Dit is de behandeling die de wereld belooft te verlossen van trauma (misschien wel het grootste probleem voor de volksgezondheid)
In therapie? Grote kans dat je EMDR krijgt. Deze traumabehandeling is simpel, efficiënt en geliefd bij psychologen. Die aandacht voor trauma is goed nieuws: het ligt ten grondslag aan veel psychische problemen. Maar een wondermiddel is EMDR niet.
‘Dit is wereldnieuws.’
Het is mei, midden in de lockdown, en ik bel met klinisch psycholoog en wetenschapper Suzy Matthijssen. Ze krijgt net de resultaten onder ogen van de behandeling van een bijzondere patiënt. Wat ze ziet emotioneert haar. ‘Wacht even hoor, ik ben hier stil van…’
De patiënt is een van de eersten die online een intensieve, zesdaagse traumabehandeling heeft gevolgd bij het Altrecht Academisch Angstcentrum, waar Matthijssen aan het hoofd staat. Dat de behandeling succes had, wist ze al, maar nu leest ze dat de cliënt ook na vier weken volledig klachtenvrij is.
‘Je realiseert je misschien niet wat dit betekent’, zegt Matthijssen, ‘maar dit is het bewijs dat het kán.’
Er moet een grote studie komen, maar het stemt haar hoopvol over een mijlpaal: EMDR, de traumabehandeling waarvan Matthijssen een van de boegbeelden is, kan in principe ook op afstand, online.
Traumabehandeling als de Coca-Cola van de ggz
EMDR staat voor eye movement desensitization and reprocessing. Het is een eenvoudige methode, die effectief blijkt bij posttraumatische stressstoornis ( PTSS). Het werkt, naar verluidt, door mensen te laten denken aan een traumatische herinnering, terwijl je tegelijkertijd het ‘werkgeheugen’ belast met zintuiglijke taakjes – een heen en weer bewegend object volgen met je ogen, of meetellen met piepjes. Hierdoor verliest de herinnering haar scherpte en emotionele beladenheid.
Ik onderga het zelf door aan mijn ontbijt te denken, terwijl een therapeut zijn hand voor mijn ogen heen en weer beweegt
Ik onderga het zelf een keer, bij wijze van voorbeeld, door aan mijn laatste ontbijt te denken, terwijl een therapeut zijn hand voor mijn ogen heen en weer beweegt. En welja, de twee eieren die ik me voor de geest haal, vervagen.
En dit kan blijkbaar ook met dingen die erger zijn dan ei. Akelige gebeurtenissen waarbij je machteloos was en die je het liefst vergeet: een ongeluk, de dood van een geliefde, een verkrachting, oorlog. Noem het trauma, herinneringen die je gegijzeld houden.
Suzy Matthijssen zie ik voor het eerst op Nederlands grootste psychologencongres. Ze spreekt een ramvolle zaal toe, samen met haar partner in crime, bijzonder hoogleraar angst- en gedragsstoornissen en tandarts Ad de Jongh. Hij is het die EMDR vanuit Amerika naar Nederland haalde in 1993. Het is een wervelend duo, ze weten hoe je een show moet neerzetten – er is muziek, er is een quiz, er zijn grapjes. Hier in het land der psychologen genieten de twee een zekere rocksterrenstatus, de hallelujasfeer is voelbaar.
Dit is de toekomst, dat is de toon.
De Vereniging EMDR Nederland is de afgelopen jaren gegroeid tot bijna vijfduizend leden – dat is enorm. De methode staat hier bekend als evidencebased, efficiënt en is laaiend populair onder Nederlandse behandelaren.
‘De Coca-Cola van de ggz’, noemt een van hen die ik spreek het schertsend: een ijzersterk merk. En logisch: EMDR is concreet, iedereen kan het leren en het geeft patiënten het gevoel dat er écht iets gebeurt.
Hoewel er niet genoeg bewijs voor is, leeft het idee dat EMDR, behalve bij PTSS, ook effect kan hebben bij depressies en angsten. De methode wordt ook al vaak toegepast bij dit soort klachten. Ook mij valt op: veel bekenden die in therapie gaan, vertellen dat ze op een goed moment EMDR krijgen aangeboden – ook als van PTSS geen sprake is.
EMDR bij borderline, EMDR bij adolescenten, EMDR bij tinnitus, EMDR bij zwangerschap. Het YouTube-kanaal van de Vereniging EMDR Nederland staat vol met filmpjes van enthousiaste leden die vertellen wat EMDR allemaal kan betekenen bij allerhande kwalen.
Niet voor alles de oplossing
De Coca-Cola van de ggz werkt hard aan zijn invloedssfeer. EMDR is niet voor alles de oplossing, zegt Matthijssen, maar als je haar en De Jongh mag geloven, zou het best kunnen dat het een sleutelrol gaat vervullen in de behandeling van vele psychische klachten.
Aan die belofte gaat een veronderstelling vooraf: trauma speelt een enorme rol bij allerlei kwesties van geestelijke volksgezondheid, van anorexia tot zelfdoding.
Dat is nauwelijks nieuws. Freud en zijn tijdgenoten zagen het belang van trauma al meer dan honderd jaar geleden, toen ze met hypnose probeerden de verdrongen herinneringen bloot te leggen die volgens hen hysterie veroorzaakten.
Sindsdien is trauma wat op de achtergrond geraakt in behandelingen. Mede door de grote invloed van de hersenwetenschap – die zich meer richt op het neurologische aspect van stoornissen en minder op de gebeurtenissen erachter.
Maar met EMDR is het op grote schaal terug in de spreekkamer van de therapeut.
Waar je bij Freud jarenlang vijf dagen per week op de sofa moest om pratend tot je trauma te komen, beloven De Jongh en Matthijssen je met EMDR in acht dagen een heel eind op weg te helpen met de verwerking ervan.
Het EMDR-evangelie belichaamt de oprechte hoop van ambitieuze wetenschappers dat mensen beter te maken zijn, ook als ze de meest vreselijke dingen hebben meegemaakt. En dat het ook nog eens relatief simpel is. Maar de wetenschap laat ook zien dat ‘simpel’ en ‘trauma’ eigenlijk niet zijn te rijmen.
Wat trauma met je kan doen
Wat trauma doet met je lijf en leven, en hoe ingewikkeld het ondanks al die moderne therapieën kan zijn om ervan af te komen, wordt me uitgelegd door Melissa. In de paar maanden dat ik haar volg, zal zij beginnen aan EMDR. Want ondanks haar slechte ervaringen in de geestelijke gezondheidszorg hoopt ze nog steeds dat ze daar vindt wat ze nodig heeft.
Melissa is 27, studeert psychologie, maar loopt ook al jaren als cliënt in de ggz. Ik ontmoet haar en haar onafscheidelijke hulphondje Bhodi voor het eerst in januari, op het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Samen met anderen met complexe psychische problemen demonstreert ze voor een betere ggz. Melissa wacht al jaren op de juiste behandeling.
Eerst op gewicht komen, is het devies van de eetkliniek, dan pas kun je aan je trauma beginnen
Ze heeft anorexia, PTSS en een dissociatieve stoornis. Voor de eetstoornis is ze van jongs af aan al in behandeling, maar tijdens haar eerste opname in een kliniek werd ze misbruikt door een hulpverlener. Ze was dertien.
Aan het misbruik hield ze een trauma over, zegt Melissa. Maar in de verdere behandeling werd dat nauwelijks geadresseerd. Eerst op gewicht komen, is het devies van de eetkliniek, dan pas kun je aan je trauma beginnen.
Maar wat, vraagt ze me retorisch, als het trauma normaal eetgedrag onmogelijk maakt?
Melissa slaapt slecht. Ze heeft nachtmerries en herbelevingen, waarbij het is alsof het verleden zich herhaalt. Daarnaast heeft ze last van dissociatie, een veelvoorkomend symptoom na trauma, dat al in de de tijd van Freud werd beschreven door diens collega Pierre Janet. ‘Uiteenvallen’, betekent het letterlijk, en het verwijst naar een staat van zijn waarin emoties, gedachten of herinneringen ‘buiten het bewustzijn’ vallen, niet toegankelijk meer zijn of onsamenhangend.
‘Trauma is per definitie ondraaglijk’, zo wordt het omschreven door Bessel van der Kolk, een even beroemde als controversiële Nederlands-Amerikaanse psychiater en traumaprofessor. In zijn standaardwerk Traumasporen (2016) schrijft hij: ‘De meeste slachtoffers van verkrachting, oorlogsveteranen en kinderen die zijn misbruikt raken zo van streek als ze denken aan wat ze overkwam, dat ze proberen het uit hun hoofd te bannen.’
Trauma heeft echte fysiologische veranderingen tot gevolg, laat Bessel van der Kolk zien in Traumasporen. Het tast het waarschuwingssysteem van het brein aan, zorgt voor een verhoogde aanmaak van stresshormonen en maakt dat je relevante en irrelevante informatie moeilijk kunt onderscheiden.
Door een trauma kan het heden voelen als een voortdurende bedreiging. Dat is niet alleen iets wat je je inbeeldt, maar iets wat je lichaam je vertelt. Het maakt je hyperwaakzaam, klaar om elk moment te worden aangevallen.
Waarover we praten als we praten over trauma
Even voor de duidelijkheid: er is overlap maar ook verschil tussen trauma en PTSS. Trauma is een parapluterm: de stoornis PTSS komt altijd door een trauma, maar lang niet iedereen die iets traumatisch meemaakt, ontwikkelt PTSS.
In Nederland krijgt ongeveer 7 procent van de bevolking ooit in het leven de classificatie PTSS. Terwijl recent onderzoek* uitwijst dat meer dan 71 procent van die bevolking te maken krijgt met minstens één ‘potentieel traumatische gebeurtenis’ , waaronder ernstige verkeersongevallen, seksueel misbruik en mishandeling.
Die cijfers laten de veerkracht zien van onze soort, maar ook de ongelijkheid in de samenleving: verschillende factoren bepalen je weerbaarheid tegen of juist kwetsbaarheid voor PTSS. Niet verrassend spelen gender, etniciteit en klasse daarbij een rol.
PTSS is dus de naam voor de groep stresssymptomen die je, als je pech hebt, krijgt na een trauma. De termen worden vaak door elkaar heen gebruikt, zelfs door clinici, maar zijn niet per se inwisselbaar. En om het nog complexer te maken: volgens sommigen – onder wie Van der Kolk – is er een belangrijk verschil tussen PTSS en chronische traumatisering, met name als die zich heeft voorgedaan in de kindertijd (waarover later meer).
Het is dus niet zo dat PTSS per se erger is dan een trauma dat daarin niet resulteert. Voor mensen zoals Melissa wordt vaak de term ‘complex trauma’ gebruikt, om aan te geven dat het niet om een afgekaderde gebeurtenis gaat – een verkeersongeluk of een gevechtssituatie – maar om een opeenstapeling van trauma’s of de gevolgen daarvan, die zich minder goed van elkaar laten onderscheiden.
Trauma als rommelig begrip
Tel daarbij op dat trauma, in de dagelijkse betekenis, op z’n zachtst gezegd een containerbegrip is, en de rommeligheid rond de definitie is compleet. Het woord trauma – letterlijk ‘wond’ – is net zo toepasbaar op iets concreets als een verkrachting, als op een diffuse culturele herinnering als de Tweede Wereldoorlog of de slavernij. En in het publiek debat lopen die betekenissen geregeld door elkaar heen.
In de regionen van het internet die ervoor gemaakt zijn om elkaar de maat te nemen, klinkt de roep om trauma te erkennen even hard als de waarschuwing voor ‘huiliehuilie’
Bovendien is het begrip volgens sommigen aan inflatie onderhevig – alsof je tegenwoordig al aan een klapband een trauma kunt overhouden, dat soort retoriek. Iets wat bijvoorbeeld vaak aan het licht komt rond het racismedebat en de #MeToo-discussie, waarin het ene kamp het andere steevast overgevoeligheid en slachtoffergedrag verwijt.
En ja, met dat enorme woord, in al zijn subjectiviteit, kun je makkelijk aan de haal. In de regionen van het internet die ervoor gemaakt zijn om elkaar de maat te nemen, klinkt de roep om trauma te erkennen even hard als de waarschuwing voor ‘huiliehuilie’.
Maar vraag het de mensen die ervoor hebben geleerd en de meesten zullen het erover eens zijn dat trauma, in de directe betekenis – de mens die iets gruwelijks meemaakt en dat niet goed verwerkt – een gigantisch probleem is, dat we serieuzer moeten nemen.
Trauma als onderliggend probleem bij veel klachten
Ad de Jongh – die van het wervelende EMDR-duo – heeft het blonde, piekerige kapsel van een newwave-zanger uit de jaren tachtig en ook wel wat van het anarchistische temperament. Hij is genereus met grote uitspraken en niet bang om te benoemen waar zijn collega’s het volgens hem mis hebben.
Ik ontmoet hem een paar maanden pre-corona in de bossen bij Bilthoven, waar PSYTREC gevestigd is, het door hem in 2014 opgerichte traumabehandelcentrum, dat cliënten in acht dagen van PTSS belooft af te helpen, door onder andere EMDR. De Jongh leidt me er rond en doet zijn filosofie uit de doeken.
‘De premisse van EMDR’, zegt hij, ‘is dat je met de meeste psychische klachten niet geboren wordt.’
Daarmee bedoelt hij dat PTSS en trauma (ook hij gebruikt de termen door elkaar) aan de basis liggen van, of tenminste sterk samenhangen met veel psychische klachten. Meer dan de behandelprotocollen nu impliceren. ‘PTSS beïnvloedt alles’, zegt hij. ‘Voordat je een diagnose stelt, zou je eerst moeten nagaan of er sprake is van een trauma. Behandel je dat niet, dan blijven andere klachten aanhouden.’
Ik heb dat de laatste tijd vaker gehoord. Zo publiceerde psycholoog David van den Berg recent een proefschrift over de effectiviteit van traumabehandeling bij psychosen en meldde zich bij mij een groep therapeuten die vinden dat er te weinig oog is voor trauma bij de behandeling van eetstoornissen.
Veel persoonlijkheidsstoornissen, zegt Ad de Jongh bovendien, zijn terug te voeren op trauma. Dat is op zich bekend, maar in de behandelrichtlijnen zie je het niet terug. Onterecht, denkt De Jongh. Kort geleden publiceerde hij een artikel dat suggereerde dat traumabehandeling met EMDR bij patiënten met zowel borderline als PTSS ook de symptomen van die persoonlijkheidsstoornis deed afnemen. Terwijl zo’n behandeling niet de voorkeur heeft bij borderline.
Ook de Vlaamse psycholoog Paul Verhaeghe wijdt in zijn laatste boek Intimiteit (2018) opvallend veel aandacht aan trauma, volgens hem een van de grootste ziekmakers door chronische stress.
EMDR schaart hij met onder meer yoga en mindfulness bij het type holistische traumabehandeling voor lichaam én geest dat de toekomst heeft.
In navolging van Bessel van der Kolk betoogt Verhaeghe dat we ‘dringend [moeten] beseffen dat de oorzaken van ziekte en gezondheid in het merendeel van de gevallen niet zozeer in het lichaam zelf liggen, maar eerst en vooral in het psychologische veld’.
De drempel om je trauma te confronteren is hoog
Voor Melissa zijn het open deuren. Zij weet wat ze wil: traumabehandeling. Als haar trauma niet wordt aangepakt, denkt ze, is de rest vooral symptoombestrijding.
Veel van de demonstranten die ik die dag in januari ontmoet op het ministerie hebben een vergelijkbaar verhaal. Meerdere diagnoses, veel behandelingen geprobeerd, maar bijna allemaal zijn ze getraumatiseerd en zoeken juist daar erkenning en behandeling voor.
Die behandelingen zijn er in Nederland. PSYTREC van De Jongh is er een van. Maar de wachtlijsten zijn lang en voor mensen met complexe klachten zoals Melissa is er vaak nog een ander probleem: bij veel classificaties wordt gedacht dat je voor aanvang van een traumabehandeling eerst stabiel moet zijn.
Het idee dat het aangaan van je trauma’s je ernstig kan ontregelen, leeft bij zowel behandelaars als patiënten
Het idee dat het aangaan van je trauma’s je ernstig kan ontregelen, leeft bij zowel behandelaars als patiënten. Ook bij Melissa. Als ik haar een tweede keer ontmoet, in haar flat in Utrecht, is ze bij haar eigen therapeut begonnen met EMDR. Het valt haar zwaar om terug te moeten naar die nare tijd. Na sessies is ze fysiek uitgeput, kan soms zelfs moeilijk lopen.
Haar therapeut, een vrouw die ze al jaren kent, helpt haar dan met opstaan. Soms is Melissa na afloop van een sessie zo suïcidaal, dat haar therapeut haar tegen de regels in naar huis brengt. Die veiligheid is wat ze nodig heeft om het trauma aan te kunnen, zegt Melissa. En dan nog is één sessie in de week de max, daarna moet ze bijkomen.
De uitvalsverschijnselen, het dissociëren, de suïcidaliteit: allemaal gebruikelijk bij mensen met een trauma. Vandaar dat vaak verondersteld wordt dat er momenten van kalmering en stabilisatie moeten worden ingebouwd in de behandeling, waarbij je bijvoorbeeld de eerste weken groepstherapie krijgt en niet over het trauma mag praten.
Trauma, dat is de implicatie, vraagt om fluwelen handschoentjes. Alsof de kern van het probleem een gevaarlijk explosief is, dat je met grote voorzichtigheid moet benaderen.
Een bootcamp voor je trauma
Bij PSYTREC denken ze daar heel anders over.
Traumabehandeling heeft hier, net als bij Altrecht, de vorm van een bootcamp: acht dagen lang, van ’s ochtends tot ’s avonds EMDR, exposure-therapie en sport. Nauwelijks tijd om bij te komen.
Als je het een naam moest geven: tough love.
Zo kunnen per maand ongeveer 140 mensen een behandeling afronden. Tot 70 procent van hen heeft baat bij deze methode, volgens De Jongh, en verliest de diagnose PTSS.
Naast het centrum, een laag gebouw tussen hoge dennenbomen, is een hindernisbaan, aangelegd door het korps mariniers. Terwijl De Jongh me rondleidt, start er een groep deelnemers aan de sporttraining onder leiding van een coach in modderig trainingspak. ‘Boogschieten, mountainbiken, wandelen, ze doen van alles’, zegt De Jongh, ‘weer of geen weer.’ Het idee is dat fysiek bezig zijn het proces helpt.
Tussen het sporten door vinden individuele therapiesessies plaats in kamertjes, waar EMDR-kits staan: lichtbalken, koptelefoons en schermen om de visuele en auditieve taken te produceren.
Als je naar een academisch ziekenhuis gaat, lopen er ook verschillende mensen rond je bed, met verschillende expertises. Dat is juist fijn
Sessies krijg je hier van een roulerend team van therapeuten. Wie je behandelt zou namelijk niet veel moeten uitmaken, denkt De Jongh. ‘Als je naar een academisch ziekenhuis gaat, lopen er ook verschillende mensen rond je bed, met verschillende expertises, dat is juist fijn.’
Psycholoog Marije Verhagen, die als behandelaar werkt bij PSYTREC, noemt als belangrijkste voordeel van het roulatiesysteem dat patiënten leren op hun eigen kracht te vertrouwen, zonder op een therapeut te leunen. ‘Je bent als persoon niet de redder, in dit systeem. Dat is wennen voor hulpverleners, want die zijn gevoelig voor die rol. Maar ik zeg tegen cliënten: ik gun je dat je mij ziet als instrument.’
Dat je eerst zou moeten stabiliseren is volgens De Jongh een onbewezen aanname. ‘Mensen denken dat het loodzwaar is, maar zodra je dingen verwerkt wordt het lichter. De vrees om te ontregelen is vaak aangepraat door therapeuten. Ja, bijna iedereen met een trauma dissocieert, om maar niet bij die herinnering te zijn. Wij zien dat als vermijdingsgedrag, angst. En angst is makkelijk te behandelen. Voordat we met het trauma beginnen, voeren we daarom vaak eerst EMDR uit op die angst om te ontregelen.’
Het Nederlandse EMDR-protocol (beschreven in een handboek door onder anderen Ad de Jongh zelf) bevat dan ook geen kalmerende oefeningen meer. Je hoeft niet meer te denken aan een parelwit strand of een andere happy place, zoals in Amerika (waar de methode sowieso veel controversiëler is).
Terwijl De Jongh me de eetzaal laat zien, wijst hij op het linoleum: ‘Vroeger hadden we hier nog weleens iemand die lag te dissociëren op de grond. Als therapeut ben je geneigd erbij te gaan zitten met een kussentje en de hand vast te houden. De rest van de groep leert dan dat je zo de aandacht kunt trekken. Dat doen we dus niet meer. Beter stap je er bij wijze van spreken overheen, alsof er niets aan de hand is. Iedere psycholoog weet: als je gedrag niet beloont, wordt het minder.’
Het ene trauma is het andere niet
Bij PSYTREC komt van alles, vertelt De Jongh, van getraumatiseerde politieagenten tot seksueel misbruikte vrouwen en zelfs psychotische cliënten met een trauma. Voor de behandeling maakt het niet uit, denkt hij.
Maar ook dat is een controversieel standpunt. Volgens velen verschillen trauma’s wel degelijk van elkaar in de aanpak die ze vereisen. EMDR is geen panacee, denken zij.
Zo ontmoet ik tijdens het protest op het ministerie een activiste die rondloopt met een stuk papier in haar handen geklemd. Het is een brandbrief, die al twee jaar geleden bij de staatssecretaris werd bezorgd. 50 tot 70 procent van de volwassenen in de ggz, citeert de brief een Trimbos-onderzoek, heeft een achtergrond van mishandeling, verwaarlozing of seksueel misbruik. Dat zijn 400.000 mensen.
De boodschap: met name jeugdtrauma is een onderschat probleem, dat een status aparte verdient in de behandeling.
Wie als kind chronisch getraumatiseerd is, denkt ook Bessel Van der Kolk, ondervindt daarvan effecten op neurofysiologisch niveau, die de ontwikkeling aantasten. Bij deze kinderen, legt hij in een video uit, zien we later in het leven andere problemen dan bij PTSS. Zo hebben ze vaak moeite met aandacht, het filteren van de omgeving, emotieregulatie (wat tot middelengebruik, automutilatie en eetstoornissen kan leiden) en het aangaan van relaties.
‘Het gaat hier minder om herinneringen dan om de hele ontwikkeling van het zelf, het brein, de geest’, aldus Van der Kolk. Het gaat om hechtingsproblemen, een beschadigd zelfbeeld, chronische stressklachten en nog veel meer algemene gezondheidskwalen.
Dit verschil, denken velen met hem, vraagt om een andere benadering. EMDR kan erbij helpen, maar is niet genoeg. Veel patiënten die ik spreek zijn ervan overtuigd dat ze een langer traject nodig hebben. EMDR is te simpel, te mechanisch, dat klinkt door in deze verhalen, om het op te nemen tegen de duizelingwekkende diepte van hun trauma’s.
'EMDR werkt, zoals veel vormen van therapie werken'
Zulke scepsis hoor ik vaker. Hoogleraar psychiatrische epidemiologie Jim van Os, die ik onlangs portretteerde, noemt EMDR als ik hem ernaar vraag een ‘mooi, inspirerend ritueel met een wetenschappelijke rationale’. Hij zegt: ‘Een belangrijk aspect van helen is een heler met een overtuigend verklaringsmodel, dat jou beter belooft te maken. En EMDR wérkt, zoals veel vormen van therapie werken.’
‘Maar dat geldt niet’, waarschuwt ook Van Os, ‘voor mensen die in hun jeugd getraumatiseerd zijn. Die hebben simpelweg eerst twintig sessies nodig voordat er vertrouwen is.’
Ook een recente meta-analyse* van het vele onderzoek naar EMDR is minder positief. Uit veel studies die EMDR vergeleken met andere therapie bij PTSS kwam EMDR als winnaar – maar dat gold niet voor de studies die voldeden aan de strengste kwaliteitseisen. Dat waren er maar weinig, en daaruit bleek EMDR niet effectiever dan andere therapieën.
Het is het overtuigende ritueel dat effect heeft, niet zozeer de specifieke behandeling zelf – placebo speelt zoals bij alle therapieën een grote rol
Er wordt dus veel onderzoek gedaan naar EMDR, maar veel daarvan is van onvoldoende kwaliteit en riskeert onopzettelijk partijdigheid. Niet in de minste plaats in de vorm van ‘researcher allegiance’, de overtuiging van de onderzoeker dat zijn methode werkt. Iets wat overigens geldt voor veel onderzoek naar behandelingen in de ggz.
Ook zijn de effecten op lange termijn nog niet goed onderzocht. De conclusie van Van Os: het is het overtuigende ritueel dat effect heeft, niet zozeer de specifieke behandeling zelf – placebo speelt zoals bij alle therapieën een grote rol.
Ad de Jongh laat in reactie hierop weten dat deze meta-analyse nogal een belangrijk punt over het hoofd ziet: EMDR doet het wat betreft kosteneffectiviteit beter dan andere methoden.
Volgens hem doet bovendien het verschil tussen verschillende soorten trauma’s pertinent niet ter zake: ‘Het is een van de vele mythes’, zegt hij, terwijl hij een grafiek op zijn scherm tovert, waarin te lezen valt dat zijn behandeling bij seksueel misbruik in de kindertijd en bij een enkelvoudig trauma in dezelfde vermindering van PTSS-symptomen resulteert.
‘Soms zijn er weliswaar meer trauma’s dan je in acht dagen kunt behandelen’, geeft hij toe, ‘maar in theorie zou je iemand gewoon een tweede keer door het systeem kunnen halen.’
Gaat EMDR de wereld beter maken?
Als het aan De Jongh ligt, beginnen we in de toekomst wel al veel jonger met het behandelen van trauma. ‘Dat zou een hoop ellende besparen.’
We zitten na de rondleiding op zijn kantoor, waar een collega hem een grote envelop geeft. ‘Ah, fanmail!’ grapt De Jongh. Maar het is waar. Hij leest de kaart voor: ‘We loved our trip to your clinic’, schrijven de bewonderende collega’s uit Engeland. Het concept van PSYTREC wordt op verschillende plekken in de wereld gekopieerd.
‘We hebben de ambitie’, gaat De Jongh verder, om nog meer centra te openen, vooral op het gebied van jongeren. Want daar zit de bron van het probleem. De meeste mensen hebben trauma’s in hun jeugd meegemaakt, maar de gemiddelde leeftijd hier is veertig. Stel je voor! Die levens zijn al jarenlang verwoest. Geen wonder dat mensen ook vaak boos zijn: waarom nu pas?’
‘Natuurlijk, het begint bij een veilig thuis. Maar voor wie dat er niet is, zegt Jeugdzorg nu nog te vaak dat het kind eerst in een veilige situatie moet zijn voor het aan traumabehandeling kan beginnen. Ik vind dat de grootste bullshit ever. Zo’n kind raakt vaak helemaal niet stabiel, het gaat van kwaad tot erger. Je moet het zo snel mogelijk helpen.’
Met steeds meer EMDR-therapeuten lijkt het een mogelijkheid om dat op grote schaal te doen. Helemaal als door de coronacrisis en de data van Suzy Matthijssen zal blijken dat de behandeling ook online kan worden uitgevoerd – nog een loot aan de succesvolle branding van EMDR.
Ook bij PSYTREC komen in deze tijd minder cliënten intern, maar wordt er een online programma aangeboden, met dezelfde formule: exposure, EMDR, sport.
Je ziet het al op zo’n motiverende Instagramtegel staan, met sleep, repeat erachter.
Als video-EMDR geen optie is
Melissa, die staat voor een grote groep mensen die het hoopvolle verhaal van EMDR compliceren, moet er niet aan denken. Niet aan een bootcamp en niet aan online EMDR.
Ze wacht met smart tot ze haar therapeut weer kan zien, vertelt ze me, als ik haar midden in de crisis aan de telefoon heb. Video-EMDR is gewoon geen optie, ze voelt de verbinding niet online, heeft het fysieke contact nodig, de veiligheid van de nabijheid.
Wat als je daarna eenzaam achterblijft en het met wonen, werken en relaties nog steeds slecht gaat?
Of EMDR haar van haar trauma gaat afhelpen weet ze niet. Het heeft onmiskenbaar een lichamelijk effect, zegt ze, dat alleen al merkbaar is door de vermoeidheid na afloop. Maar het is een onaangename exercitie en soms raakt ze al in paniek bij het idee. Het zal een kwestie van volhouden worden.
Uiteindelijk blijft het een belangrijke vraag hoe je het succes van een behandeling meet, herinnert Jim van Os me. Ja, de PTSS-symptomen kunnen verdwijnen, maar wat als je daarna eenzaam achterblijft en het met wonen, werken en relaties nog steeds slecht gaat?
Voor de nabijheid die Melissa zo mist, zal ze het voorlopig moeten doen met haar bijna gepensioneerde hulphondje Bhodi, dat zelf ironisch genoeg ook getraumatiseerd is geraakt door een vuurpijl. Bij de pluizige Sheltie vindt Melissa wat ze lang geleden is kwijtgeraakt en wat ze tot nog toe niet in de ggz heeft gevonden: een gevoel van onvoorwaardelijkheid.