Wat ik leerde over racisme door te luisteren naar mensen die het ervaren
‘Ik zie geen kleur.’
Zeven jaar geleden zei ik zelf zoiets nog vol overtuiging als het over racisme ging. Nu, zeven jaar later, schaam ik me als ik het teruglees. En schaam ik me plaatsvervangend als ik het iemand hoor zeggen.
Het verschil is ontstaan door op te houden me af te vragen wat ik denk dat racisme is en te beginnen met luisteren naar wat mensen die er daadwerkelijk ervaring mee hebben erover zeggen. Mensen die er anders uitzien dan ik. Mensen die ergens anders vandaan komen dan ik. Mensen die de wereld anders ervaren dan ik.
Het stuk hieronder is een poging samen te vatten wat ik daarvan heb geleerd. Niets aan dit stuk is bedoeld als beschuldiging of verwijt, maar mocht dat toch zo voelen, dan is dat waarschijnlijk terecht. Ik voelde me ook aangevallen als het over racisme ging en zie nu dat dat onderdeel van het probleem was. Reageer je dus gepikeerd of defensief, vraag je dan af hoe dat komt. Het antwoord daarop kan verhelderend zijn.
Mocht je je niet aangevallen voelen, dan komt dat waarschijnlijk omdat ‘het universum geen centrum heeft en jij het dus ook niet kunt zijn’* – om met de woorden van astronoom Neil deGrasse Tyson te spreken. Simpeler gezegd: je begrijpt dat de wereld niet om jou draait. En dat de werkelijkheid niet voor iedereen dezelfde is als die waar jij toevallig in verkeert.
Dat is direct ook de belangrijkste les die ik uit alle gesprekken getrokken heb: dat we met z’n allen in dezelfde wereld en tegelijkertijd op totaal andere planeten kunnen leven.
Het verschil tussen die planeten wordt nog steeds voor een flink deel bepaald door huidskleur, afkomst, geslacht en seksuele oriëntatie. Niet volledig, niet zo veel als vroeger, niet overal evenveel – maar nog steeds voor een flink deel. En als je toevallig wit, autochtoon, man en heteroseksueel bent, dan is de kans het grootst dat je daar weinig benul van hebt. Als je zwart, immigrant, vrouw of queer bent, dan snap je andersom niet hoe dat je kan ontgaan.
De frustratie die dat wederzijds oplevert, noemen we in Nederland ‘het racismedebat’.
Zondagavond op de NPO, onder leiding van een tv-presentator gespecialiseerd in adellijke geslachten en geërfde fortuinen, oud-hoofdredacteur van de jaarlijkse lijst van 500 bewijzen dat Nederland geen meritocratie is en verkoper van maatpakken met een extra binnenzak ‘voor je bonus’.*
Vraag 1: ‘Denk je dat afkomst je positie in de maatschappij bepaalt?’
Racisme is een sociale hiërarchie met mensen zoals ik bovenaan
Een van de belangrijkste inzichten die ik opdeed, kreeg ik van OluTimehin Adegbeye, onze correspondent in Nigeria die schrijft over discriminatie en uitsluiting. Zij legde mij uit dat racisme niet zozeer draait om hoe ik haar zie, wat ik van haar denk of hoe ik met haar omga – ook al manifesteert racisme zich inderdaad ook in de houding, de opvattingen en het gedrag van mensen.
Er zijn mensen die mensen van kleur inderdaad inferieur vinden en hen ook zo behandelen. Soms zie je het aan hun puntmuts of swastika-tatoeage; soms zie je het helemaal nergens aan. Soms hoor je het aan hun uitspraken over ras en IQ of Zwarte Piet; soms hoor je het helemaal nergens aan. Soms merk je het aan hun selectie van sollicitanten of hun entreebeleid bij de deur; soms merk je het helemaal nergens aan.
Maar die houding en opvattingen en dat gedrag zijn slechts symptomen van racisme. Racisme zelf, legde OluTimehin uit, is een systeem. Een systeem dat een bepaalde sociale hiërarchie produceert en in stand houdt, met mensen zoals ik – wit, man, hetero – bovenin en mensen zoals zij – zwart, vrouw, queer – onderin.
Een wereld waarin geen mens racist is, kan nog steeds racistisch zijn
Dat systeem, niet mijn wereldbeeld, houding of gedrag, is waar Black Lives Matter tegen protesteert. Een systeem dat, wanneer het op zijn natuurlijke beloop wordt gelaten, als meest waarschijnlijke uitkomst heeft dat OluTimehin voor mij werkt in plaats van andersom.
‘Een wereld waarin geen mens racist is, kan nog steeds racistisch zijn’, vatte ze het treffend samen, ‘zolang het systeem dat die hiërarchie produceert nog steeds bestaat.’
Die hiërarchie kun je je als volgt voorstellen.
Ik ben een witte, heteroseksuele man. Ik ben geboren in Nederland, als kind van twee witte, goed verdienende ouders. Ik ben naar een goede school gegaan en ben daarna aan verschillende studies begonnen tot ik afstudeerde in de studie waar ik oprechte interesse in had. Ik heb daarna een goede baan gekregen bij een respectabele krant, waar ik na zes geweldige jaren door een ideologisch conflict ben weggegaan. Ik besloot mijn eigen bedrijf op te richten en schakelde mijn netwerk in om me daarbij te helpen. Een halfjaar later lanceerde ik in een bekend tv-programma een crowdfunding die het benodigde startkapitaal opleverde om het journalistieke platform op te richten dat je nu leest.
Niets van dat alles komt omdat ik een witte, autochtone, heteroseksuele man ben.
Maar als ik een zwarte man was geweest, dan was de kans kleiner geweest dat mijn zwarte ouders zo veel verdienden; was de kans kleiner geweest dat ik naar een goede school was gegaan; en was de kans kleiner geweest dat ik de vrijheid had gevoeld om verschillende studies uit te proberen voordat ik de studie vond die me genoeg interesseerde om hem af te maken. Ook was de kans kleiner geweest dat ik een goede baan bij een respectabele krant had gekregen, en had ik waarschijnlijk minder sociaal kapitaal gehad om mijn rug recht te houden in een ideologisch conflict dat uiteindelijk zou leiden tot mijn vertrek. Daardoor was de kans ook kleiner geweest dat ik mijn eigen bedrijf was begonnen, en had ik waarschijnlijk een kleiner netwerk gehad om dat succesvol te doen. Bovendien was de kans kleiner geweest dat ik in een bekend tv-programma was uitgenodigd om het te lanceren, waardoor de kans ook kleiner was geweest dat ik het benodigde startkapitaal had opgehaald om het platform op te richten dat je nu leest.
Als ik, kortom, een zwarte man was geweest, was de kans significant kleiner geweest dat ik oprichter van De Correspondent was geworden.
En nóg iets kleiner als ik een zwarte vrouw was geweest. En nóg iets kleiner als ik een zwarte, lesbische vrouw was geweest. En nóg iets kleiner als ik een zwarte, lesbische vrouw uit een ander land was geweest.
Het cruciale woord in dit alles is, zoals je merkt, kans. Want racisme is weliswaar systemisch, maar niets eraan ligt vast. Dat je zwart, immigrant, vrouw, of queer, of alle vier tegelijk bent, betekent niet dat je De Correspondent niet had kunnen oprichten. Racisme betekent dat de kans daarop alleen niet hetzelfde is als die van mij.
Als het leven een casino is, dan is racisme:
Een witte man gaat met honderd euro naar het casino, groet de portier, wisselt zijn geld bij de kassa in voor honderd euro aan fiches en zet ze allemaal op nummer 24 van een Franse roulette, waar hij 1/37ste kans heeft dat het balletje op zijn nummer valt.
Een zwarte man gaat met negentig dollar naar het casino (want hij verdient net iets minder), wordt gefouilleerd bij de ingang (‘Standaardprocedure, meneer’), wisselt zijn geld bij de kassa in voor tachtig euro aan fiches (‘Wisselkoers’) en zet ze allemaal op nummer 24 van een Amerikaanse roulette waar hij 1/38ste kans heeft dat het balletje op zijn nummer valt (want er staat een extra nul op de draaischijf).
Bij het casino werken geen racisten.
Van bovenaf lijkt iedere maatschappelijke piramide plat
Het tweede belangrijkste inzicht dat ik opdeed, is dat het ontzettend moeilijk voor te stellen is dat een sociale hiërarchie echt bestaat als je zelf aan de bovenkant ervan zit. Van bovenaf lijkt elke piramide plat. Ook de historisch gegroeide, sociaal-economische piramide die onze samenleving is.
Een wit persoon die zegt: ‘Ik zie geen kleur’ is in essentie hetzelfde als een baas die zegt: ‘Ik zie geen hiërarchie’. Dat die voor jou niet zichtbaar is, wil niet zeggen dat die er niet is.
Het wil wél zeggen dat jij je kunt veroorloven die niet te zien.
Tot dit inzicht kwam ik door Eliza Anyangwe, onze redactiechef bij The Correspondent, toen we het hadden over de vraag hoe het kan dat zij door collega’s soms als dominant, ongevoelig en bazig wordt ervaren en ik niet – terwijl we meestal hetzelfde vinden, hetzelfde zeggen en hetzelfde beleid voorstaan.
Van bovenaf lijkt elke piramide plat. Ook de historisch gegroeide, sociaal-economische piramide die onze samenleving is
Een deel van het antwoord: omdat ze zich ook dominanter gedraagt, minder kwetsbaar opstelt en vaker de discussie opzoekt dan ik.
Maar een ander, minstens zo belangrijk deel van het antwoord: omdat ik me kan veroorloven dat niet te doen.
Dat zit zo.
Als witte, heteroseksuele man ben ik de norm. Als ik de baas zou worden van een vliegmaatschappij, zou in de krant staan: ‘Rob Wijnberg aan het hoofd van KLM’, niet ‘Man aan het hoofd van KLM’.* Als ik een vriendin zou krijgen, zou men zeggen: ‘Hij heeft een relatie’, niet ‘Hij is uit de kast’. Als ik een rol in een film zou spelen, zou in het script staan: ‘Man loopt de kamer in’, niet ‘Witte man loopt de kamer in’.
Het gevolg van de norm zijn is dat dingen die voor mij heel vanzelfsprekend zijn dat voor anderen helemaal niet zijn. Als ik de aandacht wil, hoef ik die niet op te eisen – die krijg ik gewoon. Als ik serieus genomen wil worden, hoef ik niet eerst te bewijzen dat ik serieus te nemen ben – dat word ik gewoon. Als ik mijn mening wil geven, dan hoef ik niet eerst om de beurt te vragen – dan geef ik die gewoon.
Het gevolg is dat ik niet dominant, ongevoelig en bazig hoef te zijn om gezien, gehoord en serieus genomen te worden. En als ik wél dominant, ongevoelig en bazig ben, wordt dat sneller geaccepteerd en eerder ‘mannelijk’, ‘daadkrachtig’ en ‘goed leiderschap’ genoemd.
Maar als je niet de norm bent, want je bent niet wit, of geen man, of geen hetero, of geen autochtoon, of geen van alle, dan zijn deze vanzelfsprekendheden geen vanzelfsprekendheid.
Het gevolg: als je gezien, gehoord of serieus genomen wilt worden, moet je eerst de aandacht op je vestigen, je autoriteit claimen en de beurt opeisen – en word je op den duur waarschijnlijk ‘bitchy’, ‘boos’, ‘opdringerig’, ‘veeleisend’, ‘aanwezig’, ‘aanstellerig’, of een combinatie daarvan genoemd.
Je kunt het ook niet doen, maar dan krijg je minder snel de aandacht, minder snel autoriteit en minder snel gelijk – en dus ook minder salaris, minder promotie, minder zendtijd, minder zetels en minder ambities toebedeeld.
Leidinggevende vrouwen, activisten van kleur, homo’s op een Prideboot: ‘Herkenbaar.’
Van tegenwind ga je harder trappen, van meewind ga je denken dat je harder trapt
Witte, mannelijke, heteroseksuele voetbalcommentatoren, tv-presentatoren en krantencolumnisten: ‘Waar héb je het over? [...] Slavernij afgeschaft [...] vrouwenkiesrecht [...] homohuwelijk [...] geen Amerika [...] gelijke kansen [...] zwarte vrienden [...] incidenten [...] vrijheid van meningsuiting [...] hard voor gewerkt [...] maar een grapje [...] tegen stootje kunnen [...] niet zo bedoeld [...] Barack Obama.’
De norm zijn maakt het moeilijk de norm te zien.
En dus ga je jezelf wijsmaken dat je je voorsprong in het leven louter te danken hebt aan jezelf.
Van tegenwind op de fiets ga je harder trappen, van meewind ga je denken dat je harder trapt.*
En uiteindelijk ga je denken dat die voorsprong er helemaal niet is.
Ga je denken dat racisme niet bestaat, omdat jij het niet ervaart.
Ga je denken dat kleur er niet toe doet, omdat jij het niet ziet.
Ga je denken dat een voetbaltalkshow waarvan de presentator tweehonderd keer per jaar op radio en televisie is, de man naast hem meer dan 350.000 exemplaren van zijn levensverhaal verkocht, de man naast hém meer dan 200.000 exemplaren van zijn levensverhaal over de toonbank zag gaan, de man naast hém de baas is van het meest gelezen katern van de meest gelezen krant van het land, en de man naast hém vijf ton per jaar betaald krijgt door de rijkste mediamagnaat van het land om over alles zijn mening te ventileren, terwijl hij ondertussen bijverdient als mede-eigenaar van de uitgeverij die de 550.000 exemplaren verkocht over de mannen naast hem, geholpen door de gratis promotie in het krantenkatern van de man tussen hen in – dat uitgerekend dát tv-programma symbool staat voor de teloorgang van de vrijheid van meningsuiting in Nederland.
Dat ga je dan denken.
Het racismedebat is geen debat, geen beschuldiging en geen poging jou de mond te snoeren
Dus?
Dus het leven is oneerlijk, de koek is ongelijk verdeeld, en degenen die daar het meest profijt van hebben, hebben dat het minste door en er het minste belang bij dat te veranderen?
No shit, Sherwoke.
Maar wat heb ik daar mee te maken, vraag je je onderhand misschien af. Ik kan daar toch niets aan doen? Dat is mijn schuld toch niet?
Het goede nieuws: bijna niemand geeft jou daar de schuld van – ook al voelt dat misschien soms wel zo. Bijna niemand beweert dat jij schuld hebt aan slaven die je nooit gehad hebt, aan kolonisering van landen waar je nooit geweest bent, aan geweld dat jij nooit gepleegd hebt, aan discriminatie van mensen die je nooit gekend hebt. Bijna niemand beweert zelfs dat jij racistisch bent, omdat je een traditie viert die dat wel is.
Er zijn maar weinig anti-racisme-activisten die het christelijke idee van de erfzonde aanhangen en nog minder die het idee van individuele schuld op basis van huidskleur, afkomst, geslacht en seksuele oriëntatie propageren. Gelukkig maar.
Wat men wél beweert: dat er collectieve achterstelling bestaat op grond van huidskleur, afkomst, geslacht en seksuele oriëntatie – en dat dat niet zal veranderen als we collectief blijven doen alsof dat niet zo is.
Het beste nieuws: ook al heb jij er geen schuld aan, je kunt er wel iets aan doen. In de allereerste plaats: erkennen dat het zo is. Erkennen dat als jij het niet ziet, dat niet betekent dat het er niet is. Erkennen dat als jij het niet ervaart, dat niet betekent dat het anderen niet overkomt. Erkennen dat als jij het niet zo bedoelt, dat niet betekent dat het een ander niet kan raken.
Want alleen een probleem dat je erkent, kun je helpen oplossen.
Dat leerde ik van Nesrine Malik, onze correspondent Politieke Vooruitgang. Daarom, zegt Nesrine, is het wereldwijde protest van Black Lives Matter niet alleen een reactie op groeiend racisme, maar ook een symptoom van vooruitgang. Van meer empowerment, meer gelijkwaardigheid en, bovenal, meer solidariteit.
Meer erkenning van het probleem.
Het racismedebat is geen debat, geen beschuldiging, geen roep om voorrang of medelijden, geen poging jou de mond te snoeren of af te pakken wat 'van jou' is
Het racismedebat is dan ook geen debat. Het is evenmin een beschuldiging. Het is zeker geen roep om voorrang of medelijden. Het is zelfs geen poging jou de mond te snoeren of af te pakken wat ‘van jou’ is.
Het is slechts de wens om met hetzelfde bedrag naar het casino te kunnen, op dezelfde manier gegroet te worden door de portier, hetzelfde aantal fiches bij de kassa te krijgen en dezelfde winkans te hebben bij de roulette als ieder ander.
Als OluTimehin, Eliza en Nesrine dat schrijven, wordt dat duizend keer becommentarieerd door witte mannen die uitleggen wat de definitie van racisme is volgens het woordenboek in hun kast. Die uitleggen dat ras een fictie is volgens het biologieboek in hun kast. Die uitleggen hoelang geleden slavernij is volgens het geschiedenisboek in hun kast. Die uitleggen dat er ook witte mannen zijn voor wie de maatschappij een moeilijk te beklimmen piramide is volgens het sociologieboek in hun kast.
Maar die zich niet afvragen waarom ze boeken nodig hebben om dat allemaal uit te leggen.
Ik was er één van.
Dus we zijn er nog niet. Maar de erkenning daarvan is een goede stap in de juiste richting.
Kleur erkennen.