Als we duurzaam willen worden, heeft de democratie een update nodig
Hoe kunnen we de kans op duurzaam herstel verzilveren? Die vraag stelde ik aan het slot van mijn vorige nieuwsbrief. Het was ook de oproep tot discussie onder mijn verhaal van vorige week. Dat maakte nogal wat los.
In de bijna zeshonderd bijdragen trof ik veel burgers die zelf voorstellen deden om groener uit deze crisis te komen. Van grootschalige herbebossing tot groenere belastingen en van het verbeteren van treinverbindingen tot niet meer vliegen voor wetenschappelijke congressen.
Schrijver Eva Rovers antwoordde ondertussen geduldig op vragen over de organisatie van ‘burgerpanels’ voor het klimaat.
Terwijl ik alle bijdragen aan het verwerken was (en een Engelse versie van hetzelfde stuk publiceerde), raakte ik bij toeval verzeild in een ouder artikel: het verslag van ‘De Groene Ronde Tafel’ die ik in 2016 samen met collega Marc Chavannes georganiseerd had op de redactie van De Correspondent.
Wat is er de afgelopen vijf jaar veranderd?
We hadden vier boegbeelden van duurzaam Nederland uitgenodigd om te praten over de toekomst van het klimaat en de omschakeling naar duurzame energie. Het trof me hoe weinig er sindsdien veranderd is.
De tafelgenoten waren het erover eens, schreef ik destijds in het verslag, dat politici pas voldoende daadkracht zouden laten zien als ze de hete adem van burgers in de nek voelen. Dat was precies de strekking van het slot van mijn verhaal van vorige week.
‘We moeten echt bozer worden’, zei Marjan Minnesma (Urgenda) toen al. Volgens haar was de tijd aangebroken om ‘dingen te doen die het Haagse establishment niet bon ton vindt – dat is de enige manier om de regels van het spel te veranderen.’
We zijn nu vijf jaar verder. Ja, Extinction Rebellion is opgekomen. Ja, Greta Thunberg heeft de wereld vele malen vermanend toegesproken. Miljoenen mensen zijn de straat op gegaan. Duurzame technieken zijn verder doorontwikkeld en nog goedkoper geworden. Progressieve klimaatpolitiek is sterker dan toen, in Europa maar ook in Amerika.
Maar aan ‘de regels van het spel’ is, in de kern, nog te weinig veranderd. Vervuiling is nog zo goed als gratis. De fossiele economie wordt nog altijd in het zadel gehouden door de politiek. Deze week nog werd bekend dat de Nederlandse overheid fossiele energie nog altijd met 8 miljard euro per jaar subsidieert.
Duurzaamheidsadviseur Jan Paul van Soest analyseerde tijdens het gesprek in 2016 al waarom verandering zo traag gaat. ‘Ik ben niet erg optimistisch over het collectieve anticiperende vermogen van mensen’, zei hij. ‘Als je eenmaal het boek Collapse van Jared Diamond hebt gelezen, dan weet je dat de historie leert dat van de twintig door hem bestudeerde beschavingen bijna alles naar de ratsmodee ging omdat ze [...] inert worden en niet goed meer zien welke gevaren er dreigen.’
Ik vrees dat dit nog steeds de kern van het probleem is. Juist in Nederland, waar we de gevolgen van klimaatverandering nog wel even kunnen uitzingen, zien we de dreiging nog onvoldoende. In een recente poll in veertig landen was Nederland hekkensluiter in klimaatbewustzijn.
Bovendien is het systeem te inert, te onbeweeglijk om snel te kunnen veranderen. De democratie die we nu hebben is er ook helemaal niet voor ontworpen. En mensen weten nog steeds niet hoe ze effectief aan duurzame verandering kunnen bijdragen. Dat bleek ook uit de reacties op m’n artikel van vorige week: er waren naast goede ideeën ook nogal wat getuigenissen van onmacht en moedeloosheid.
Hoe gaan we de groene transformatie van de samenleving democratisch vormgeven?
Moedeloosheid over het klimaat is een begrijpelijke, maar onhandige emotie aan het begin van een gigantische en noodzakelijke transformatie van de samenleving. We moeten in korte tijd veel meer duurzame energie gaan produceren. Om de gebouwde omgeving klimaatneutraal te maken, is een ingrijpende renovatie nodig waarbij cv-ketels plaatsmaken voor warmtenetten en -pompen. De straten moeten dus open. De benzineauto gaat verdwijnen. De veestapel moet krimpen. We gaan miljoenen bomen planten en de dijken verbreden. En dat alles met spoed, omdat we de klimaatdoelen anders niet halen.
Hoe gaan we dat democratisch regelen? Hoe gaan we elkaar vinden in een groene omwenteling? Hoe komen we er samen uit?
De komende tijd zal ik mijn correspondentschap inrichten rond deze vragen. Het effectief aanpakken van klimaatverandering is een enorme stresstest voor de democratie, en tot nu toe falen we. Kan het ook anders? En zo ja, hoe zien nieuwe manieren om samen tot groen beleid te komen eruit? Welke gevolgen hebben ze voor buurten, voor steden, voor het landschap?
Daar blijf ik me de komende tijd mee bezighouden. Mijn hypothese is dat het instellen van een burgerberaad voor het klimaat kan helpen. Ik heb daar nu al meermaals voor gepleit en ik ben niet de enige. Met een klein groepje voorstanders ben ik nu concreet aan het uitdenken hoe zo’n panel er echt kan komen, mét mandaat uit politiek Den Haag, dus niet voor spek en bonen. Na de zomer zal ik daar verslag van doen en wil ik graag de hulp van Correspondentleden inroepen.
En hoewel ik niet kan wachten, ga ik eerst met verlof. Ik heb ervoor gekozen om de komende twee maanden met mijn dochter (van nu bijna vier maanden) door te brengen. Daarna pak ik de pen weer op. Ik wens iedereen een mooie zomer!
Tot daarna!
Jelmer
P.S. Ik keek eindelijk naar Planet of the Humans van Jeff Gibbs en Michael Moore. Wat een matige film. Gekeken? Lees dan ook deze reacties.