Kijk niet naar Amerika, maar naar je eigen straat
Laat ik in een week van tweespalt vertellen over een droom.
Bij mij om de hoek zit een pand met een dichtgetimmerde pui. Een jaar geleden verscheen er op de spaanplaten een graffitikunstwerk. Een mannetje in de vorm van een hand te midden van mintgroene blaadjes en tongen. En dan in golvende witte letters de tekst:
‘Ik droomde effe dat ik droomde effe.’
Daartussen in kleine letters stond R.I.P. Feis. En de sterfdatum: 01-01-2019.
Het werk is een eerbetoon aan de rapper Feis, een geliefde jongen uit de buurt die kort daarvoor, nieuwjaarsdag 2019, was doodgeschoten om niets. De tekst over de droom komt uit een van zijn nummers.
Ik kende Feis niet, ook zijn muziek nauwelijks. Maar de schildering leek me een liefdevolle herinnering. Als ik er ’s ochtends langsliep, viel de zon er soms mooi op.
Een paar maanden terug hadden bouwvakkers panelen verschoven, waardoor het graffiti-piece een soort puzzel werd. De schildering was duidelijk niet voor de eeuwigheid bestemd – maar zo begon het wel een beetje te voelen. #FeisForever.
Een volmaakte storm
Tot ik dinsdagmiddag op Twitter las dat twee andere graffiti artists bezig waren om een ander piece over het eerbetoon heen te schilderen. Een werk in vrolijke regenboogkleuren en een nijdig roze mannetje dat vocht met vredestekens. Een spontane actie om de buurt op te vrolijken in tijden van corona. De tekst die op het werk stond:
All Lives Matter.
Aiaiai, dacht ik. Dit leek me een drietrapsraket van beledigingen. Of misschien wel vier, vijf trappen.
Ten eerste verf je niet zomaar over een bestaand piece heen, zeker niet als het een eerbetoon is aan een vriend van de wijk. En die tekst All Lives Matter is zacht gezegd nogal controversieel. Ook de timing kon haast niet ongelukkiger. Juist die dinsdag was uitgeroepen tot #BlackOutTuesday, om aandacht te vragen voor de levens van zwarte mensen. Op sociale media floepten veel schermpjes op zwart.
En op zo’n beladen dag vonden twee witte mannen (want dat bleken het te zijn) het een goed idee om in een multiculturele wijk de herinnering aan een doodgeschoten Marokkaans-Rotterdamse man uit te wissen met de boodschap dat iederéén ertoe doet.
Internetactivisme heeft iets gratuits, dat veilige tentoonspreiden van woke-heid, die vaak gepaard gaat met een gebrek aan besef van wat zich afspeelt in de eigen achtertuin
Een perfect storm van ongevoeligheden, kortom.
Maar ik dacht ook: je moet maar net weten hoe gevoelig die kreet #AllLivesMatter ligt in de VS. Niet iedereen volgt het Amerikaanse debat op de voet – waarom zou je ook, we leven toch hier, niet daar?
Was dit niet precies hetzelfde debat als wat heel Nederland die week spleet? Onder de noemer #BlackLivesMatter waren demonstranten massaal naar de Dam gekomen, het risico wegwuivend dat landgenoten dood zouden gaan door corona.
Telden die levens minder? Waarom gaan Nederlanders wel massaal de straat op voor een dode in een Amerikaanse provinciestad, maar niet, bijvoorbeeld, om de toeslagenaffaire in eigen land (een vorm van geautomatiseerd racisme, die ook levens heeft verwoest)? Of om het politiegeweld alhier? Racisme is zo Hollands als de VOC, maar bij die demonstraties zag ik vrijwel alleen gekopieerde Engelstalige slogans.
#BlackLivesMatters was deze week gaan klinken als: #AmerikaanseLevensTellenZwaarderdanNederlandse.
Zelf had ik die dag mijn socialemedia-accounts niet op zwart gezet vanwege #BlackOutTuesday. Toen ik in de VS woonde heb ik traangas gehapt, maar om nu hier zulke leuzen te copy-pasten – het heeft iets gratuits en vrijblijvends, dat risicoloze tentoonspreiden van woke-heid.
Die wakkerheid gaat bovendien vaak gepaard met een gebrek aan kennis van wat zich afspeelt in de eigen achtertuin, zoals de uitbuiting van seizoensarbeiders of ze nu wit of van kleur zijn. Of je eigen bijdrage aan die systemen van uitbuiting of verdringing, zoals boeken kopen bij Amazon of huizen kopen in een arme wijk.
Enfin, dat gewraakte kunstwerk-in-wording legde de vinger op een heel zere plek. Er was al een verbaal mini-opstootje gaande, las ik, dus ik ging even kijken, zeer benieuwd.
De stad en mijn buurt veranderen rap
De dichtgetimmerde pui bevindt zich in de frontlinie van gentrificatie. Het is een ‘superdiverse wijk’ die in rap tempo verandert. Niet zo lang geleden stond de buurt bekend om prostitutie en drugs. Je kon hier huizen kopen voor een habbekrats. Oorspronkelijke bewoners moeten weg. Daarvoor in de plaats komen bakfietsgezinnnen van buiten.
Mensen zoals ik. Al heb ik geen bakfiets en ben ik in Rotterdam geboren en getogen. Maar ik draag evengoed bij aan de stijging van de huizenprijzen. En daarmee aan verdringing. Een nieuwe Feis zou hier niet zomaar kunnen wonen.
Tegelijk is er nog veel armoe. Die wordt schrijnender: armoe is een kwestie van contrast. Het contrast wordt groter door de instroom van rijke mensen. Je kunt er nu biologische wijn drinken voor acht euro op een fraai terras aan een opgeknapt pleintje – waar nog steeds dezelfde dealers, daklozen en verschoppelingen rondhangen.
Je kunt nu wijn drinken voor acht euro op een fraai opgeknapt pleintje – waar nog steeds dezelfde dealers, daklozen en verschoppelingen rondhangen
De dichtgetimmerde pui bevindt zich om de hoek van dat pleintje, tussen een Surinaamse juwelier, Gotu Goloku, en de toko Malik, waar je alles kunt kopen van ‘afro-cosmetica’ en pruiken tot cassave. Van die winkeltjes waarvan je vreest dat er over tien jaar een duizend-in-een-dozijnkoffietentje zit.
De rijstkokerwinkel die er zat, is al weg. Opgekocht door een vastgoedjongen. Daar zit dus het dichtgetimmerde pand. De vastgoedjongen heeft veel panden in de buurt en goede banden met de gemeente. Hij is bezig de laatste huurders eruit te krijgen, zodat hij de huizen kan opknippen tot appartementen en huren kan verhogen.
Toen ik aankwam, was er nog geen vrede. Ik trof een debat aan, de straatversie van waar het hele internet die week over sprak. Buurtbewoners – en mensen uit de lokale kunstwereld die de legend Feis kenden – waren als bloedplaatjes op de wond afgekomen. En nu zat er alweer een korstje op. De gewraakte tekst All Lives Matter was al weggehaald.
Maar de wond was nog niet helemaal geheeld.
Respect voor een legend uit de buurt
Dat kwam omdat het maar langzaam doordrong tot de graffitikunstenaars, wat er nu toch mis was met die tekst #AllLivesMatter. Een van de twee was in gesprek met de vrouw die hen als eerste had gewezen op het probleem.
Ze hadden geluisterd, althans, eerst hadden ze het woordje ‘All’ weggehaald, zodat er ‘Lives Matter’ stond. Levens doen ertoe. Maar dat was kennelijk zo nikszeggend dat ze daarna toch maar de hele tekst hadden overgeschilderd met een gifgroene coronacartoonfiguur.
Het was meer tegen heug en meug, leek wel, dan dat het kwartje was gevallen. Terwijl het met een eenvoudige cartoon te begrijpen viel, vond de vrouw. Ze staakte haar pogingen en liep uiteindelijk weg. Want hoe vaak moet je iets uitleggen? Wanneer doen mensen zelf hun huiswerk?
De bedoeling was goed...
Een van de graffitikunstenaars stond intussen te praten met een man uit de buurt. Die probeerde hem ook uit te leggen wat er mis was met de tekst.
Maar de kunstenaar leek zich nog steeds van geen kwaad bewust. Zei dat zijn werk juist bedoeld was als vrolijke, spontane actie. Het vorige piece was al stuk, vond hij, omdat de panelen schots en scheef door elkaar zaten.
En over dat All Lives Matter: toen hij stond te schilderen had juist een donkere man tegen hem gezegd over die slogan: ‘Heel goed, spot on!’
Hij hield juist van Rotterdam omdat dit nou een van de weinige plekken op aarde is waar mensen van alle kleuren en geaardheden een beetje normaal samenleven. Dát bedoelde hij nu juist met die tekst: niets is zo erg als tweespalt, iedereen telt mee.
Hij vond het flink kut. Niet eens dat hij zich nu gecensureerd voelde als kunstenaar, maar hij had met zijn werk juist willen voorkómen dat mensen tegenover elkaar kwamen te staan. Precies dat gebeurde nu, hier op straat. Hij was opeens de boeman, de racist. Hij zat er oprecht mee in de maag – dat zag je zo.
Alleen in de context van Black Lives Matter is die tekst een probleem
De buurman stond intussen kalm te luisteren. Toen zei hij: ‘Als ik het heel simpel mag samenvatten: ik snap jouw intentie, en daar zijn we het allemaal mee eens: alle levens zijn evenveel waard. Alleen in de context van Black Lives Matter is die tekst een probleem.’
Hij verwees de kunstenaars naar een artikel in de Harvard Business Review waarin helder wordt uitgelegd hoe het kan dat iedereen misschien tegen racisme lijkt te zijn, maar intussen vele organisaties witte bolwerken blijven.
Want je koopt weinig voor goede bedoelingen, als er in praktijk niets verandert.
Intussen stond ook de kunstenaar van het originele eerbetoon op de stoep. Hij had met de mannen gesproken die over zijn werk heen hadden geschilderd. Hij was ervan overtuigd geraakt dat ze geen kwaad in de zin hadden. Ze waren alleen heel onwetend. Onwetendheid is geen excuus, maar ga je vervolgens wel verdiepen. Een fout kun je repareren.
Zelf had hij ook wel een plannetje om de fout te herstellen, liet hij doorschemeren.
Wat te doen?
De zon scheen, er werd nog wat nagebabbeld, het was geen vredige vernissage geweest, maar iedereen droop uiteindelijk af zonder te schelden.
Later die avond ging ik nog eens kijken, dit verhaal was nog niet af, leek me, het was nog even nat en vloeibaar als de verf.
Zo bleek: inmiddels had iemand met rode letters over het coronakunstwerk gekalkt: R.I.P. FEIS. En in de verte zag ik de originele tekenaar aan komen lopen, met twee vrienden. Ze droegen spuitbussen, rollers en zwarte bakken latexverf.
Ze sausten met z’n drieën de hele pui zwart. Inclusief de nog intacte restanten van zijn eigen kunstwerk. Alles op zwart.
‘t Was vandaag #BlackOutTuesday, nietwaar.
Een elegante oplossing leek me.
Maar het verhaal was nog steeds niet rond.
De buurman boven het piece
Intussen verscheen op het zwart in dezelfde golvende letters als het origineel de naam van Feis terug waar die hoorde.
Ze waren halverwege, toen een deur openging en een man verscheen. Een witte man, al wat ouder. Hij werkte als klusjesman, woonde al twintig jaar hier. En al een halve eeuw woonde hij in deze wijk. Nu probeerde de vastgoedbaas hem weg te krijgen.
Hij wierp even een blik op de zwarte pui. Hij snapte de consternatie niet over het gewraakte schilderij. Hij had eigenlijk gehoopt dat ze zouden protesteren tegen die lelijke houten platen. Die zaten er al zo lang, en elke keer zei de vastgoedbaas: volgende week gaan ze weg. Maar het gebeurde nooit.
Enfin, hij moest weer naar binnen.
De deur ging weer dicht.
Deze actie ging over het hier en nu
Tientallen keren was ik langs het pand gelopen, nooit beseft dat hier boven nog iemand woonde. Laat staan een ‘oorsponkelijke bewoner’ die dreigde te worden weggepest door gentrificatie en big money: een oude witte man. Wiens entree nu werd zwartgekalkt. Ter ere van #BlackOutTuesday. En ook weer ter ere van een Marokkaans-Rotterdamse buurtgenoot die ruim een jaar geleden door een Kaapverdiaanse Nederlander was doodgeschoten.
Gek? Nee, op een bepaalde manier voelde dit alles heel passend.
Omdat deze actie niet gratuit was. Hier waren buurtbewoners en vrienden opgekomen voor hun geliefde buurtgenoot.
Omdat dit niet over de VS ging. Dit was juist geworteld in deze straat, in het weefsel van de stad.
Omdat dit kunstwerk – en de context, de consternatie – juist liet zien dat het niet simpel is.
En omdat mensen het hier misschien flink met elkaar oneens waren. Maar ze spraken met elkaar, urenlang, gewoon op de stoep in de zon. Ook ik sprak voor het eerst buren waar ik al jaren naast woonde.
Dat alles goed kwam
Ik zou bijna zeggen: ik droomde heel even dat ik droomde. Dit was in elk geval de enige versie van #BlackOutTuesday die me die dag echt raakte.
Feis, voluit Faisal Mssyeh, heb ik nooit gekend. De mensen op de stoep spraken heel warm over hem. Thuis zocht ik de rest van de tekst op.
‘Ik droomde ff dat ik droomde ff
Stopte met blowen, begon aan m’n droom te werken
Met een goed hart, ik bewoog en werkte goed hard
Motiverend zei ik mezelf dat alles goed kwam...’
Wat met elkaar praten op straat oplevert
Komt het goed? Ik weet het niet. Elk verhaal heeft een staart, ook dit relletje gaat online nog verder, terwijl ik dit schrijf.
Een van de twee makers van het coronaschilderij mailt me dat hij mikpunt is geworden van hevige online haat. Hij vindt nog steeds dat hij niets verkeerd deed: hij had oprecht niet door dat die leus niet kon. Hij volgt het nieuws niet, zegt-ie, hij zit niet op social media. Hij is niet eens een kunstenaar, schrijft hij: hij leest boeken, maakt muziek, heeft een tuintje. ‘En ik schilder op dingen. C’est tout.’
En dan opeens: pek en veren.
Dat online gescheld is sowieso zonde, vind ik. Lui en gratuit.
Ook de maker van het originele werk vindt dat echt niet kunnen; dit is tenslotte een werk gemaakt uit liefde.
Daar probeer ik aan te denken, als ik straks langs het nieuwe kunstwerk loop. Aan hoe ik even droomde: het was een zonnige dinsdagmiddag, in een week vol tweespalt. En op de stoep was even iets moois gaande: mensen die hevig debatteerden over de kern van de zaak.
Hoe het verhaal afloopt weet ik niet. Alleen dit: vergeet die hele VS even. En vergeet dat hele internet. Elk land heeft genoeg aan zijn eigen kwaad. Elke stad, elke stráát heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.
Ga die straat op, ik bedoel je eigen straat. Help je buurman, kies partij, scheld desnoods. Zolang je maar langer dan vijf minuten praat met iemand die anders is dan jij. Want elke keer dat je dat doet jaag je dat dodelijke virus genaamd racisme de stuipen op het lijf.
Hoe dichter op elkaars huid, hoe beter.