Er zit me al een tijdje iets ongelooflijk dwars: dat veel mensen, onder wie Mark Rutte, anderhalvemetersámenleving zeggen. Met de klemtoon op de ‘sá’. Terwijl die klemtoon op de hoort.

Ik voel me onbegrepen bovendien. Uit ik m’n ongenoegen, dan denken mensen dat ik het woord onhandig lang vind, of dat het zo verzonnen voelt, zo spindoctor.

Het zal Mark Rutte ongetwijfeld zijn ingefluisterd toen hij ons voor het eerst kennis liet maken met de anderhalvemetersámenleving, – ‘samen Mark, samen, de mensen moeten voelen dat we dit sa-men doen, sámen.’

Neerlandici zijn beminnelijke mensen

Maar nee, we moeten dit inderdaad samen doen. Die enkeling die nog denkt van niet, leeft in een anderhalvemeterschaamjeleving.

Wat zit me dán zo dwars?

Dat ik iedere keer wanneer iemand het woord zo uitspreekt, anderhalvemetersámenleving, een heel klein samenlevinkje voor me zie. Van Waar heel kleine mensjes heel kleine mondkapjes dragen en onder heel kleine boompjes hun nog veel kleinere hondjes uitlaten. Met heel kleine, oude mensjes die – het zijn net rozijntjes! – van achter hun piepkleine raampjes in hun elleboogjes niezen. En zie daar, een heel klein ziekenhuisje, waar heel kleine patiëntjes in hun ieniemienie ic-bedjes liggen.

Anderhalve meter samenleving.

Wat een binnenhuisarchitectenorgie ons leert over de sámenleving

Ik studeerde Nederlands en ben eindredacteur. Anderhalvemetersamenleving is een ‘nominale samenstelling’. In zulke samenstellingen is het tweede deel net als het hele woord een zelfstandig naamwoord. De klemtoon ligt altijd op het eerste lid: kóópkracht, húídskleur, wóónplaats.

Het midden- en kleinbedrijf maakt het taalgevoeligen niet makkelijk

Bijna altijd, moet ik zeggen, want er zijn wel wat uitzonderingen: boerenbedróg, stadhúís, Rijksmuséum. Waarom die uitzonderingen er zijn 

Ook heb ik altijd geleerd dat je samenstellingen – woorden die bestaan uit meerdere woorden – aan elkaar schrijft. Pannenkoekenboerderij. Pannenkoekenzorgboerderijmedewerker. Binnenhuisarchitectenorgie. Toen ze nog klein waren, speelden neerlandici in spe wedstrijdjes wie-kan-het-langste-woord-maken. Dat was ons wie-heeft-de-langste.

Het midden- en kleinbedrijf maakt het taalgevoeligen niet makkelijk. Fiets onderdelen, auto verhuur, garage opslag – we hebben het maar te slikken. 

Maar neerlandici zijn ook beminnelijke mensen. We hebben geleerd dat regeltjes ook maar regeltjes zijn, dat taal er is om een boodschap helder over te brengen, dat we die regeltjes ooit bedachten omdat dialecten zó veel van elkaar afweken dat het wel handig was toch het een en ander af te stemmen, en dat die taalregels dus

Prima, denken we dus, garageopslag is ook een rotwoord voor wie niet zo goed Nederlands leest. En als helderheid het doel is, dan weet je met garage opslag precies waar je aan toe bent.

Waarom erger ik me dan toch zo aan die anderhalvemetersámenleving?

Die klemtoon op ‘sá’ maakt dat het woord niet leest als samenstelling, maar als losse woorden. Anderhalve meter samenleving. En dat ik daarom dus keer op keer een minimaatschappij voor me zie. Dat gaat er bij mij dus niet in, want taal moet helder zijn.

Hoe neoliberalisme beklemtoning kapotmaakt

Voor wie dat anders ziet, heb ik een ander argument om de klemtoon toch alsjeblieft op de ‘mé’ te leggen.

Wie voor-wat oogst, zaait hoort-wat

Dat de nadruk op sámen gelegd moet worden, bewijst dat we in een tijd leven waarin sámen niet meer vanzelfsprekend is, waarin alleen nog – anderhalve meter – ruimte is voor het eigen ego en het eigen gelijk. Ik zou het dan ironisch vinden dat de leider van de partij die decennialang heeft verkondigd dat het ieder-voor-zich-en-tegen-elkaar is – dat concurrentie tot de beste zorg, het beste onderwijs en de snelste treinen zou leiden – nu het uitkomt een eigenhandig ten gronde gebracht wij-gevoel aanspreekt. 

Niet zo gek dat na de vorige persconferentie vroeg: ‘Meneer Rutte, al weken zegt u dat Nederland zich voorbeeldig gedraagt en wat krijgen mensen ervoor terug? Nog eens drie weken verlenging. Hoe rijmt u dat met elkaar?’ Wie voor-wat oogst, zaait hoort-wat.

Anderhalve meter samenleving. Het is niet alleen verkeerd uitgesproken, maar ook door de verkeerde uitgesproken. Door een heel klein premiertje met een brilletje, dat bekokstooft in zijn Torentje.

Deze crisis leert ons welk werk ertoe doet. Laten we die les niet vergeten Een crisis kan maken dat je de zaken voorgoed anders bekijkt. De onderhouders die nu zo welgemeend worden bedankt doen wat ze altijd al deden: hun belangrijke werk. Het is te hopen dat de rest van ons dat straks, hierna, net zo scherp blijft zien als nu. Lees hier de column van Lynn Berger