De pendule lijkt hier in één keer doorgezwiept van Pimmetje naar überdiversiteit
Diversiteit is een feest, of je nu wilt of niet. Laatst zat ik bij de prèmiere van New Neapolis, van de Rotterdamse filmmaker en stadsfilosoof Gyz La Rivière. Eerder zag ik zijn film Rotterdam 2040, waarin hij archiefbeelden heerlijk mixt tot een hypnotiserend, retro-futuristisch pamflet.
Ook zijn nieuwe film is een toekomstvisie: een onbeschaamde, originele lofzang op Europa, globalisering en diversiteit, maar dan met de stad als menselijke maat. Ook La Rivière roemt de West-Kruiskade als ‘voorbeeldstraat’ voor héél Rotterdam. ‘Diversiteit is een feest’, zegt hij ergens. En voor wie er anders over denkt? Die zet maar een ‘andere bril’ op.
Sommige mensen zullen dat een verademing vinden. Maar ik dacht: het is in elk geval niet écht divers. Ik vind de West-Kruiskade ook heel fijn. Maar er moet toch plek zijn voor mensen die het daar geen feestje vinden? Zoals je extraverte en introverte mensen hebt, zo heb je mensen die aarden in een superdiverse wijk en mensen die daar minder goed gedijen.
In Rotterdam is Leefbaar nog steeds de grootste partij. Zij het dat ze uitgesloten zijn van de regenboogcoalitie – ook zoiets. Ruim de helft van de Nederlanders is niet onverdeeld positief over immigratie en open grenzen, blijkt uit enquêtes. Wil je echt het toonbeeld van diversiteit zijn, dan zul je die burgers ook bij je verhaal moeten betrekken.
Ook in die ‘superdiverse’ stad zit iedereen gewoon in z’n bubbel, zoals dat gaat
En hoe superdivers is Rotterdam in praktijk eigenlijk? Is het wel zo’n goed voorbeeld? Ook in die ‘superdiverse’ stad zit iedereen gewoon in z’n bubbel, zoals dat gaat. Van café tot godshuis.
We zochten bijvoorbeeld een basisschool voor onze oudste zoon. En merkten dat je in een superdiverse stad vooral keus had uit overwegend witte of zwarte scholen. Het is vaak het een of het ander. Nu gaat hij sinds kort naar een basisschool waar witte jongens zoals hij bijna zeldzamer zijn dan in dat Songfestivalfilmpje. Maar we kozen die school niet omdat diversiteit op zich per se zo’n feest is; nee, het leek ons gewoon de beste school in de buurt.
Sowieso is ‘superdiversiteit’ een vertekenend frame. Het klopt dat autochtone Nederlanders niet langer de meerderheid vormen in Rotterdam. Maar het is niet zo dat de taartpunt nu is verdeeld in allerlei minderheden, waaronder toevallig ook een taartpuntje autochtonen. Nee, er mogen in de stad dan minstens 174 nationaliteiten rondlopen; toch bestaat bijna de halve taart uit autochtone Nederlanders. En die andere helft vormt ook geen blok. Die is verdeeld over 173 partjes. Variërend van de Duitser die hier voor de liefde is, de Indische IT’er tot de Syrische vluchteling.
En dat ‘superdiversiteit’ vaak juist geen feestje is – je hoeft geen haatzaaier te zijn om er iets over te zeggen. ‘Hoe diverser de wijk, hoe onveiliger de bewoners zich voelen’, kopte NRC vorig jaar, naar aanleiding van een onderzoek van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). De conclusies van de onderzoekers: hoe meer nationaliteiten in een wijk, hoe minder cohesie de bewoners ervaren.
De conclusie van de WRR: hoe meer nationaliteiten in een wijk, hoe minder cohesie de bewoners ervaren
Toch steekt de stad in officiële uitingen vooral de loftrompet over diversiteit en ongebreidelde globalisering. In een straal van vijfhonderd meter van mijn huis hangen er minstens drie poëtische odes aan de multiculturele samenleving. Ironisch genoeg zijn ze alledrie geschreven door witte mannen. Zoals deze regels van lokale bard Rien Vroegindeweij op de gevel van ‘mijn’ café Holy Smoke:
Als iedereen ergens
anders vandaan komt
is niemand een vreemde.
Het is flauw om een gedicht te factchecken. Maar als iedereen ergens anders vandaan komt… krijg je dus soms problemen, aldus onderzoek.
Nu zou je kunnen zeggen: in de zee van haat die minderheden ten deel valt, is het toch fijn als er een stad is die pronkt met die ‘174 nationaliteiten’? Dat klinkt nobel. En de verleiding is groot, maar zulke overcompensatie werkt juist averechts. Want je preekt alleen voor eigen parochie; terwijl je juist diegenen uitsluit die je bij je verhaal zou moeten trekken. Zoals de helft van de Nederlanders die niet bij voorbaat blij is met immigratie.
Enkel het evangelie van de superdiversiteit verkondigen is even zinvol als het Wilhelmus op de speakers zetten en hopen dat iedereen een goede vaderlander wordt.
Helemaal omdat de lofzang op diversiteit klinkt, juist nu de stad haar sociale beleid verwaarloost. Een treffend voorbeeld is de sloopdrift van de stad: tienduizenden betaalbare woningen gingen of gaan tegen de vlakte, om plaats te maken voor duurdere huizen. Er moeten meer rijken naar Rotterdam, dat is officieel beleid. Wijken ‘mengen’, heet het zelfs. Maar deze vermenging duwt juist mensen weg.
Diversiteit in de smalle zin des woords
Rotterdam was ooit een links bolwerk. Maar het ideaal van sociale rechtvaardigheid lijkt hier vervangen door het ideaal van überdiversiteit, dat dus juist mensen uitsluit. Wat dat betreft is het inderdaad een gidsstad.
Overal in Nederland duikt het woordje ‘diversiteit’ trouwens op. Zo vaak dat ik nu aan heel andere dingen denk als ik in een snackbar ‘diverse belegde broodjes’ zie. Maar negen van de tien keer bedoelen de mensen dan de oppervlakkige, cosmetische variant. Verschillende kleuren, mannen en vrouwen. Noem het: groepsfotodiversiteit.
Dit soort diversiteit dient als camouflage voor achterliggende sociale verschraling. Een treffend voorbeeld is het onderwijs. Studeren is de laatste decennia razend duur geworden. De studiefinanciering is afgeschaft, kamers onbetaalbaar. Kortom: over de hele linie komen er obstakels bij. Dat maakt het onderwijs weer elitairder en minder divers.
Heel mooi dus, dat universiteiten ‘diverser’ willen worden, zoals de UvA en de Universiteit Utrecht een poosje geleden te kennen gaven. Alleen bedoelen ze daarmee iets anders, de smalle variant: ze willen ‘minder wit’ worden. (‘UvA is nog te wit en te mannelijk’; ‘Universiteit Utrecht "te wit"’).
De ironie wil dat deze universiteiten vergeleken met het landelijk beeld juist helemaal niet ‘te wit’ waren, concludeert geograaf en onderzoeker Josse de Voogd in een genuanceerd stuk. Ze gebruikten de verkeerde cijfers.
Nu kun je denken: het kan helemaal geen kwaad, toch, dat jongeren met een migratieachtergrond een steuntje in de rug krijgen, ze krijgen toch vaak te lage schooladviezen? Dat dacht ik zelf ook. Maar wat blijkt: het effect van je regio of je sociale klasse is bepalender voor je schooladvies dan alleen je kleur. Je bent wat opleiding betreft al gauw beter af als gekleurde Bijlmer-bewoner dan als witte boer uit Klazienaveen.
Maar juist factoren als klasse zie je zelden terug in diversiteitsrapporten, constateert De Voogd. Als de groepsfoto maar gekleurd is.
Waarom je de angst van witte mensen serieus moet nemen
Diversiteitsbeleid helpt dus niet per se de zwakkeren. Het verklaart waarom niet iedereen diversiteit een feestje vindt. Of laat ik zo zeggen: veel sceptici hebben vermoedelijk geen hekel aan diversiteit op zich, maar wel aan het woordje. Ze voelen haarfijn aan dat het onderdeel is van een woordenwolk met termen als ‘globalisering’, ‘wereldmarkt’, ‘arbeidsmigratie’, ’open grenzen’. Ze zien dat ‘diversiteit’ onderdeel is van een koppelverkoop waar ze zelf niet per se beter van worden. En ze keren zich tegen het hele pakket.
‘Je kunt niet gewoon tegen ze zeggen: je land wordt diverser, jouw groep is aan het krimpen, omarm diversiteit. Dat werkt niet’, aldus demograaf Eric Kaufmann onlangs in een interview met NRC. Ik lees momenteel zijn interessante boek Whiteshift. Hij pleit ervoor om de angst van witte mensen serieus te nemen. Het is nogal een psychologische knauw voor ze, de troonsafstand die aanstaande is.
Daar ben ik het natuurlijk helemaal mee eens, als onzekere, witte man. Ik sta gelukkig niet alleen.
‘Je moet de angsten van de witte mensen serieus nemen’ – zegt ook stadmaker Malique Mohamud, die we kennen van de VPRO-documentaire. Doe je dat niet, dan komen er Trumpjes van, waarschuwt hij. Vier jaar geleden nam hij hier op De Correspondent me al de woorden uit de mond.
En misschien kan deze oude zeiksnor zelf intussen ook eens wat gaan doen. Bijvoorbeeld de weg vragen aan mensen die niet op mij lijken. Integreren in de stad waar je geboren en getogen bent, meen je dat nou? Misschien toch. Ik volg ook de demografische trends, mijn Rotterdam bestaat straks echt niet meer. En ons zoontje komt de laatste tijd zo stuiterend van plezier van school dat ik denk: straks mis ik het feestje nog.
Mijn eerste stapjes kunnen jullie hier volgen.