Laat hem langs de weg gaan staan met van die Spaanse churros. Of laat hem op die plek waar hij in de winter staat met zijn oliebollenkraam, midden op het Haagse Spui, een ijskar neerzetten. negende generatie kermisexploitant, wil zijn hand niet ophouden.

In de tien jaar dat ik hem nu ken en volg heeft hij zich altijd een slag in de rondte gewerkt. Dat wil hij blijven doen, ‘als wat dan ook, want dat is wat een kermismens doet’.

Maar daarvoor zijn vergunningen nodig. En die worden nu bijna nergens afgegeven, de loketten zijn dicht of onbereikbaar of er gaat veel tijd Vermolen (56): ‘Ik hoorde iemand op tv zeggen: ‘coronatijd is oorlogstijd zonder wapens’. Als dat zo is, zitten de ambtenaren die over de vergunningen gaan ondergedoken.’

De familie Vermolen op hun carrousel.

Er is altijd een plan B

De Nederlandse kermis reist al een millennium rond en bestaat uit een paar honderd families die het gewend zijn zich aan te passen. Ze moeten constant meebewegen omdat het voortbestaan van hun bedrijf en cultuur afhangt van ontelbaar veel de economie, beeldvorming, het weer.

En de laatste jaren: een explosieve toename aan andere evenementen, gemeentebeleid dat telkens verandert en nieuwe milieuregels. Om al die invloeden, een paar faillissementen daargelaten, Naar vermaak is altijd vraag en de ongebonden kermismens zit zelden zonder plan B.

Wat doe je als de kern van de kermis – mensen bij elkaar brengen – wordt verboden?

Maar wat doe je als er een pandemie uitbreekt (niet eens hun eerste, toen de pest nog rondwaarde in Europa was de kermis er ook al) en de overheid verstrekkende maatregelen moet nemen? 

Wat doe je als de kern van de kermis – mensen bij elkaar brengen – wordt verboden?

Een Limburgse collega van Vermolen heeft de fruit-met-chocoladekraam waarmee hij normaal op kermissen staat omgebouwd tot drive-thru. Een ander stond afgelopen weekend aardbeien te verkopen bij een Rotterdamse benzinepomp. Weer anderen doen oliebollen- en zuurstokdonaties aan verzorgingshuizen of gaan er met een draaiorgel in de tuin staan om voor de bewoners te spelen. Vermolen: ‘Pas op: we zijn ondernemers, maar we zijn ook artiesten. We verzinnen wel iets.’

Zo heeft hij met wat collega’s op de kermis van Apeldoorn, die al was opgebouwd maar niet open mocht, een proefopstelling gedaan met anderhalve meter ertussen. Het ging technisch niet – de karretjes zitten nou eenmaal waar ze zitten – maar financieel zou het ook niet passen. Vermolen: ‘Als je je zaak niet voluit kunt exploiteren, verdien je het geld dat je al in je bedrijf hebt geïnvesteerd voor het seizoen nooit terug.’ En dat gat tussen vooruit moeten betalen en terug kunnen verdienen is precies waar het wringt.

Waarom de overheidssteun lang niet genoeg is voor de kermis

Kermisexploitanten maken aanspraak op de standaardregeling voor zzp’ers van de overheid: 1.500 euro per maand, plus eenmalig 4.000 euro. Maar die bedragen steken schraal af bij de kosten van een kermisbedrijf.

Jan’s vader, Freek, met zijn zus Toos voor het kermisorgel.

Elk jaar betalen exploitanten tienduizenden euro’s aan huurgelden om met hun zaak op kermissen te mogen staan. Vermolen: ‘Daarbovenop ben je soms 15 tot 20.000 euro per maand kwijt aan aflossingen.’ Een attractie kost een paar ton en koop je op afbetaling. ‘Daar komt het doorlopende onderhoud aan je zaak en je wagenpark nog bij. Je loodsen en opslagplaatsen. Eten.’

De hele bedrijfsvoering van de kermismens is erop ingericht dat die bedragen worden (terug)verdiend in de zomermaanden. Van maart tot en met oktober wordt er dag en nacht gewerkt. Alle facturen staan in die periode gepland. Het geld waarvan in de winter wordt opgepot.

En nu? Vermolen: ‘Alle remmen los en redden wat er te redden valt. We geven niks uit. Mijn kinderen staan ook op de kermis, die probeer ik financieel boven water te houden. De kermis is één grote familie dus de ondernemers helpen elkaar waar mogelijk. Als het geld op is, moeten we… maar onze spullen gaan verkopen?’

Een van Jans zonen loopt tijdelijk mee met een man die gevels reinigt. Dat bedrijfje zouden ze misschien kunnen overnemen en op den duur weer doorverkopen. Maar voor zulke plannen moet er al enige financiële ruimte zijn en die is er niet. Niet in het voorjaar, niet vóórdat het geld verdiend is.

De wondertuin, een van de zaken van de familie Vermolen.

Alles liever dan je hand ophouden

Vermolen mist ‘het rondtrekken, de vrijheid, de lachende kinderen’. Maar wat de reiziger vooral dwarszit is dat hij even geen uitwijkmogelijkheden heeft.

De zweefmolen van de opa van Jan’s vader.

Als ik hem vraag of er andere manieren zijn om aan geld te komen, met crowdfunding bijvoorbeeld, wuift hij dat idee weg. ‘We gaan niet aan de bedelstaf hangen, dat zit niet in onze aard.’ Wel kunnen mensen tekenen waarin wordt gevraagd om meer overheidssteun voor de kermis.

Wat ook steekt: de kermis heeft in zijn duizendjarig bestaan nauwelijks subsidie ontvangen. Gemeentes verdienen er echter goed aan en steken die winst vervolgens in subsidies voor andere evenementen. Nu de kermis zulke steun kan gebruiken, is die beperkt.

Vermolens plan voor nu: deuren intrappen en het kermisverhaal aan zo veel mogelijk politici en journalisten vertellen. Tot nu toe gaat dat voortvarend. Tv-maker Danny Ghosen kwam op bezoek, zitten hij en Vermolen in de draaiende theekopjes, elk in een eigen, netjes anderhalve meter van elkaar af.

‘We zijn emotionele mensen. We hebben gehuild. De hele tijd gehuild’

Later in die video zie je Nicole Vermolen (geen familie van Jan), voormalig directeur van de kermisvakbond BOVAK, vechten tegen de tranen terwijl ze op een tuinstoel voor een woonwagen vertelt hoe het de kermis vergaat.

‘We zijn emotionele mensen’, zegt Jan. ‘We hebben gehuild. De hele tijd gehuild.’ Begin maart bijvoorbeeld, toen de eerste kermis van het seizoen was opgebouwd in Amsterdam en het bericht kwam dat die nooit zou gaan draaien. Toen ze hoorden hoeveel overheidssteun ze zouden krijgen. Toen de gemeente de telefoon niet opnam. En toen weer niet. En tijdens die persconferentie waarin Rutte zei: ‘Tot 1 september: niets.’

De familie Vermolen op hun schip toen het transport nog per schip ging.

Of een kermis-minded staatssecretaris helpt?

Maar de laatste twee keer huilen waren van blijdschap. Want eerder deze week regelden kermisexploitanten, -vakbond en -branchevereniging een afspraak met Mona Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken, om het te hebben over aanvullende financiële steun.

Vermolen: ‘Mona is geboren in Volendam, dus we dachten: die móét wel kermis-minded zijn. Dat is elk jaar zo’n feest daar, heel het dorp loopt uit.’ Ze gaat erover nadenken, het is nog niet bekend wanneer ze met haar antwoord komt.

Op de dag van dat gesprek, afgelopen dinsdag, huilde Jan nog een keer. Hij werd namelijk voor de eerste keer opa. Frederique heet ze, vernoemd naar de vader van Jan, Freek. Terwijl zijn kleindochter en de wereld met elkaar kennismaken, probeert opa Jan de kermis te redden. Zodat ze hem ooit eens kan bezoeken op het dorpsplein, in plaats van in een museum.

Het Coloseum, een van de zaken van de familie Vermolen.

Lees verder

In het leven van de kermismens is het zelden feest Achter de vrolijke lichtjes schuilt een zwaar bestaan: het gaat slecht met de kermis. Zo slecht dat Jan van de frietkraam de spaarrekeningen van zijn kinderen moest leegtrekken. Met de nog somberdere vooruitzichten staat de kermismens voor twee uitdagingen: het redden van zijn bedrijf en het voortzetten van zijn tradities. Hoe is het zover gekomen? Lees mijn verhaal hier terug.