Beste,

Toen ik 14 was en stiekem uit mijn slaapkamerraam klom om Marlboro 100’s te roken met een Davy of Kevin die de spatborden van zijn Gilera DNA goud ging spuiten, waren mijn ouders boos.

Toen ik ze beloofde het niet meer te doen, opnieuw uit dat raam kroop en mijn telefoon uitzette zodat ze me de hele nacht niet konden bereiken, waren ze teleurgesteld. Ziek van de zorgen. Dat sneed dieper.

Twee vakbondsvrouwen hielden me uit mijn slaap vannacht. Ik hoorde en zag deze week bij hun eenzelfde soort ongeloof als ik vroeger regelmatig bij mijn ouders had gezien, maar dan met betrekking tot hun werkvelden: de jeugdzorg en de kermis.

De twee vrouwen die me wakker hielden vannacht

De eerste was Maaike van der Aar. Ze is landelijk bestuurder jeugdzorg bij de FNV, mijn interview met haar verschijnt volgende week. Haar werk: zorgen voor de jeugdzorgers. Aan tafel zitten bij CAO-onderhandelingen, in de gaten houden of en hoe jeugdzorgers hun werk fatsoenlijk kunnen doen.

Na de decentralisatie van de zorg in 2015 veranderde haar taak. Door bezuinigingen, bureaucratie en onduidelijke rolverdelingen is het verloop en verzuim binnen de jeugdzorg hoger dan ooit. Maaikes taak is nu niet meer een systeem goed inrichten, maar het geheel omverwerpen en opnieuw ontwerpen, samen met de jeugdzorgers zelf. Dus ging ze langs honderden zorginstellingen om in kaart te brengen waar het systeem faalt en wat de zorgers nodig hebben. Hoe die dagelijkse praktijk eruitziet, pre- en midcorona? Stay tuned.

Van der Aar probeert iets te doen dat zo vanzelfsprekend zou moeten zijn dat het gênant voelt om op te schrijven: zorgen dat de politiek die beslist over de zorg, luistert naar mensen die in de zorg werken.

Want bij veel van de besluitvorming rond het zorgsysteem dat nu zoveel mensen opbreekt, werden en worden professionals niet betrokken. Cue het ongeloof. Van der Aar: ‘Alsof je de buurman vraagt om je kraan te repareren terwijl de loodgieter ernaast staat.’

Als het licht op de kermis uit moet blijven

De tweede vrouw die me raakte op YouTube tegen de tranen vechten. Ze zat op een tuinstoel naast Jan, exploitant van de draaiende theekopjes, te vertellen over hoe het de kermismensen vergaat sinds corona. Ze heet Nicole Vermolen, normaal gesproken een zon, voormalig directeur van kermisvakbond BOVAK. Nu zichtbaar gefrustreerd, want als er niet snel meer financiële steun komt voor de kermis, is de kermis dood.

De koningskermis van Den Haag, april vorig jaar. Foto van m’n eigen.

Kermis. De bakermat van zo’n beetje alle podiumkunsten die je kent, samenbrenger van gemeenschappen, letterlijk lichtpunt, betaalbare ontsnapping, ook voor gezinnen zonder geld. Ondernemers die zich van maart tot november honderd uur per week het zweet in de nek werken voor het vermaak van anderen. Een veerkrachtige, solidaire gemeenschap van families die elkaar overdag kapot moeten concurreren maar ’s avonds wel bij elkaar op de verjaardag zitten. 

Het kermisseizoen begint in maart. Maar dit jaar, voor het eerst sinds het jaar 1023, niet. De hele bedrijfsvoering van de kermismens is erop ingericht in de zomer zijn geld te verdienen. Alle facturen staan dan gepland. Maandelijks worden duizenden, soms tienduizenden, euro’s afgeschreven – afbetalingen van de attracties, die tonnen kosten en je net als bij een huis over een lange tijd terugbetaalt. 

Het kermisseizoen begint in maart. Maar dit jaar, voor het eerst sinds het jaar 1023, niet

Alles moet worden (terug)verdiend met het draaien van ritten: de vooruitbetaalde huurgelden voor de standplaatsen op kermissen, de huur van loodsen, het doorlopende onderhoud aan de attracties en het bijbehorende wagenpark en dit jaar voor sommigen ook: het regelen van een nieuw onderkomen. De meeste exploitanten hebben alleen in de winter een vaste verblijfplaats; in het seizoen wonen ze in hun salonwagen nabij de kermis waar ze staan.

Terwijl je dit leest, praat ik met kermisman Jan Vermolen (geen familie van Nicole), die ik intussen tien jaar volg, over hoe het zijn familie vergaat en hoe zij en de rest van proberen te overleven. Mijn verhaal over hem verschijnt dit weekend. 

YouTube
In de docuserie ‘Danny op straat’ spreekt Danny Ghosen met onder meer Jan en Nicole Vermolen over corona en de kermis.

Jan: ‘Ik hoorde iemand op tv de coronatijd “een oorlog zonder wapens” noemen. Als je die analogie doortrekt zitten alle ambtenaren die over de vergunningen gaan ondergedoken. Ik heb al wel twintig plannen gemaakt om te overleven. Laat me langs de weg gaan staan met aardbeien of van die Spaanse churros. Ik wil geld verdienen in plaats van mijn handje ophouden. Maar dan moeten ze bij de gemeente wel de telefoon opnemen.’

Wat Jan en zijn collega’s steekt: de kermis heeft in zijn duizendjarig bestaan nauwelijks subsidie ontvangen. Gemeentes verdienen er echter aan en steken die winst vervolgens in subsidies voor andere evenementen. Er is intussen een gesprek geweest tussen staatssecretaris Mona Keijzer en de kermiswereld, maar extra steun lijkt nog ver weg. Vermolen vecht tegen de tranen, de exploitanten tegen de bierkaai.

Ongelijkheid plus corona

Ziek van de zorgen. Ziek van het zorgen. Als de corona ons iets laat zien, is het hoe al bestaande ongelijkheid in het geval van crisis omslaat in gevaar. Dit is geen gezellige nieuwsbrief hè? Sorry, volgende keer weer. 

Denk aan sekswerkers, die hun werk (ergo: ingeschreven als zelfstandig ondernemer) konden doen omdat hun privacy dan Om diezelfde reden maken ze nu geen aanspraak op overheidssteun. Gevolg: veel sekswerkers zien zich gedwongen en dan vaak ook nog ondergronds.

Als de corona ons iets laat zien, is het hoe al bestaande ongelijkheid in het geval van crisis omslaat in gevaar

Denk aan dak- en thuislozen en alle andere mensen voor wie thuis zijn en/of afstand houden helemaal geen optie is. En aan de kinderen, ouders en professionals in de jeugdzorg. De gezinnen waarin de spanning in quarantaine te hoog oploopt, de kinderen die uit het zicht raken, de jeugdzorgers die constant risico’s nemen om hun werk te kunnen blijven doen. 

Mensen wier verhaal wordt bepaald door fouten in het systeem. Een systeem dat anders moet, maar gelukkig ook anders kan, volgens de gelovers; Maaike van der Aar en Nicole Vermolen bijvoorbeeld.

Laten we hopen dat de overheid in deze crisis niet handelt als een 14-jarige Marlbororoker die weigert te luisteren naar de mensen die er verstand van hebben.

Mail me vooral ook met je eigen vragen en ideeën over hoe we om de systemen heen kunnen werken en hoe we op dit moment van elkaar kunnen leren. 

Wat je van leren leren kan

Een mooi voorbeeld daarvan (ha, toch nog een positieve noot) vond ik op de rijdende kermis- en circusschool, waar al sinds 1955 aangepast basisonderwijs wordt verzorgd voor de kinderen van exploitanten en artiesten. Hun uitgebreide ervaring komt mooi van pas nu alle basisscholen onderwijs op afstand moe(s)ten geven. Juf Petra Sormani, in haar leswagen, deelt nu

In de leswagen van juf Petra, zes jaar geleden. Foto: Jac Weerts.

P.S.: Ik woon in een appartementencomplex aan een binnenplaats. In de zomer, als iedereen zijn ramen open heeft, hoor je er in stereo buren zuchten, hoesten, doortrekken en klaarkomen. Niet per se in die volgorde, maar vorige zomer wel een keer en daar denk ik nog vaak aan.

Nu wordt ons complex verbouwd, terwijl iedereen zit opgesloten in huis. Het boren begint om zeven uur ‘s ochtends en gaat door tot etenstijd.

P.P.S.: Je kunt me ook daar plaats ik al m’n verhalen: @VeraMulder.