Deze FNV-bestuurder werkt aan een revolutie in de jeugdzorg

Vera Mulder
Correspondent Emotie
Illustratie door redactioneel ontwerper Afonso Gonsalves

De jeugdzorg is in crisis en een oplossing lijkt ver weg. Al vijftien jaar praat FNV-bestuurder Maaike van der Aar met jeugdzorgers en bestuurders over hoe kinderen goed geholpen kunnen worden. Ze ziet wat er misgaat, wat er anders moet en probeert dat vervolgens te regelen. Haar stelling: dit jeugdzorgstelsel moet omver.

Wat een overwinning zou dit zijn. Wat een reuzenstap richting een beter jeugdzorgsysteem. De afschaffing van het ‘tijdschrijven’, oftewel dat jeugdzorgers minutieus moeten bijhouden wat ze – terwijl ze een kind helpen – allemaal hebben gezegd en gedaan en waarom en met wie en volgens welke methode en wat nu. Tientallen keren per week, elke casus opnieuw. 

Vandaag wordt bekend of de regel verdwijnt. Alles wijst erop van wel: de jeugdzorgers, de vakbond en het ministerie van Volksgezondheid schaarden zich allemaal al achter het afschaffen. Nu moest er alleen nog gestemd worden op het convenant dat het officieel gaat maken.

Als ik de term intyp op Google wordt automatisch aangevuld: ‘tijdschrijven waarom’. De afschaffing ervan zal het werk van jeugdzorgers duidelijk verlichten en verbeteren. Toch noemt de geestelijk moeder van deze aanstaande opdoeking, de vrouw die jaren tegen het tijdschrijven streed, het zelf ‘symptoombestrijding’.

Wat haar betreft is het nu tijd om af te rekenen met de ware kwaal van de jeugdzorg: de jeugdzorg.

Maaike van der Aar is sinds vijftien jaar landelijk bestuurder jeugdzorg bij de Haar werk: zorgen voor jeugdzorgers. Dat hield ooit vooral in dat ze aan tafel zat bij cao-onderhandelingen. Na veranderde haar werk ingrijpend; het verzuim en verloop binnen de jeugdzorg is en kinderen worden te laat, verkeerd of helemaal niet geholpen.

Ik bel haar begin mei voor mijn serie over de jeugdzorg, want ze staat in contact met 1001 jeugdzorgers en haar werk strekt van het ontdekken en onderzoeken van de problemen binnen het stelsel tot het daadwerkelijke oplossen ervan. Van der Aar: ‘En dat zit hem niet langer in het systeem goed inrichten. Het zit hem in het systeem omverwerpen en herbouwen.’

Het telefoontje dat alles veranderde

Dat besef begint bij een telefoontje van twee Amsterdamse jeugdzorgers, in 2016, wanneer de gevolgen van de decentralisatie zich beginnen te openbaren. De jeugdzorgers kunnen niet meer, zeggen ze, de werkdruk wordt hen te veel. Iets in hun stem zorgt ervoor dat Van der Aar in de maanden daarna langs tientallen zorginstellingen gaat en daar aan honderden jeugdzorgers vraagt wat er volgens hen anders moet.

Ze zijn eensgezind: meer vertrouwen, minder administratie en verantwoording, minder werkdruk. Van der Aar: ‘De eerste stap lijkt zo simpel: grenzen stellen, gewoon vaker nee zeggen. Maar dan kijkt zo’n jeugdzorger me aan en zegt: “We hebben het hier over mishandelde baby’s, wie gaat er nee zeggen?’’’

Met behulp van een besloten Facebookgroep, waarin ze vanaf 2016 een paar duizend jeugdzorgers bij elkaar brengt, creëert Van der Aar draagvlak onder jeugdzorgers en hun werkgevers om de werkdruk aan te kaarten bij het kabinet. ‘Elke keer dat ik op bezoek ging bij een zorginstelling, vroeg ik de medewerkers lid te worden van die pagina en er ervaringen uit te wisselen met collega’s uit andere organisaties. Zo ontstonden er bondjes.’

Na twee jaar van werkbezoeken en een grote jeugdzorgdemonstratie stelt ze 42 moderators aan, voor elke Nederlandse zorgregio één. Met haar collega Janny Koppens – samen vormen zij het jeugdzorgteam binnen de FNV – en speciaal adviseur van het ministerie van Volksgezondheid, Rita Verdonk, organiseert ze in juni 2019 een ‘schrapdag’ in elk van die 42 regio’s. Bij elke bijeenkomst zet ze een moderator neer, die de worsteling van de jeugdzorgers helder moet krijgen.

Uit het schrapdagprogrammaboekje: ‘Jeugdzorgers gaan de strijd aan met overbodige regels en formulieren’. Hun ergernissen worden samengevat in een document dat op een tweede schrapdag, in september 2019, wordt gepresenteerd aan werkgevers en gemeenten – de mensen die de regels kunnen veranderen. Er gebeurt nog weinig.

Het inspectierapport onderschrijft wat Van der Aar allang weet: dat de decentralisatie van de jeugdzorg hopeloos is mislukt

Maar in november 2019 ontvangt minister Hugo de Jonge (CDA) van Volksgezondheid van de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd en voor Justitie en Veiligheid. ‘Dit is het moment’, zegt Van der Aar die dag hardop. Ze is dan al ruim drie jaar jeugdzorgers aan het interviewen en mobiliseren.

Het inspectierapport onderschrijft wat zij allang weten: dat de decentralisatie van de jeugdzorg hopeloos is mislukt. Dat geeft minister De Jonge overigens zelf niet toe. Wel zegt hij: ‘Ik durf niet te zeggen dat het goed gaat in de jeugdzorg’. Niet veel later stemt hij in met de door jeugdzorgers en Van der Aar voorgestelde afschaffing van het tijdschrijven.

Waarom de afschaffing van tijdschrijven symptoombestrijding is 

Een belangrijke stap, praktisch en symbolisch. Want de regel is volgens Van der Aar exemplarisch voor waar het huidige jeugdzorgsysteem de mist in gaat.

‘Hij bestaat omdat het veld is opgedeeld in ontelbaar veel organisaties, allen met een eigen belang. Jeugdzorgers werken binnen hun organisatie vaak in meerdere gemeentes tegelijk en moeten voor elk apart tijdschrijven. Hij bestaat omdat alle organisaties constant aan de gemeente – de geldschieter die permanent met tekorten zit omdat ze moest bezuinigen van de Rijksoverheid – moeten verantwoorden waar ze hun budget aan uitgeven. Hij bestaat vanwege een gebrek aan vertrouwen in de jeugdzorgers zelf, die hiermee nog meer van de al schaarse tijd met hun cliënten moeten inleveren. Het schrijven gebeurt dan ook vaak in hun vrije tijd.’

De reden dat jeugdzorgers moeten tijdschrijven: zicht op waar het geld binnen de jeugdzorg naartoe gaat. Het gevolg: jeugdzorgers die minder jeugdzorg kunnen verlenen.

Te weinig geld, inefficiëntie, doorgeslagen controledrang, een gebrek aan vertrouwen in professionals. Tijdschrijven ís de crisis in de jeugdzorg, samengevat in één administratieve regel. 

Tijdschrijven ís de crisis in de jeugdzorg, samengevat in één administratieve regel

Kortom: feest dat het niet meer hoeft en hulde voor de mensen die vochten om de regel afgeschaft te krijgen. Met het verdwijnen van het tijdschrijven verdwijnt een van de regels waardoor jeugdzorgers zich de laatste jaren het meest gehinderd zagen.

En toch: ‘Alles wat we aan het doen zijn in de jeugdzorg is dus symptomen bestrijden’, zegt Van der Aar. ‘Het terugdringen van administratie, het regelen van extra geld, het oplossen van personeelstekorten... Het is allemaal nodig hoor, maar je zou het ook kunnen laten.’

Hoe dan? Van der Aar: ‘Door dit systeem te laten voor wat het is en opnieuw te beginnen.’ Waar dan? Ook daar heeft ze een plan voor.

Achter jargon schuilt een masterplan

Van der Aar praat namens de vakbond al vijftien jaar elke dag met bestuurders, onderzoekers en jeugdzorgers en dat doet wat met een vocabulaire. Als ik de opname van ons telefoongesprek uitwerk, zie ik mezelf dingen typen als: ‘centraal financieren, decentraal uitvoeren, extreem ontschotten en zo de weg vrijmaken naar de transformatievraag’.

Die laatste zin is eigenlijk heel spannend.

Want verstopt in het jargon zit het masterplan waar Van der Aar, haar collega Janny Koppens en duizenden jeugdzorgers al drie jaar aan werken. Op de achtergrond, want in het bestrijden van symptomen gaat ook veel tijd zitten. 

Wat er nu misgaat met de jeugdzorg

Om het plan te kunnen begrijpen is het belangrijk te weten hoe de jeugdzorg nu is geregeld. 

Elke Nederlandse gemeente, 355 in totaal, is verantwoordelijk voor twee zaken. Ten eerste: de zorg voor haar burgers inkopen. Vervolgens: die ingekochte zorg verdelen onder die burgers. Kortom: zorg aanbieden én betaalbaar houden tegelijk.  

Belangen die elkaar bijten, volgens Van der Aar: ‘Want wat als je ziet dat er hulp nodig is, maar je kan of wil geen geld meer uitgeven? Of je geeft ergens je al beperkte budget aan uit en het blijkt eigenlijk niet zo nuttig te zijn, maar je hebt er nu eenmaal al in geïnvesteerd…?’ 

Zo kunnen kinderen dus geen, te weinig of de verkeerde hulp aangeboden krijgen.

Van der Aar: ‘Tel daarbij op dat er de laatste jaren flink bezuinigd moest worden en er aan alle kanten organisaties bij zijn gekomen vanwege de marktwerking. Meer zorgorganisaties betekent: meer belangen. Het zijn er nu tussen de twee- en zesduizend in Nederland. Preciezer zijn de schattingen niet. Niemand heeft een lijst. Het ministerie niet, de gemeenten niet, wij niet.’

En al die zorgorganisaties strijden met elkaar om geld van de gemeente. ‘Daardoor wisselen ze onderling geen informatie uit – stel je voor dat een andere organisatie er met jouw goede idee vandoor gaat en dat gemeentegeld voor je neus wegkaapt. Dat is het zieke van marktwerking in de zorg. Niet alleen ga je afdingen op het welzijn van kinderen, je voorkomt dat mensen van elkaar kunnen leren hoe ze elkaar kunnen helpen. Dat is toch… wat ís dat toch.’

Het plan

Oké, nu het plan. Werktitel: Drastisch versimpelen.

Van der Aar: ‘Het betalen van de zorg wordt de verantwoordelijkheid van de landelijke overheid, het Rijk. Het Rijk financiert vervolgens Bij die stichting komen alle jeugdzorgers in dienst. Einde organisatiebelangen, einde concurrentie. Die stichting verspreidt het geld over jeugdzorgteams. Gemeenten houden zich niet meer bezig met de uitvoering van de jeugdzorg en ook niet meer met de inkoop, controle en administratie. Zij houden zich alleen nog maar bezig met de toegang tot de zorg. Als er een kind in hun gemeente is dat zorg nodig heeft, dan regelt de gemeente dus dat het kind bij de juiste hulp terecht komt. That’s it.

Alle jeugdzorgers komen in dienst van een door het Rijk gefinancierde stichting

‘De daadwerkelijke invulling van de zorg laten we over aan de professionals. Aan de jeugdzorgers. “Institutieloos denken”, noemen we dat. We gaan per gezin bekijken welke aanpak het beste past, in plaats van naar welke organisatie er nou eenmaal was toegewezen en tegen welk budget. Je wil dat mensen vrij kunnen leren van elkaar. Zo van: “Ik heb nou iets fantastisch ontdekt, moet je eens horen.” En dat de hulpverlening het budget vervolgens bepaalt, niet andersom.’

Hoe voorkom je dan dat er onbeperkt geld wordt uitgegeven?

Van der Aar: ‘Jeugdzorgers geven niet onbeperkt geld uit. Ze hebben zelf geen enkel belang bij onverantwoord gebruik van zorg. Waarom zou je, ik roep maar wat, tien gesprekken langer doorwerken met een gezin, terwijl het probleem al is opgelost? Wel is gebleken dat er nu een derde van het hele jeugdzorgbudget, dat is ruim een miljard euro, blijft hangen in coördinatiekosten. Oftewel: administratie en inkoop. Die volgens vooral bij gemeenten vandaan komt. Daar moeten we vanaf.’

In het nieuwe plan zou het geld van het Rijk rechtstreeks naar de op te richten zorgstichting gaan. ‘Die heeft aan de top een soort dienstenbureau, dat verantwoordelijk zal worden voor de verdeling van het geld. Reguliere bedrijfsvoering dus, zonder politieke kleur. Dat dienstenbureau zou de geldverdeling baseren op het advies van teams van jeugdzorgers, die dicht bij de kinderen staan en goed zicht hebben op wat er nodig is. Dan kun je

Ook op het gebied van personeelskosten wil de FNV eenduidiger beleid. Op dit moment zijn er voor werknemers onder de jeugdwet, dat moet er één worden.

En wie bepaalt, in dit nieuwe scenario, welke zorgaanbieders er worden ingeschakeld?

Die vraag bestond al, ook voor de decentralisatie. Van der Aar noemt het een ‘transformatievraag’. Oftewel: een vraag waar nog geen antwoord op is gekomen omdat tekorten/werkdruk/organisatiebelangen alle tijd opslokken. En ook als het hele stelsel zou worden omgegooid, zou het volgens haar een vraag zijn waar pas gaandeweg een antwoord op komt.

En wat gaat er gebeuren met die twee- tot zesduizend huidige jeugdzorgorganisaties? De tig verschillende organisaties zouden in elk geval ophouden te bestaan in hun huidige vorm, en de jeugdzorgers zouden in dienst komen bij de op te richten stichting.

Wat ze wel vast kan zeggen: inschatten wie welke zorg nodig heeft zou voortaan worden overgelaten aan de zorgprofessionals en gezinnen zelf.

Wie lef heeft, doet het al zo

Dat het kan, zo vrij en direct werken, ziet Van der Aar nu namelijk al op een paar plekken. Ze noemt de landelijke thuiszorgorganisatie en zorginstelling impegno, die onder meer in Tilburg en Den Haag zit. Daar hebben ze leidinggevenden voor een groot deel in de ban gedaan. Lokale teams sturen zichzelf aan. De Limburgse gemeente Peel en Maas, waar ze een project zijn gestart genaamd ‘Hèndig’. Daar kunnen zorgprofessionals met elkaar sparren en kennis uitwisselen, los van hun organisaties.

Waarom kan het op die plekken wel? Van der Aar: ‘Bestuurlijk lef. Op die plekken hebben bestuurders tegen jeugdzorgers gezegd: jullie weten zelf het beste wat jullie nodig hebben, ga het maar doen. Maar laat me daar meteen aan toevoegen dat zulk “lef” niet overal kan. Het systeem zit vol managers die ook iets moeten zeggen, dat is immers hun baan.’

De zorgers zelf moeten meer te zeggen krijgen

Bestuurders bij de gemeentes en in zorginstellingen moeten volgens Van der Aar opzij durven stappen, wil haar plan werken. ‘Als je naar de kern van de jeugdzorg kijkt, is er maar één relatie die ertoe doet, en dat is die tussen zorger en cliënt.’ 

Van der Aar valt even stil, voor het eerst in drie kwartier. Dan vraagt ze: ‘Maar ons bestuurlijke stelsel en eigenlijk onze hele maatschappij maken het heel moeilijk om die stap te zetten. Wie maakt zichzelf overbodig? Wie durft te zeggen: “Ik hoef hier niet te zijn.” Is dat menselijk? Kun je dat van iemand vragen?’

Het antwoord op die vraag blijft ze me schuldig, maar hoe de verhouding tussen bestuur en uitvoering nu alvast een beetje anders kan, ziet ze wel voor zich.

‘Het ministerie en de gemeentes zouden zich afhankelijker mogen opstellen. Nu lossen ze alles zelf op, bedenken ze op afstand hoe het systeem zou moeten en kunnen werken, zonder de daadwerkelijke zorgers te vragen wat die elke dag meemaken. Ze vragen de buurman om de kraan te repareren, terwijl de loodgieter ernaast staat.’

Ze vragen de buurman om de kraan te repareren, terwijl de loodgieter ernaast staat

Ze zegt tijdens ons gesprek een aantal keer dat zij en de FNV het niemand kwalijk nemen dat het jeugdzorgsysteem zo schuurt. Dat het falen van de decentralisatie niemands schuld in het bijzonder is. Dat het een samenloop van omstandigheden was. Maar als het gaat over luisteren naar jeugdzorgers, of eerder het gebrek daaraan, wordt ze fel.

‘Als je de minister bent en je blijft herhalen dat dit perverse systeem best nog kan slagen, met een aanpassing hier en daar? Dát neem ik je kwalijk. Het is je verantwoordelijkheid om te luisteren naar de mensen die elke dag kinderen helpen. Doe je dat niet, dan ben je ongeschikt voor je taak. Ons grootste probleem is niet te weinig geld of te veel formulieren. Ons grootste probleem is de politicus die de signalen van jeugdzorgers terzijde schuift.’ 

Is ‘de politicus’ Hugo de Jonge? Van der Aar: ‘Ja, de politicus is Hugo de Jonge.’

Hopelijk lost dit plan de ongelijkheid tussen jeugdzorg in verschillende gemeentes op

Naast bestuur dat beter luistert schrijft het plan voor: einde marktwerking en einde dubbelrol van de gemeente (besparen en verdelen tegelijk). Van der Aar hoopt dat dit een ander schrijnend probleem de jeugdzorg uit zal helpen: zorgongelijkheid.

Want nu bepaalt je postcode nog welke zorg je kunt krijgen, legt Van der Aar uit. ‘Omdat elke gemeente voor zichzelf bepaalt welke zorg ze inkoopt, verschilt het aanbod per gemeente. Dat kan betekenen dat een kind in de ene gemeente wel geholpen wordt en in de andere niet.’

Vaak ligt het echter subtieler en wordt een kind wel geholpen, maar verschilt het nogal hoe goed dat gebeurt. Van der Aar sprak laatst een jeugdzorger die als opdracht had gekregen: ‘Dit kind gaat niet naar school, zorg ervoor dat het weer naar school gaat.’ Voor dat traject kreeg ze zoveel uren en werd er zoveel geld vrijgemaakt. ‘Inspanningsgerichte bekostiging’ heet dat.

De verschillen tussen gemeenten zijn niet goed te praten, voor jeugdzorgers niet, voor kinderen niet

‘Gaandeweg bouwt die jeugdzorger een vertrouwensband op met het gezin en komt er veel meer naar boven dan schoolverzuim alleen – er was sprake van geestelijke problemen en een verstoorde dynamiek binnen dat gezin. Maar toen ze dat net boven tafel had, was het geld dat haar organisatie van de gemeente had gekregen om die casus op te lossen op. En dus houdt de hulp dan op. Tenzij je als jeugdzorger ongehoorzaam bent en in je eigen tijd met zo’n gezin doorwerkt – dat heeft ze dan ook gedaan.’

Het wrange is: één gemeente verderop kopen ze hun zorg anders in en was er misschien wel ruimte geweest om het gezin verder te helpen. Van der Aar: ‘Omdat de meeste jeugdzorgers in meerdere gemeentes tegelijk werken, zien ze de onderlinge verschillen ook. Die verschillen zijn niet goed te praten, voor jeugdzorgers niet, voor kinderen niet.’

De vakbond is enthousiast, maar werkgevers en gemeentes minder

Er stond een grote jeugdzorgmanifestatie gepland voor 11 juni aanstaande, waar het plan zou worden gepresenteerd. Die bijeenkomst is voorlopig verzet naar 1 september. 

Om het plan te laten slagen zijn volgens Van der Aar nu twee dingen nodig. ‘Eerst moet iedereen gaan snappen waarom dit plan een beter idee is dan het huidige stelsel willen redden. Daarna moeten alle betrokkenen –  jeugdzorgers, werkgevers, bestuurders en politiek – het eens worden over hoe het plan gaat worden uitgevoerd.’

Werkgevers zijn vooralsnog voorzichtig: drastisch versimpelen zou het werk van sommige werknemers weliswaar makkelijker maken, anderen, bijvoorbeeld bepaalde managers, zouden overbodig worden en hun baan verliezen.

Dat geldt ook voor de gemeentes; in het plan van de FNV zijn die niet langer verantwoordelijk voor de inkoop en verdeling van de zorg. Heel veel banen zouden overbodig worden. Een paar gemeentes die ze intussen sprak – het gaat allemaal even wat trager vanwege corona – reageerden volgens Van der Aar dan ook afwijzend.

‘Ze zeggen: geef ons gewoon meer geld, dan trekken we alles recht. Het huidige systeem dwingt ze in die denkrichting, maar het zou niks oplossen; de administratieve rompslomp verdwijnt er niet door, de werkdruk ook niet, de tekorten zouden opnieuw oplopen.’

Maar al die mensen wier banen overbodig worden dan? Van der Aar: ‘Laat ze instromen in de uitvoerende jeugdzorg, daar zijn zat mensen nodig’.

En dan het ministerie van Volksgezondheid, de partij die uiteindelijk moet gaan beslissen. Dat heeft tot nu toe nog niet gereageerd, ondanks dat Van der Aar haar idee al een aantal keer aan minister Hugo de Jonge presenteerde. De laatste keer was in februari, tijdens een ‘24-uurssessie jeugdzorg’ die het ministerie had ingelast om te praten over oplossingen voor de jeugdzorgcrisis. Maar dan wel bínnen het huidige stelsel.

Want hoewel de minister heeft erkend dat het systeem beter moet, zegt hij dingen als: ‘De belofte van dit stelsel kan nog worden ingelost’ – en gelooft daar te kunnen komen met een aantal aanpassingen, zoals gemeentes die de zorg gezamenlijk gaan inkopen of het schrappen van nog wat administratieve regels.

Van der Aar telde de aanwezigen die het ministerie had uitgenodigd voor de sessie: 116 bestuurders en 4 mensen uit de praktijk. 

Van der Aar zat er namens de vakbond en deed haar verhaal. In die De Jonge naderhand schreef over de bijeenkomst en wat die had opgeleverd, werd haar plan niet één keer genoemd.

Alle hoop op de Tweede Kamerverkiezingen

Maar… het plan gaat toch sowieso niet door als de minister het negeert? ‘Déze minister misschien’, zegt Van der Aar. ‘Maar in maart 2021 zijn er Tweede Kamerverkiezingen – wie weet wie daarna de minister is.’ 

Die verkiezingen bepalen nu de tijdlijn van de vakbond. Van der Aar gaat, zodra het weer kan, op bezoek bij zoveel mogelijk politieke partijen om te zien wie zich achter haar en de jeugdzorgers wil scharen. ‘We gaan ze vragen: wil je ons verhaal, of elementen ervan, meenemen in je campagne?’

De partijen waarvan ze verwacht dat ze de jeugdzorg gaan helpen zijn ‘de linkse partijen, die zijn van nature socialer.’ Maar ze ‘wil geen politiek gekleurde uitspraken doen’ en spreekt dan ook alle andere partijen aan.

‘Ik voel ruimte bij de VVD, als ik hoor hoe Mark Rutte sinds de coronacrisis praat over vitale beroepen en waardering. D66 zou misschien aan de slag kunnen met een aantal gewetensvragen… En de ChristenUnie kunnen we misschien triggeren met de vraag: “Zorgen we wel goed voor onze kinderen?”’

Met het CDA, dat nu de minister van Volksgezondheid levert, komt Van der Aar er op dit moment even niet uit. ‘Hun ideologie lijkt te leunen op gemeenschap en omgeving. “It takes a village to raise a child” is een mooie gedachte, maar waar die village stopt, begint de jeugdzorg. En de jeugdzorg is een vak. We gaan snel zien welke partij het daarmee eens is. Weten we meteen op wie we moeten stemmen.’

Meer lezen?