Een vriend vroeg of ik zin had mee te gaan naar een symposium van een boeddhistische leraar, Chögyal Namkhai Norbu. Het geheel zou plaatsvinden in een tempel nabij het stadje Arcidosso, in het zuiden van Toscane.

is een Tibetaan die een groot gedeelte van het jaar in Italië woont; hij onderwijst Dzogchen. Dzogchen zijn, zo begreep ik, meditatieoefeningen.

Van boek Je moet je leven veranderen leerde ik dat de mens vooral moet trainen. Waarvoor maakt niet zoveel uit, of het nu om jongleren, vioolspelen of filosofie gaat, zolang er maar wordt getraind. En boek De vraag naar de techniek, dat ik onlangs voor de Volkskrant besprak, deed mij nu en dan aan het boeddhisme denken, al was het maar door het licht bedwelmende gebruik van jargon en de neiging woorden te ontdoen van de betekenis die ze in het dagelijks spraakgebruik hebben.

Grote filosofen lezen heeft ook iets van meditatie. Het zijn doorgaans de mindere filosofen die boeken afscheiden waaruit blijkt dat zij denken dat de handleiding bij het leven niet wezenlijk hoeft te verschillen van een gebruiksaanwijzing bij een magnetron.

Al op de eerste avond in een wijnbar in het middeleeuwse centrum van dat voor auto’s ontoegankelijk is en de ware charme van een provinciestadje heeft, ontmoetten we een Siciliaan die hier ook voor de meester was. Hij straalde een zekere ruigheid uit, maar toen ik met hem sprak bleek hij de zachtheid zelve. Hij kwam al meer dan tien jaar naar Zuid-Toscane om de meester te horen spreken. Het was nu rustig, vertelde hij, in de zomer kwamen er soms duizend mensen naar de tempel om de meester te horen spreken.

Ik ben nog nooit een religieus mens van hogere rang tegengekomen die zei: ‘Het goede leven is geloven in mijn leugens’

De Siciliaan heette Jaka, vermoedelijk een artiestennaam, en hij musiceerde. Hij liet me zijn nieuwe cd zien, waarvan ik dacht dat het een cadeautje was. ‘Nee, nee,’ zei hij, ‘hiervan leef ik. Tien euro.’ Uiteraard gaf ik hem tien euro.

Zijn muziek, die ik later beluisterde, hield het midden tussen lounge en Italiaanse reggae. Ook was ik geneigd boeddhistische invloeden te herkennen, maar ik ben een leek, dus misschien moet ik me van dergelijke uitspraken onthouden.

In de wijnbar was ook een dame uit Milaan aanwezig die al dertig jaar naar deze bijeenkomsten kwam. Ze hield een onsamenhangend verhaal waar ze pas een einde aan maakte toen ik aanstalten maakte naar het hotel te gaan. Een mens drinkt zich moed in voor hij zich overgeeft aan het formuleren van een antwoord op de vraag wat het goede leven is. Wat dikwijls ook het ware leven is, ik ben nog nooit een religieus mens van hogere rang tegengekomen die zei: ‘Het goede leven is geloven in mijn leugens.’

Je zou kunnen zeggen dat het kapitalisme een meester is die geen geheim maakt van zijn leugens, maar er telkens weer op wijst dat het geloof in die leugentjes voor alle partijen echt het beste is. Het versluieren van machtsverhoudingen is niet uitsluitend een specialiteit van de georganiseerde religie, het reëel bestaande kapitalisme kan er ook wat van.

De tempel bevond zich midden in de heuvels op zo’n vier kilometer afstand van het stadje. Het uitzicht was prachtig, er scheen een vaal zonnetje, voor later op de dag was regen voorspeld. Tot nu toe verliep alles voorspoedig. Ook de entree was schappelijk: 25 euro voor twee ochtenden, inclusief twee belegde broodjes.

Om tien uur kwam de meester binnen. Hij liep kwiek en zei: ‘Good morning, sit down.’ Vervolgens ging hij achter een bureau zitten dat, zeker in vergelijking met altaren in de katholieke kerk, nauwelijks versierd was. Op het bureau stonden lichtjes in verschillende kleuren.

De meester sprak Engels met een zwaar accent dat deel leek uit te maken van zijn mysticisme. Een jongedame vertaalde zijn woorden naar het Italiaans. Waar zij zat of stond was niet te zien, misschien was het van tevoren opgenomen.

Achter mij zat een heer die de woorden van de meester naar het Frans vertaalde.

De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was zo’n 45 jaar. Ik had de indruk dat er net iets meer vrouwen dan mannen waren.

Veel wat van de meester zei begreep ik niet, maar toen ik de eerste keer Heidegger las begreep ik er ook weinig van, en ik zou niet durven zeggen dat ik nu alles begrijp. Voor Spinoza’s Ethica geldt hetzelfde, ook Spinoza had een instelling die boeddhistisch genoemd zou kunnen worden.

De meester zei dat de ware aard van de dingen zich buiten tijd en ruimte bevond en dat die ware aard leegte was. Leeg worden was niet genoeg, de ware leegte ging gepaard met inzicht, of misschien was die leegte wel het inzicht.

werd, terwijl ik naar de meester luisterde, ook steeds boeddhistischer.

De meester had een aangenaam gevoel voor humor, een onthecht soort sarcasme. Onder anderen politici, intellectuelen en simpele zielen die door hem gezegend wilden worden moesten het ontgelden, waaraan hij toevoegde: ‘Een zegening is beter dan niets.’

Tijdens de tweede ochtend waarop ik naar de meester luisterde, zat ik naast een jongeman die de hele tijd bezig was op zijn telefoon. Ik had de indruk dat hij op Facebook zat, maar misschien gebruikte hij Facebook voor de meditatie. Alleen toen er werd, legde hij de telefoon weg.

De meester sloot de bijeenkomst precies na twee uur af met de woorden: ‘Dit was het einde van de lessen van vandaag.’

Mij bekroop het gevoel dat, hoewel van Joodse komaf, ik de reïncarnatie van een Tibetaanse geestelijke ben. Waarom ik in dit lichaam zit, weet ik nog niet, maar dat ga ik onderzoeken. Het zal wel een penitentie zijn, hoewel de meester duidelijk stelde dat het verleden het verleden was en dat we ons daar vooral niet al te veel zorgen om moesten maken, ook niet om de toekomst trouwens. De leer van de meester was aangenaam amoreel.

Na twee dagen wilde ik zelf meester worden. Ik neem genoegen met een handjevol volgelingen. Over de hele wereld, zelfs in het kleinste dorp, staan mijn tempels, wat dat betreft kan ik concurreren met het christendom. Mijn tempel wordt hotel genoemd, maar soms ook b&b, chambre d’hôtes, gîte of pension.

Dit was het einde van de lessen van deze week.

Het feuilleton van vorige week: een ander idee van de Hotelmens Hotelmensen spreken Duits, het liefst het Duits van Bertolt Brecht. Tijdens een bijeenkomst van de Akademie van Kunsten stelt de Hotelmens zich voor met twaalf voormalig kindsoldaten, liederen van Brecht zingend, door de Nederlandse vinexwijken te trekken. Op medewerking van Fred Teeven kan gerekend worden. Lees: ‘Met twaalf voormalig kindsoldaten door de vinexwijken’