De ongelijkheid in Nederland is waarschijnlijk groter dan gedacht
De inkomensongelijkheid in Nederland is zeer beperkt, hoor je vaak. Maar onze rekenmethode verschilt fundamenteel van de gehanteerde methoden in landen waar de ongelijkheid veel hoger uitvalt. Sterker, de belangrijkste indicatoren voor ongelijkheid worden in die landen wel en in Nederland niet meegerekend. Is Nederland werkelijk zo’n egalitair land?
Meten is weten, zo luidt een aloude tegeltjeswijsheid. Daaruit volgt direct het nuancerende tegeltje: we weten slechts wat we meten. IJverig bediscussiëren politici en commentatoren de cijfers over de Nederlandse inkomensongelijkheid, maar weinigen van hen zullen op een frisse zomeravond eens de dikke CBS-boekwerken met methodebeschrijvingen doornemen. Hoe onze cijfers tot stand komen, vindt de goegemeente vaak aanzienlijk minder interessant dan het eindresultaat.
Bij de statistiek over inkomensongelijkheid blijkt de kunst van het gegevensverzamelen echter nogal van belang.
Alle statistische bureau’s zijn afhankelijk voor hun gegevensverzameling van Belastingdiensten. ‘Verschillen in belastingsystemen werken ook door in hoe we topinkomens meten,’ legt Wiemer Salverda, hoogleraar Arbeidsmarkt en Inkomensongelijkheid aan de Universiteit van Amsterdam uit. Door ons specifieke belastingstelsel neemt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) bijvoorbeeld vermogenswinsten niet mee, en wordt het inkomen uit eigen bedrijf onderschat.
En dat doet er toe. Want als Nederlandse statistici dezelfde methoden zouden gebruiken als in bijvoorbeeld de Verenigde Staten, dan zou de inkomensverdeling waarschijnlijk aanzienlijk ongelijker zijn. Dat er een verschil is met de Verenigde Staten kan, legt Wim Bos van de afdeling Inkomensstatistiek van het CBS uit, omdat ieder statistisch bureau in hoge mate haar eigen inkomensdefinities maakt. ‘Wat betreft de inkomensdefinitie zijn er betrekkelijk weinig internationale afspraken,’ aldus Bos.
Wat we niet zien
Het CBS neemt bijvoorbeeld de vermogenswinst niet mee in haar berekening van het inkomen. Een vermogenswinst ontstaat, zoals de naam al doet vermoeden, wanneer iemand zijn aandelen of ander bezit met winst weet te verkopen. Het CBS neemt wel inkomen uit vermogen (winstuitkeringen, rentebetalingen, huurinkomsten et cetera) mee, maar niet de winst op verkoop van aandelen of obligaties. Zulke vermogenswinsten zien de statistici als ‘incidentele baten,’ net als bijvoorbeeld loterijwinsten en erfenissen (die ook niet in de inkomensstatistiek zitten).
Het inkopen van eigen aandelen zorgt uiteindelijk voor meer vermogenswinst, maar dit blijft dus ongezien in de statistiek
Exacte cijfers zijn niet beschikbaar, maar het is aannemelijk dat vermogenswinsten zich met name concentreren bij de hogere vermogensklassen. Dit verklaart ook ten dele waarom volgens het CBS ongeveer de helft van alle huishoudens met een vermogen van meer dan tien miljoen euro een besteedbaar inkomen van minder dan een ton had. De meest vermogende Nederlanders hoeven in het grootboek van het CBS geen inkomen te hebben om toch inkomen te hebben.
Een voorbeeld: de vier eigenaren van TomTom brachten in 2005 hun bedrijf naar de beurs en haalden samen 343 miljoen euro op. Een flinke klapper dus. Maar een klapper die het CBS, omdat het vermogenswinst is, niet als inkomen meeneemt en om die reden onzichtbaar blijft. De miljardendeal van John en Joop met Telefonica? Nee, die bestaat niet voor het CBS. De Telfortdeal die Marcel Boekhoorn een half miljard opleverde ook niet.
En er is meer met het registreren van vermogenswinsten aan de hand. Bedrijven geven steeds vaker hun winst terug aan de aandeelhouder door eigen aandelen in te kopen. De afgelopen vijftien jaar, stellen economen Raoul Leering en Guido Schotten , lagen de winstuitkeringen ruim twee keer zo laag als in het buitenland. Nederlandse bedrijven kochten echter wel veel vaker hun eigen aandelen in dan hun buitenlandse collegae.
Het inkopen van eigen aandelen zorgt uiteindelijk voor meer vermogenswinst, maar dit blijft dus ongezien in de statistiek. Stel dat Philips in plaats van 1 miljard euro aan winst uit te keren aan aandeelhouders, 1 miljard euro aan aandelen terugkoopt van aandeelhouders. In principe moet het ongeveer hetzelfde effect hebben – aandeelhouders worden 1 miljard rijker – maar niet in de CBS-statistiek.
Het CBS zou best cijfers over vermogenswinsten willen publiceren, aldus Wim Bos, maar kan dat niet. ‘Zaken die niet belast worden, nemen wij ook niet waar,’ legt hij uit. En daar zit de crux. Want in bijvoorbeeld de Verenigde Staten moet men vermogenswinst gewoon aangeven bij de belastingdienst. In Nederland doen we daar niet aan. We rekenen met een fictief rendement en belasten dat. De Belastingdienst weet dus niet eens wat iemand aan vermogenswinst maakt. En daarom weet het CBS het ook niet.
Winst in bedrijven wordt niet meegerekend
Een tweede probleem met de statistiek is het box-2-inkomen. Aangezien inkomen uit het eigen bedrijf in Nederland pas wordt belast op het moment dat iemand zijn aandelen verkoopt of dividend uitkeert, is het dikwijls aantrekkelijk om, zolang dit kan, winst in het bedrijf te laten zitten. De commissie-Dijkhuizen, die in 2013 onderzoek deed naar hervorming van het belastingstelsel, constateerde dat grootaandeelhouders ‘op grote schaal’ gebruik maken van winstinhouding om belasting uit te stellen. De commissie becijferde dat DGA-ondernemingen in 2010 potentieel 13,4 miljard euro aan winst konden uitkeren, terwijl directeur-grootaandeelhouders (DGA) in dat jaar maar 3,6 miljard euro aan inkomen aangaven. Het gros van de winst bleef dus – met goede fiscale redenen – in de onderneming zitten en wordt dus door het CBS niet meegenomen.
Een eigenaar van een groot eigen bedrijf die zichzelf een fors dividend uitkeert, zal in de statistiek ongezien blijven
Toegenomen ondernemingsvermogen wordt echter ook niet meegenomen in de inkomensstatistiek. Dat is op zich logisch, maar het geeft wel te denken. Stel dat je in land A een belastingstelsel hebt dat het sparen in privé bevordert en in land B een belastingstelsel dat sparen in het eigen bedrijf bevordert. Dan zal in land B de inkomensongelijkheid – voor zover bedrijfseigenaren tot de hogere inkomensgroepen behoren – altijd lager uitvallen.
Maar er is meer: het CBS neemt winstuitkeringen en vermogenswinst in box 2 groter dan een kwart miljoen euro niet mee om ‘statistische en conceptuele redenen.’ Een eigenaar van een groot eigen bedrijf die zichzelf een fors dividend uitkeert, zal in de statistiek ongezien blijven. Wederom, omdat dit volgens het CBS ‘incidentele baten’ betreft. Het CBS geeft desgevraagd aan dat ze niet weet hoe groot de onderschatting is die dit oplevert. Hoe dan ook zal ook dit met name aan de top van de inkomensverdeling tot onderschattingen leiden.
De statistiek is onvolledig
Om te zien wat voor impact dit kan hebben, is het raadzaam eens naar een land te kijken dat wel vermogenswinst meeneemt in haar statistiek.
De Franse economen Emmanuel Saez en Thomas Piketty hebben het inkomen van de rijkste 0,01 procent van de Amerikanen onderverdeeld naar inkomensvormen. Wat blijkt: de belangrijkste bijdrage aan het inkomensaandeel van de rijkste 0,01 procent is vermogenswinst (mosgroen).
Ook inkomen uit eigen onderneming (onze box 2; in deze grafiek lichtgeel) blijkt een grote bijdrage te leveren. Beiden worden in Nederland om voorgenoemde redenen niet meegenomen dan wel onderschat.
Het inkomensaandeel van de rijkste 0,01 lag sinds 1990 ruim 45 procent hoger als vermogenwinsten wel worden meegerekend. Met uitschieters in top beursjaren als 2000 (78 procent) en 2007 (71 procent).
Kortom, vermogenswinst doet er toe aan de top van de inkomensverdeling. Het is daarom belangrijk te weten dat Nederland deze inkomensvorm weg laat uit haar statistiek. Hoe groot de impact hiervan is, valt onmogelijk met exactheid te stellen. Dat deze in potentie groot kan zijn, illustreert in ieder geval de Verenigde Staten en dat zou op zijn minst voer voor discussie moeten opleveren.