Deze socioloog onderzocht het effect van de schoolsluiting op gelijke kansen in het onderwijs

Johannes Visser
Correspondent Onderwijs
Illustratie: Doeke van Nuil

Socioloog Thijs Bol deed onderzoek naar het effect van deze periode van thuisonderwijs op kansenongelijkheid. Het verschil tussen de hulp die hoger- en lageropgeleide ouders hun kinderen kunnen bieden, blijkt groot.

Als er iemand is die weet wat deze maanden van homeschooling ons leren over dan is het socioloog (Universiteit van Amsterdam). Want de afgelopen vier weken deed hij daar onderzoek naar, door 768 ouders met in totaal 1.318 kinderen in het primair en voortgezet onderwijs vragenlijsten in te laten vullen. 

Vorige week presenteerde hij

Ik belde twee keer met hem. We spraken over het effect van de zomervakantie op leerprestaties en de mogelijkheden die die deze unieke periode wetenschappers biedt.

Heb je zelf eigenlijk kinderen die je nu moet homeschoolen?

‘Twee zoontjes. Eentje is zesenhalf, die zit in groep drie en krijgt thuisonderwijs. Eentje is tweeënhalf, dus die sloopt het hele huis.’

Ik dacht: ik zal die beurs wel niet krijgen. Want 43 mensen hadden een onderzoek aangemeld

‘Mijn vrouw werkt in het voortgezet onderwijs, ik op de universiteit. We doen het zo dat ik ’s ochtends werk, heel vroeg, en dat mijn vrouw dan het thuisonderwijs van de oudste opstart. Om een uur of 11 stop ik meestal met werken en dan gaat zij ’s middags werken. Omdat we allebei les moeten geven op afstand, zit je vast aan bepaalde tijden.’ 

Lukt dat een beetje?

‘Het gaat nu wel redelijk, maar het was best wel een puzzel.’ 

Op 15 maart werd bekendgemaakt dat de scholen de volgende dag niet open zouden gaan. Wist je toen meteen: hier moet ik onderzoek naar doen?

‘Ik weet nog dat ik daar nog voor de lockdown met mijn vrouw over sprak, en ik zei: “Ze gaan de scholen dichtgooien.” En toen dacht ik meteen al: je gaat gezinnen krijgen voor wie dit heel erg ingewikkeld is, en je gaat scholen krijgen met leerlingpopulaties waar heel veel tijd en aandacht aan besteed moet worden.’

‘Daar had ik het met mijn vrouw over – zij werkt op een school in Amsterdam-West – en die zei ook: “Ik ben benieuwd hoe dat op mijn school bij sommige gezinnen gaat. Hoe kan ik nu met iedereen contact houden?”’

En toen...

‘En toen liet ik het eigenlijk een beetje gaan.’

Mooi is dat.

‘Maar toen zag ik dat er een onderzoekscall was voor financiering rondom coronavraagstukken. Ik heb drie avonden gewerkt aan een onderzoeksvoorstel.’ 

Wat wilde je onderzoeken?

‘Twee dingen. Ten eerste hoe groot de verschillen zijn in de mate waarin ouders denken hun kinderen te kunnen ondersteunen, en waarin ze hun kinderen ook daadwerkelijk ondersteunen. Wat voor verschillen zijn er tussen sociaal-economische groepen? En het ging me dan niet zozeer om de materiële middelen, of ze een computer of iPad hebben...’

(Onderbreking. ‘Ja, iPad, nee dat is niet jouw iPad.’)

‘Sorry, dat was m’n zoontje. Die hoort het woord iPad en die zegt meteen “iPad!”’

‘Ik vond het belangrijk om juist de immateriële steun goed in kaart te brengen: de mate waarin ouders zichzelf in staat voelen om hun kind goed te begeleiden. Sommige ouders spreken de taal waarschijnlijk minder, andere ouders vinden het schoolwerk gewoon te moeilijk; wie gaat ze daarmee helpen?’

‘En het tweede, wat ik nog ga doen, is in kaart brengen wat hier de gevolgen van zullen zijn op de langere termijn. Ik kan die kinderen de komende jaren gaan volgen en dat vind ik heel interessant. Zien we nou dat deze groep kinderen toch andere kanten op gaat dan eerdere groepen?’

Je moet nogal haast gehad hebben. De scholen zouden maar een paar weken dicht zijn.

‘Ik dacht wel: we moeten nú data verzamelen. Als we het nu niet doen en je vraagt achteraf wat er nou gebeurd is, dan krijg je nooit meer echt een goed antwoord. Dan weten ouders al niet meer wat ze gedaan hebben, hoeveel uur kinderen aan huiswerk besteed hebben, wat ze nou exact van de school gekregen hebben toen de school gesloten was, et cetera.’

‘En ik dacht: ik zal die beurs wel niet krijgen. Want 43 mensen hadden een onderzoek aangemeld. Maar binnen vijf dagen kreeg ik te horen dat ik, en iemand anders, de beurs kreeg. En zes dagen later ging m’n enquête het veld in. Dat is extreem snel gegaan.’

Is dat uniek?

‘Ja. Ja. Dit duurt normaal maanden.’

Waarom kon dit nu zo snel dan? Maak je dan geen fouten? 

‘Ik heb natuurlijk heel veel hulp van collega’s gehad, en iedereen – van de mensen die de beurzen toewezen tot de programmeur die me de data leverde – heeft heel snel gewerkt. Achteraf denk je natuurlijk wel: oh fuck, dit heb ik niet gevraagd, en ik had eigenlijk tóch dit moeten vragen. Als onderzoeker baal je natuurlijk van dingen die je niet gedaan hebt.’

Waar baal je van?

‘Ik baal van één vraag die ik niet heb toegevoegd. Ik heb niet gevraagd hoeveel uur ouders hielpen bij het maken van huiswerk. Als een kind heel veel tijd aan huiswerk besteedt, is dat dan met of zonder hulp van ouders? Dat weet ik nu niet. Dat is gewoon stom. Niet gedaan. Achteraf spijt van.’

Goed. Het onderzoek.

De NOS kopte toen de resultaten bekend werden al: Als jij de krantenkop mocht bedenken, wat zou die dan zijn?

‘Dat is natuurlijk een heel slechte vraag aan mensen die normaal veel te lang lullen over alles. Even nadenken.’

‘Ik denk toch gewoon... Dit gaat natuurlijk in het stuk komen, dan moet ik wel iets zeggen wat een beetje oké is... “Grote verschillen in ouderhulp vormen bedreiging voor kansengelijkheid in het onderwijs.”’

Dat was voor jou het belangrijkste resultaat?

‘Ja, het verschil in ouderhulp is zo ontzettend groot. Neem de vraag: “Ik voel me goed in staat om mijn kind te helpen”. Het verschil tussen ouders met een universitaire opleiding en ouders met maximaal een middelbare opleiding is één standaardafwijking.’ 

‘Dat zegt de meeste mensen niks, maar dat is echt een heel groot effect. Dat betekent dat je onder die hogeropgeleiden praktisch alleen maar ouders hebt die zeggen: “Ik kan dit heel erg goed”, en onder mensen met een middelbare opleiding zegt de grootste groep: “Ik kan dit helemaal niet goed”.’

Wat was voor jou het meest verrassende resultaat?

‘Wat ik vooraf niet had verwacht, waren de grote verschillen tússen de onderwijsniveaus in het voortgezet onderwijs. Als je aan ouders vraagt of er digitale lessen worden verzorgd voor hun kind, of er een gestructureerd onderwijsprogramma is, of het huiswerk door de leraar wordt nagekeken, dan gebeurt dat echt veel vaker op het vwo dan dat het op het vmbo.’ 

Is daar meer onderzoek naar gedaan?

‘Er is mij nog geen ander onderzoek bekend over thuisonderwijs tijdens de coronacrisis. Het onderzoek dat er het meest op lijkt, is dat naar de summer setback.’

Wat is dat?

– in de Verenigde Staten – naar het effect van de zomervakantie op kansenongelijkheid. Daaruit blijkt: kinderen van hogeropgeleide ouders leren in de zomervakantie meer bij dan kinderen van lageropgeleide ouders.’

‘De conclusie is: wanneer we ouders meer verantwoordelijkheid geven voor wat kinderen leren dan neemt ongelijkheid toe. Want sommige ouders gaan naar musea, sturen hun kinderen naar summer camps waar ze allemaal sites leren programmeren, en andere ouders kunnen dat niet of zien daar het belang niet van in.’

‘In een andere vorm zien we nu natuurlijk hetzelfde. We zien dat sommige ouders niet de middelen hebben. Niet alleen de financiële middelen. We zien ook dat ze niet de mogelijkheid hebben om zélf hun kind te ondersteunen, terwijl andere ouders dat wel kunnen.’

Daar is in Nederland helemaal geen onderzoek naar gedaan? Hoe komt dat?

‘Dat heb ik me ook afgevraagd. En het onderzoek dat er is, is eigenlijk niet goed.’

Zulke mooi data hebben we in Nederland niet, en daarom is het heel moeilijk onderzoek te doen

‘Wat je natuurlijk wilt, is dat kinderen vlak voor de zomervakantie een toets maken en vlak na de zomervakantie nog een keer. Dat is wat de Amerikaanse sociologen al sinds begin jaren tachtig met een team wetenschappers doen. Oorspronkelijk was dat geloof ik niet eens bedoeld om die summer setback te meten, maar hij wilde weten: wat leren kinderen nou tussen het najaar en het voorjaar, en wat leren ze tussen het voorjaar en het najaar? Dat heeft hij met zijn team meerdere keren onderzocht en dat maakt die data heel mooi. Twintig jaar later kon zijn team ook zien of die summer setback langetermijneffecten had, en die effecten

‘Zulke mooi data hebben we in Nederland niet, en daarom is het heel moeilijk onderzoek te doen. Een andere verklaring kan zijn dat de Nederlandse samenleving een stuk gelijker is dan de Verenigde Staten. De zomervakantie is hier korter, in Amerika zijn de verschillen tussen arm en rijk en hoger- en lageropgeleid een stuk groter dan in Nederland. Daarom is het minder urgent om er onderzoek naar te doen.’

Er is dus nog nooit een wetenschapper in Nederland geweest die heeft gedacht: goh, ik laat leerlingen voor de zomervakantie een toets maken en na de zomervakantie weer?

‘Volgens mij is er waarin onderzoekers dat wel gedaan hebben, en zij vonden heel onduidelijke effecten.’ 

‘Verder niet, dat is eigenlijk wel gek. Maar het is ook niet zo gemakkelijk om zoiets te onderzoeken. Je hebt echt wel 1.500 leerlingen nodig als je een beetje verschillen wilt laten zien.’

Kun je op basis van jouw onderzoek nu zeggen: ongelijkheid groeit door thuisonderwijs?

‘Moeilijk te zeggen. Ik denk wel dat er heel sterke aanwijzingen zijn dat ongelijkheid gaat groeien door deze periode van thuisonderwijs. De kans lijkt me groter dat die ongelijkheid wel groeit dan dat die niet groeit.’

(Onderbreking. ‘Ik ben bijna klaar. Ik kom zo bij je zitten.’)

‘Maar hoe groot die effecten zijn, en hoe groot dat gat zal worden – dat is echt een vraag voor de toekomst.’ 

Zie je er zelf naar uit dat er straks één kind weer naar school mag?

‘Ja. Ja. Ja. Zeker. Vooral voor hem. Hij heeft ontzettend veel zin om z’n vriendjes weer te zien en weer een normale, gestructureerde dag te hebben. En natuurlijk is het ook lekker om weer iets meer tijd en ruimte voor jezelf te hebben.’

Meer lezen?