Tijden van crisis maken duidelijk waarom we betrouwbare instituties nodig hebben
De overheid werd de afgelopen decennia geleid als een bedrijf, met managers. Maar bestuur in tijden van corona heeft iets anders nodig: kennis en stevige instituties. Wat bij justitie fout gaat, kan ook de gezondheidszorg ondermijnen. Politiek dagboek dat pleit voor herbezinning op het staatsbestel.
Een crisis is een moment om ongemakkelijke waarheden onder ogen te zien. Infecties testen iemands persoonlijke gezondheid. Een pandemie, of een economische crisis, test de gezondheid van het staatsbestel.
Onder druk komen de zwakke plekken aan het licht. De ene mens krijgt hoofdpijn bij stress, de ander buikpijn. De Nederlandse overheid wacht lang, maar kan dan knopen doorhakken waarover anders eindeloos wordt gezanikt. Crisis als kans.
Alles staat op scherp. Zoals premier Mark Rutte donderdag zei, moet nu met vijftig procent kennis honderd procent van de beslissingen worden genomen. Onvolmaakte maatregelen zijn beter dan geen. Dat kan alleen als ministers kunnen leunen op inhoudelijk deskundige ambtenaren.
In de jaren tachtig was de hoogste ambtenaar op Volksgezondheid J. van Londen, een arts en sociaal-psychiater. Hij was het medisch kompas van het ministerie. Nu topambtenaren steeds meer passerende procesmanagers zijn zonder specifieke vakkennis, vallen ministers terug op wetenschappelijke instituten. In dit geval het RIVM.
Einde van de neoliberale weg
Daarbij treft het niet dat deze pandemie, die ook de economie zwaar treft, zich aandient in een tijd waarin toch al duidelijk werd dat ons staatsbestel niet zo goed werkt als we pretenderen. De neoliberale opvatting over wat de overheid is blijkt een doodlopende weg, ontdekt Nederland schoorvoetend, net als de rest van West-Europa.
Een reeks mislukte grote projecten (Fyra, ict-projecten bij allerlei ministeries) en steeds weer andere grote uitvoerende diensten van de Rijksoverheid die er niet in slagen hun taken naar behoren uit te voeren (rijbewijzendienst CBR, pgb-problemen bij de Sociale Verzekeringsbank SVB, reeksen problemen bij UWV) illustreren dat de overheid-als-bedrijf een onhoudbare opvatting is.
De coronacrisis schuift de bestuursvaardigheid van de overheid onverbiddelijk in de CT-scan. Voorbij de vlotvaderlandse persconferentie. Zoals de financiële crisis van 2008 dat in Europees verband deed. En de meer Nederlandse crises – de fipronil-eieren (2017), de onopgeloste Groningse gasravage en de toeslagencrisis bij de Belastingdienst – laten zien dat bewindslieden hun politieke verantwoordelijkheid vaak niet kunnen overzien, laat staan dragen.
Dat is niet alleen zo omdat de wereld ingewikkelder is geworden; het komt ook door de manier waarop de politiek de laatste decennia is omgegaan met de eigen functie. Door kennis van zaken bij de overheid laag aan te slaan – alles is te huur. Door zich moreel uit de voeten te maken en alleen een soort samenlevingscoach uit te hangen.
Daarom is de vraag gerechtvaardigd: kan onze overheid deze immense, onoverzichtelijke viruscrisis aan? Dezelfde overheid die volkomen vastloopt als er zo iets relatief simpels als een hogesnelheidslijn of een bescherming tegen Q-koorts moet komen?
Is de minister van Medische Zorg in staat deze coronacrisis doelmatig aan te pakken terwijl tienduizenden zorgverleners al jaren overbelast zijn?
Is de minister van Medische Zorg in staat deze coronacrisis doelmatig aan te pakken terwijl tienduizenden zorgverleners al jaren overbelast zijn, mede door toedoen van diezelfde overheid? Die heeft zo veel financiële parameters ingesteld en verantwoordelijkheden over zo veel zorgverzekeraars en andere zorginstituten uitgesmeerd dat velen te weinig tijd overhouden om te doen waar zij voor zijn opgeleid en waar behoefte aan is: goede zorg verlenen.
Kennisdebat is iets anders dan het bestel ondermijnen
Bij de coronacrisis komt het erop aan als maatschappij een diagnose te stellen op grond van alle, ook internationaal beschikbare feiten en wetenschappelijke kennis. Iedereen moet weten wat ie moet doen. In de gezondheidszorg is dat het geval. Als iedereen de eigen verantwoordelijkheid kent en ernaar handelt worden de beste resultaten geboekt. Politieke bestuurders hebben daar meer moeite mee. Zij moeten nu handelen. Polderen, bezuinigen: die trucs kunnen zij zich niet meer veroorloven. Geld genoeg.
Complottheorieën brengen genezing niet dichterbij. Dat blijkt wel in de VS, waar de koning van de wetenschapsontkenning sterk heeft bezuinigd op centrale diensten die epidemieën moeten volgen en indammen. De acteur Tom Hanks kon met verkoudheidsverschijnselen alleen vroeg op corona getest worden omdat hij in Australië was. In de Verenigde Staten is er een tekort aan testen.* Daarom moet Trump nu zijn toevlucht nemen tot bluf en een inreisverbod dat de EU afdoet als brenger van een ‘foreign virus’. Trump verraadt zijn politieke hand door een uitzondering te maken voor het Verenigd Koninkrijk, dat onder leiding van zijn politieke vriend Johnson ook handelt in soevereiniteitsdromen.
De weg van het wantrouwen in de wetenschap dat in reactionair Amerika nu hoogtij viert, werd in de jaren tachtig ingeslagen door de Republikeinse partij van president Ronald Reagan. Economisch was Margaret Thatcher als premier in London zijn bondgenoot. Zonder zijn afkeer van kennis te delen.
Nederland en de EU namen sindsdien gestaag afstand van een overheid die gemeenschapszin symboliseert. Door publieke functies als bedrijven te organiseren is de op grond van politieke idealen bestuurde overheid in veel West-Europese landen haar ziel kwijtgeraakt. In Nederland werd het maatschappelijk middenveld vervangen door de markt, of een imitatie daarvan.
De tekortschietende overheid
De overheid werd een soms overspannen, soms nonchalante dienstverlener, maar tegelijk ook een voortdurend nudgende coach die de burger ging beschouwen als in principe onbetrouwbare klant. Het bedrijfsleven stond model en werd de norm. Tegelijk bleven publiek en politiek van diezelfde overheid verwachten dat ze de risico’s en ongemakken van het leven weg zou nemen.
Het bedrijfsleven stond model en werd de norm
Wanneer de bijbehorende dienstverlening tekortschoot, werd weer verwijtend naar politieke ambtsdragers gekeken, die er onder druk van het parlement nog een taskforce tegenaan gooiden en de klanten nog harder gingen controleren. Zie het rapport-Donner van deze week over het toeslagendrama en alle parlementaire enquêtes waarbij de Kamer zichzelf tegenkwam wegens medeplichtigheid aan onkundig bestuur.
Meer van hetzelfde is ook het recept geweest sinds de politiek begin deze eeuw besloot dat de ‘justitiële keten’ (politie, openbaar ministerie en rechtspraak) bedrijfsmatig moest worden georganiseerd. De politie werd als één nationaal bedrijf opgezet – een illusie met duizenden vacatures, kasten vol onopgeloste kleinere zaken en machteloosheid tegenover het grote criminele geweld.
Het Openbaar Ministerie is even structureel onderbemand en overweldigd door de feiten. De Eerste Kamer, die deze week haar jaarlijkse debat over de staat van de rechtsstaat hield, wijdde er wat vermoeid bezorgde woorden aan. De minister wilde nog net toezeggen dat er een deltaplan tegen criminele ondermijning zou komen. Het was een machteloos en beginselarm debat. De beide ministers werden door veelal debuterende senatoren nauwelijks uitgedaagd om met een staatkundig stevige verdediging van de democratische rechtsstaat te komen.
Rechtspraak ondermijnd
En de rechtspraak? Ik heb er de laatste tijd onderzoek naar gedaan, met velen gesproken en gerechten bezocht. Rechters zijn de eersten om te beamen dat zaken veel te vaak veel te lang duren. Hoewel er minder zaken zijn en hoewel zij structureel veertig procent overwerken.
Zaken zijn ingewikkelder en technischer geworden. En rechters en hun medewerkers zijn gewoon met te weinig om alles fatsoenlijk te behandelen. Terwijl de wetgever steeds meer ruimte heeft gegeven aan het OM en ambtelijke diensten om soms forse boetes uit te schrijven zonder dat er een strafrechter aan te pas komt – vaak zwaar genoeg voor een strafblad.
Opeenvolgende kabinetten hebben de rechtspraak financieel op rantsoen gezet en haar sinds de instelling van de Raad voor de rechtspraak getracht langs efficiency-lijnen te stroomlijnen.
In het koortsige klimaat van wereldwijde onzekerheid zien politici als Thierry Baudet en Geert Wilders het als een politiek verdienmodel de rechtspraak frontaal aan te vallen. Wegens te links en te gretig om politiek gemotiveerde vonnissen te wijzen. Die constante aanklacht vond maandag een voorlopig dieptepunt in een hoorzitting georganiseerd door de Tweede Kamercommissie voor binnenlandse zaken onder de halfhartige titel ‘Dikastocratie?’. Let op het vraagteken als schietstoel.
In deze parlementaire week van de rechtsstaat werd noch in de Tweede noch in de Eerste Kamer helder onder woorden gebracht wat de essentie van de rechterlijke functie als derde staatsmacht is. Er werd wel lippendienst bewezen aan de scheiding der machten, terwijl iedereen weet dat er in veel gevallen sprake is van een platgeslagen trias politica: bestuur en wetgever zijn twee handen op één regeerakkoord.
Dat is een belangrijke reden waarom de rechterlijke macht vaker een controlerende rol toevalt dan anders nodig of wenselijk zou zijn. Zolang het parlement de essentie van de politieke functie – oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken bepleiten – verwart met meebesturen, zal rechters worden gevraagd in concrete gevallen te vertellen wat recht is. Mede daardoor bestaat wetgeving al te vaak uit bestuurlijke ambities en vage normen. De rechter mag in reactie op dergelijke verzoeken geen nee verkopen.
Die rechters – die op grond van de Nederlandse wet en bindende internationale verdragen recht spreken – een greep naar de macht verwijten, is een gotspe. Een hele geruststelling dat Thierry Baudet voldoende vertrouwen in de rechter had om deze week in kort geding rectificatie te vragen van de wijze waarop het tv-programma Buitenhof zijn woorden over een veerdienst tussen Afrika en Europa had samengevat.
Wat nodig is: deskundigheid
Tijden van crisis maken extra duidelijk dat er instituties moeten overblijven waar men vertrouwen in kan hebben. Daarbij zou het helpen als bewindslieden zich weer omringden met hoofdambtenaren die deskundig zijn, in plaats van de hijgende herten van de Algemene Bestuursdienst.
Tijden van crisis maken extra duidelijk dat er instituties moeten overblijven waar men vertrouwen in kan hebben
Het in twijfel trekken van wetenschappelijk advies zou politiek ondubbelzinniger buiten de orde moeten worden verklaard – waarbij het normaal is dat geleerden onderling gemotiveerd van mening kunnen verschillen.
Zo is ook het ondermijnen van de rechtspraak een luxe die geen enkele samenleving zich kan veroorloven.
Deze crisis gaat over kennis, samenwerking, doortastend openbaar bestuur. En staat dus haaks op alles waar het demagogisch populisme het van moet hebben. Sorry jongens, even belangrijker dingen te doen.
Meer lezen?