Wetenschappers zijn nu onmisbaar/ook maar mensen/linkse activisten (omcirkel wat je onderbuik je ingeeft)
Zowel de minister-president als de koning riep het volk op om ‘vertrouwen te hebben in onze deskundigen’ nu de coronapandemie om zich heen grijpt. Maar tijdens een crisis kan het wantrouwen evengoed groeien, leert een rondgang langs... vertrouwensdeskundigen. (Dit verhaal is ook te beluisteren.)
De premier verwachtte niet dat mensen ‘ineens... vertrouwen in een premier’, zei hij op vrijdag de dertiende, tijdens een van de eerste persconferenties over de landelijke maatregelen om het coronavirus in te dammen. Wel was er reden, zei hij, om ‘vertrouwen te hebben in de deskundigen.’
Een paar dagen later, dit keer sprak de premier het volk direct toe, zei hij dat dit een tijd is ‘om ruimte en vertrouwen te geven aan al die mensen die dag en nacht bezig zijn om anderen te helpen en het virus onder controle te houden.’ En aan het einde van die week herinnerde de koning zijn onderdanen eraan dat we trots mogen zijn op de deskundigen van het RIVM, de GGD’s en alle andere instellingen die ons op basis van wetenschappelijk onderzoek en ervaring de weg wijzen. ‘Het is belangrijk dat we hun ons vertrouwen blijven geven en alle aanwijzingen opvolgen.’
Vertrouwen. Als er één begrip is dat rondzingt in deze nieuwe, vreemde tijd, naast ‘handen wassen’ en ‘gepaste afstand’, dan is het dat wel. De pandemie is, naast alles wat zij nog meer is, een kwestie van vertrouwen. Vertrouwen van burgers in beleidsmakers, in elkaar (wel of niet hamsteren, bijvoorbeeld, is een vertrouwenskwestie) en in onszelf.
Het is óók een kwestie van vertrouwen van beleidsmakers in de gehoorzaamheid en het ‘gezond verstand’ van burgers. Van vertrouwen tussen landen en instituties onderling bovendien (zijn de cijfers die China naar buiten brengt betrouwbaar? Is Italië te vertrouwen met financiële steun vanuit een Europees noodfonds?).
Vertrouwen is niet vanzelfsprekend
De eerste keer dat ik onze minister-president een appel hoorde doen op ons aller vertrouwen in de wetenschap was ik vooral bezig met de rest van wat hij tijdens die persconferentie zei. Dat we zo veel mogelijk thuis moesten werken nu, dat we uit de buurt van kwetsbare mensen moesten blijven, dat we niemand nog de hand mochten schudden. Konden mijn kinderen nog bij opa en oma logeren, wilde ik weten, als altijd in eerste instantie bezig met logistiek en mijn eigen, kleine kring.
De tweede keer nam het beroep op vertrouwen meer ruimte in, en toen ook de koning erop had gewezen kreeg ik het niet meer uit mijn hoofd. Het leek me een symptoom van de grote onzekerheid die deze pandemie kenmerkt: wanneer je iets zeker weet, speelt vertrouwen immers geen rol.
Het beroep impliceerde óók dat zulk vertrouwen niet vanzelfsprekend is, dat we ertoe verleid moeten worden, of gemaand. Een week na de toespraak van de koning las ik een interview met astronaut André Kuipers over hoe om te gaan met sociale isolatie. Het belangrijkste, zei hij, was dit: ‘Vertrouw op de wetenschap. (…) Doe wat zij zeggen.’
Hoe vaker ik die oproep tegenkwam, hoe meer ik me afvroeg – naast al het andere wat ik me voortdurend afvraag, van hoe dit gaat aflopen tot wanneer ik mijn ouders weer zal zien – waar we precies toe worden opgeroepen, wanneer we worden opgeroepen om te vertrouwen in de deskundigen, de experts, de wetenschap. En ik vroeg me af of een crisis als deze onze vertrouwensbereidheid eerder vergroot of verkleint.
Een behoefte om de wereld te begrijpen
Het was niet de eerste keer dat die vragen bij me opkwamen. Al maanden verzamel ik artikelen en rapporten over vertrouwen in de wetenschap. En sinds november vorig jaar, toen corona nog een biertje was, lag het boek Why Trust Science? op mijn bureau, waarin geoloog en wetenschapshistoricus Naomi Oreskes een lans breekt voor de betrouwbaarheid van wetenschap.
Het bestaan van die publicaties (en conferenties over hetzelfde onderwerp) deed vermoeden dat er reden was tot zorg, al bleek dat wanneer ik ze las toch steeds wat genuanceerder te liggen. Over het algemeen wijzen enquêtes in Nederland namelijk uit dat ‘het vertrouwen’ in ‘de wetenschap’ behoorlijk hoog is – een eer die het instituut mede te danken heeft aan de technologische, medische, en andere vooruitgang die de afgelopen anderhalve eeuw op basis van wetenschappelijke bevindingen is geboekt.
Wel zijn er een paar gebieden – klimaatverandering, vaccineren, genetische modificatie, de evolutietheorie – waar de wetenschap door een substantiële en vaak ook luidruchtige groep wordt gewantrouwd.
Zulk wantrouwen, zegt psycholoog Bastiaan Rutjens, die aan de Universiteit van Amsterdam onderzoek doet naar vertrouwen én wantrouwen in de wetenschap, kan verschillende oorzaken hebben.
‘Mensen hebben een fundamentele, psychologische behoefte om de wereld te begrijpen, voorspellen en verklaren’, zegt Rutjens. ‘Dat is ook een behoefte aan controle, aan het wegnemen van onzekerheid en angst. Om in die behoefte te voorzien houden we vast aan bepaalde politieke of religieuze overtuigingen. Wanneer je eenmaal een bepaald geloofssysteem voor jezelf hebt vormgegeven om de wereld te duiden, is het lastig om nieuwe informatie, die niet met dat geloofssysteem strookt, voor waar aan te nemen. Een manier om daarmee om te gaan is: de nieuwe informatie wantrouwen.’
Meer kennis blijkt lang niet altijd de oplossing te zijn, en kan soms zelfs polariseren
Rutjens: ‘Lang werd gedacht dat wantrouwen in de wetenschap wordt veroorzaakt door een gebrek aan kennis. Het idee was: als je mensen beter opleidt en meer kennis geeft over wetenschappelijke kwesties, dan komt het wel goed. Maar meer kennis blijkt lang niet altijd de oplossing te zijn, en kan soms zelfs polariseren. In de Verenigde Staten zijn de meest fervente klimaatsceptici bijvoorbeeld vaak hoogopgeleid, en wie hoogopgeleid is, is gewend kritisch te kijken én begrijpt dat de wetenschap inherent onzeker is – wetenschap is nooit klaar, antwoorden zijn nooit definitief.’
Zo kan, ironisch genoeg, dat wat de wetenschap kenmerkt – een kritische houding, voortschrijdend inzicht – ook het fundament vormen van wantrouwen in de wetenschap.
Maar soms, zegt Rutjens, ‘wanneer mensen het gevoel hebben dat ze zelf geen controle hebben, dan kan vertrouwen in de wetenschap dat gevoel van controle juist wel bieden.’ Vertrouwen hebben is immers, in de basis, een manier om met onzekerheid om te gaan.
Rutjens: ‘Mijn inschatting is dat de premier het vooralsnog wel voor elkaar krijgt Nederlanders het gevoel te geven dat ze op het RIVM kunnen vertrouwen. Niet alleen door daar een beroep op te doen, maar ook door steeds helder te communiceren over hoe bepaalde adviezen tot stand komen of waarom ze veranderen. Zo legde hij goed uit waarom de scholen eerst niet, en toen toch wel gesloten werden – wegens maatschappelijke druk. Als het overheidsbeleid, dat deels op RIVM-adviezen is gebaseerd, de goede koers blijkt te zijn, is de kans volgens mij aanzienlijk dat het vertrouwen in de wetenschap toeneemt.’
Of nou ja, ‘dé wetenschap’; volgens socioloog Jaron Harambam is ‘vertrouwen in de wetenschap’ een nogal monolithische term voor een veelkoppig verschijnsel. Het valt uiteen, vertelt hij, in vertrouwen in de wetenschappelijke methode, in wetenschappers als mensen, en in de wetenschap als instituut. ‘Dat zijn drie heel verschillende objecten van vertrouwen.’
‘De autoriteiten en het RIVM worden op dit moment erg vertrouwd, in de zin dat de meeste mensen ze wel volgen wanneer ze zeggen wat we moeten doen.’ Maar zoom wat verder in, en meer specifieke vormen van scepsis dienen zich aan: ‘In de gemeenschappen die ik volg, op sociale media en andere platforms, is er bijvoorbeeld veel wantrouwen jegens de methodes van het RIVM. Hoe, willen ze daar weten, komen de modellen tot stand, wanneer geldt iemand als corona-dode, en wat zeggen de besmettingscijfers als er niet consequent wordt getest? En ook: welke politieke afwegingen worden er gemaakt wanneer wetenschappelijke kennis wordt omgezet in beleid?’
Wantrouwen versterkt zichzelf...
Grote dramatische gebeurtenissen, vertelt psycholoog Jan-Willem van Prooijen, kunnen ofwel tot groot wantrouwen en zelfs complotdenken leiden, óf ze kunnen maken dat mensen juist méér in de autoriteiten vertrouwen.
Maken de grote onzekerheid en het gebrek aan controle die deze pandemie met zich meebrengt, ons meer of minder geneigd om deskundigen te vertrouwen? (En met de deskundigen de overheid, want zie ze nog maar eens los van elkaar.) Dat hangt volgens Van Prooijen minder af van het verloop van de pandemie, dan van de overtuigingen die we van tevoren al hadden.
‘Hoe het voor jou uitvalt wordt vooral bepaald door wij-zij-denken. Of je het idee hebt dat je leiders tot jouw kamp behoren, dat ze het beste met je voor hebben. Als je daar van tevoren al van overtuigd was, zal je geneigd zijn nóg meer te vertrouwen. Twijfelde je daar vooraf al aan, dan zal je wantrouwen groeien.’
Want wantrouwen, voegt Van Prooijen daaraan toe, heeft de neiging zichzelf te versterken. ‘Wie eenmaal achterdochtig is, interpreteert vervolgens alles in het licht van die overtuiging, zoekt naar bewijs voor zijn achterdocht – waardoor die achterdocht steeds groter wordt.’
Het verwarrende aan deze pandemie, bedenk ik wanneer ik dat hoor, is dat een wij-zij-tegenstelling niet zo eenvoudig te maken is. ‘Wij’ kunnen elk moment veranderen in ‘zij’, we zijn slachtoffers en daders inéén, onschuldig én gevaarlijk. Niet voor niets is de term die wordt gebruikt voor mensen die nog niet op het coronavirus zijn getest maar het misschien wel hebben: ‘verdacht’. En wanneer ik door het park loop, wat goddank nog mag, of me in de supermarkt vergaap aan raadselachtig lege schappen, bekruipt me de vrees om, zonder het te weten, een vector te zijn, een drager, een besmetter, gevaar van binnenuit.
... maar vertrouwen óók
Wantrouwen heeft de neiging zichzelf te versterken, maar voor vertrouwen geldt dat net zo goed, zegt Pauline Voortman, die promoveerde op vertrouwen binnen organisaties. Voor het winnen en vooral het behouden van vertrouwen, zegt zij, zijn transparantie en uitleg cruciaal. ‘Wanneer deskundigen zich kwetsbaar opstellen, en af en toe zeggen dat ze iets niet weten of dat iets niet tot hun expertise behoort, wekt dat vertrouwen’, zegt ze. ‘Maar hierbij geldt ook: het is makkelijker om je kwetsbaar op te stellen wanneer je al wordt vertrouwd.’
Vertrouwen voedt vertrouwen. Maar ook de aannames die iemand van tevoren al had spelen dus een rol in het tot stand komen van vertrouwen – net als emoties, onzekerheid en angst dat doen. En zolang dat allemaal goed gaat zou je er nog bijna overheen kijken ook. Want vertrouwen, zegt Voortman, ‘is als schone lucht: je maakt je er pas druk om wanneer het begint te stinken, of wanneer je benauwd wordt’ – wanneer het er, kortom, niet meer is.
Vertrouwen is als schone lucht: je maakt je er pas druk om wanneer het er niet meer is, wanneer het begint te stinken
Het virus maakt patiënten letterlijk benauwd, maar de pandemie kan ook de rest van ons benauwen. Omdat de muren op ons af komen, omdat we ons zorgen maken om de kwetsbaren die we liefhebben, omdat we vrezen voor de maatschappelijke, culturele, economische kaalslag. Of omdat we ons afvragen of de autoriteiten die ons hierdoorheen moeten loodsen, het kabinet en de deskundigen, wel te vertrouwen zijn – of hun deskundigheid wel te vertrouwen is.
De benauwdheid die bij mij op onbewaakte momenten de kop opsteekt heeft met dat laatste weinig te maken. Ik ben, van nature en door jarenlange blootstelling, behept met een tamelijk groot vertrouwen in de wetenschap als instituut, in de integriteit van wetenschappers, in de methodes en processen die de wetenschap in staat stellen zichzelf voortdurend te zuiveren en te verbeteren. Ik heb ook behoorlijk wat vertrouwen in het vermogen van dit kabinet om de deskundige adviezen te vertalen naar degelijk beleid, hoe klungelig dat soms ook gaat.
Eerder vrees ik soms te goed van vertrouwen te zijn, risico’s te onderschatten, omdat de implicaties van wantrouwig zijn me slecht uitkomen. Omdat ik het bijvoorbeeld wel prettig vind dat we nog naar buiten kunnen nu, de kinderen nog naar de speeltuin mogen. Maar vooral omdat wantrouwig zijn angstig maakt, en ik bang ben voor die angst.
Mijn benauwdheid heeft te maken met een sluimerende argwaan, niet jegens de instituties, maar jegens mijn eigen vertrouwen, mijn eigen goede wil.
‘Ik vertrouw jou wel, ik vertrouw alleen al die anderen niet’, zei mijn vader vroeger, wanneer ik wilde weten waarom ik niet na een klassenfeest om drie uur ’s nachts door de Brabantse polder alleen naar huis mocht fietsen. Ik was toch voorzichtig?
Nu, op dit gekke moment in de geschiedenis, vertrouw ik al die anderen wel, alleen mijzelf niet.
Meer lezen?
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!