Stel: we vinden buitenaards leven. Tamelijk intelligent leven op een bewoonbare planeet. We sturen er astronauten op af om een kijkje te nemen.

En stel: de astronauten komen erachter dat het leven op deze planeet in een existentiële crisis verkeert. Diersoorten sterven massaal uit, de planeet warmt op en de voedsel- en watervoorziening van de bewoners wordt steeds harder geraakt.

Als de astronauten de geschiedenisboeken openslaan, zien ze dat de existentiële crisis al vele jaren speelt. Mede dankzij het felle activisme van scholieren – in navolging van ene ‘Greta’ – staat de crisis nu zelfs hoger op de agenda dan ooit.

En stel bovendien: er komt een tweede, acute crisis bij. Een gemeen virus ontregelt een groot deel van het maatschappelijke verkeer op de bewoonbare planeet. Er is een krater geslagen in de economie. De regeringen van de tamelijk intelligente wezens moeten hard ingrijpen om erger te voorkomen. Denk je dat ze dan:

A. Zorgen dat hun reddingspakketten beide crises aanpakken? Of:

B. De reddingspakketten gebruiken om de existentiële crisis te verergeren?

Optie A! Kies optie A!

Maar dat doen de tamelijk intelligente wezens niet. Wij – want dit gaat inderdaad over ons (ik beloof dat ik nooit sciencefiction zal gaan schrijven) – zijn vooralsnog meer geld in de oude fossiele economie aan het pompen dan in de duurzame variant die er doorheen probeert te groeien.

Of je nu kijkt naar of telkens is de conclusie dat we de fossiele economie aan het redden zijn. We verkwanselen de kans die de coronabestedingen ons boden om de existentiële crisis te bezweren.

Volgens gaat er wereldwijd meer dan een half biljoen dollar naar vervuilende industrieën. Slechts 12,3 miljard is expliciet bestemd voor groene sectoren.

Tamelijk dom, omdat we vrij zeker weten

Maar het kan nog een stapje erger. Want het kan ook zijn dat de regeringen op de bewoonbare planeet zelfs terwijl ze de fossiele economie aan het redden zijn, al beginnen na te denken over bezuinigingen, en hoe ze in de jaren hierna de hand op de knip gaan houden. De investeringen die nodig zijn voor een duurzame toekomst komen zo verder onder druk te staan, de vergroening zal nog langzamer gaan - kortom, dit is een ronduit rampzalig scenario.

Dus keek ik de afgelopen weken met veel interesse naar de discussie rondom de coronaschulden. Moeten we de komende jaren per se bezuinigen om de staatsschuld te verkleinen? Is een hoge schuld erg? Kunnen we ook gewoon nog meer geld uitgeven? Ik legde al mijn vragen voor aan collega’s Wester van Gaal en aan Marc Chavannes en ging zelf ook op onderzoek uit. Het resultaat is dit verhaal:

Wat mij het meeste tegen de borst stuit in dit debat is de asociale rol van Nederland. We weigeren ook maar een stuiver bij te dragen aan de redding van Zuid-Europese economieën, omdat we doen alsof zij hun huidige tekorten aan zichzelf te danken hebben (‘hadden ze zich maar aan de regels moeten houden’). 

We vergeten voor het gemak dat een substantieel deel van de schulden die landen als Spanje en Italië zijn aangegaan, zijn gebruikt om Nederlandse en Duitse producten te kopen. Wij profiteren als geen ander van de gedeelde interne markt. Maar als het moment komt om iets terug te doen, zijn we daartoe niet bereid. Zoals we ook al niet of nauwelijks bereid zijn om

We kijken liever weg, en ontkennen zo onze rol in een politiek-economisch systeem – de EU – dat sommigen tot rijkdom en anderen tot armoede veroordeelt. We geloven maar al te graag dat mensen uit zuidelijke landen ‘lui en spilzuchtig’ zijn, dat is namelijk makkelijker dan de werkelijkheid onder ogen te komen: dat het precies andersom is, iets waarover mijn collega Lex Bohlmeijer in gesprek ging met politiek econoom Alexandre Afonso:

Dat opportunistische wegkijken, daar zijn we best goed in. Toen na de dood van George Floyd het debat over institutioneel racisme weer oplaaide, realiseerde ik me dat ook racisme alleen kan blijven bestaan omdat heel veel mensen ervoor kiezen weg te kijken. Het is gemakkelijker om het probleem te negeren dan er iets aan te doen. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de existentiële crisis op de bewoonbare planeet. Die gedachte was het vertrekpunt voor deze column:

In feite is het een oproep aan iedereen (ook aan mijzelf) om zijn rol te onderzoeken in systemen die de levens van mensen vernietigen – sommige levens vaker en sneller dan andere.

Tot de volgende,

Jelmer