Voor miljoenen aan kleren bestellen en op het laatste moment afblazen, mag dat zomaar?
In een eerder verhaal reconstrueerden we hoe kledingbedrijven als C&A, H&M en Primark naaisters in Bangladesh in de steek lieten tijdens de pandemie. In deze update antwoord op de vraag: mag dat zomaar? En: wat had C&A anders kunnen doen?
Vorige week publiceerde ik in samenwerking met het Zwitserse onderzoeksplatform Reflekt een verhaal over de impact van het coronavirus op de kledingindustrie in Bangladesh.
Direct na het sluiten van de winkels in Europa, half maart, annuleerden honderden kledingbedrijven, waaronder H&M, Zara, Primark en C&A, voor 2,7 miljard euro aan bestellingen bij fabrieken in Bangladesh, bijna een tiende van de jaarlijkse textielexport. Als direct gevolg zaten miljoenen textielarbeiders plots zonder werk en inkomen.
Samen met de Duitse journalisten Sylke Gruhnwald en Benedict Wermter en de Bengalese journalist Dil Afrose Jahan reconstrueerden we wat er gebeurde op het moment dat de opdrachten bij leveranciers in Bangladesh werden opgeschort of geannuleerd. Dat deden we aan de hand van de casus van C&A. Het Nederlandse bedrijf zette eind maart voor 166 miljoen dollar aan orders stop. Alleen Primark annuleerde voor een nog groter bedrag aan bestellingen in het land.
In deze update wil ik vertellen over wat er sinds de publicatie is gebeurd en dieper ingaan op twee vragen die niet in het artikel aan bod kwamen. Namelijk: is het juridisch wel toegestaan om bestellingen die al in productie zijn te annuleren en hiervoor niet te betalen? En: wat had C&A anders kunnen doen? Waren er alternatieven? (Een vraag waar onder anderen Rob Wijnberg na het lezen van het artikel mee bleef zitten.)
Mogen de modemerken hun bestelling wel annuleren?
Laat ik beginnen met die eerste vraag. Sinds de uitbraak van de pandemie werd bij meer dan de helft van alle leveranciers in Bangladesh een groot deel van de lopende of al voltooide productie geannuleerd. Aangezien merken hun bestellingen pas betalen nadat deze verscheept en geleverd zijn, bleven betalingen dus ook uit.
Dit mag normaal gesproken niet: kopers hebben een contractuele verplichting om voor hun bestellingen te betalen. Maar door de coronacrisis vonden de modemerken dat dit een abnormale situatie was. C&A en andere modemerken zagen de pandemie als overmacht (‘force majeure’), en dus een reden om de contractvoorwaarden te mogen schenden.
Maar klopt dat wel?
De New Yorkse advocaat Alan Behr, die gespecialiseerd is in juridische valkuilen van de mode-industrie en hier een blog over bijhoudt, betwijfelt het. Een pandemie staat zelden in overmachtsclausules als reden voor wanbetaling. Maar belangrijker nog: volgens een internationale handelsovereenkomst dient de overmachtsclausule ingediend te worden door de partij of partijen met de meest relevante contractuele verplichting. In dit geval zijn dat de Bengalese fabrikanten, omdat zij degenen zijn die de materialen inkopen en de items produceren en daarmee de grootste financiële risico’s lopen. En niet de modemerken die enkel hebben ingestemd om achteraf te betalen.
Uiteindelijk zou een rechter hier een uitspraak over moeten doen, maar het is de vraag of dit geschil ooit in een rechtbank uitgevochten wordt. De bestellingen zijn namelijk essentieel voor de producenten. ‘Daardoor zullen velen van hen zich niet verdedigen tegen de modebedrijven’, zei Christie Miedema van Clean Clothes Campaign eerder tegen ons. Als de leveranciers grote klanten zoals C&A irriteren, verhuizen de modemerken gewoon naar een andere producent of naar het volgende land.
Wat had C&A in dit geval anders kunnen doen?
De wereldwijde kledingindustrie is een van de sectoren die zwaar getroffen zijn door de pandemie. De sluiting van winkels over de hele wereld heeft geleid tot een enorme afname van de kledingconsumptie. De afhankelijkheid van de klandizie bij fysieke winkels van veel merken is nog altijd groot en in tijden van crisis heeft een nieuwe outfit niet per se de prioriteit, zo blijkt wel uit de dalende verkoopcijfers.
In een interview met het Duitse Textilwirtschaft zei C&A-topman Martijn van der Zee dat de impact van corona ‘rampzalig’ is en dat hij een omzetverlies in dubbele cijfers verwacht. Primark, een winkelketen zonder online webshop, liet al weten dat de omzet in drie maanden tijd met 75 procent was gedaald, en verwachtte dat de winst met twee derde zal dalen.
Wat had C&A in dit geval anders kunnen doen? Waren er alternatieven met zulke verliezen? En zo ja, welke?
Monsterverliezen of niet, de huidige reactie van merken en retailers om de crisis met minder kleerscheuren door te komen door bestellingen dan maar op te schorten, is niet gerechtvaardigd, stelt Mark Anner, hoogleraar Arbeids- en Werkgeversrelaties en politicologie, en oprichter van het Center for Global Workers’ Rights. Hij schreef eind maart een paper over de impact van covid-19 op werknemers en bedrijven onderaan de kledingketen. ‘Bedrijven hadden op zijn minst in gesprek moeten gaan met hun leveranciers om gezamenlijk naar oplossingen te zoeken in plaats van eenzijdig te communiceren dat alle orders per direct zijn opgeschort’, stelt Anner aan de telefoon vanuit Pennsylvania.
Decennia van lage prijzen en lage lonen hebben leveranciers en kledingarbeiders met minimale reserves achtergelaten
Kledingmerken probeerden hiermee de schade voor zichzelf te beperken, maar hadden volgens hem stil moeten staan bij de meest kwetsbaren in de toeleveringsketen. ‘Decennia van lage prijzen en lage lonen hebben leveranciers en kledingarbeiders met minimale reserves achtergelaten. Evenals overheden in landen als Bangladesh, die door de lage belastingen geen sterk sociaal vangnet hebben opgebouwd om werknemers in zwaardere tijden te kunnen ondersteunen. Deze mensen zijn voor hun levensonderhoud afhankelijk van kledingmerken.’
Zelfs in het meest extreme scenario – in het geval van faillissement – is het nog geen reden om eenzijdig de stekker eruit te trekken, stelt Margreet Vrieling, directeur van Fair Wear Foundation, een organisatie die samen met kledingmerken werkt aan verbeteringen in de kledingindustrie. ‘Het is misschien moeilijk om je verplichtingen op dat moment na te komen, dan nog kan en moet je een dialoog aangaan met je leveranciers. Je hebt een gedeelde verantwoordelijkheid. Gezamenlijk moet je kijken wat mogelijk is.’
Maar wat dan wel?
Wat hadden bedrijven in dit geval moeten doen? Anner: ‘Veel van de bedrijven die direct problemen kregen met hun cashflow hebben nog wel toegang tot leningen met een lage rente, onroerend goed of hebben toegang tot kredieten of andere vormen van overheidssteun om hun verplichtingen aan hun leveranciers te voldoen.’ Dan hadden miljoenen mensen in Bangladesh in elk geval eten kunnen kopen en hun huur kunnen blijven betalen.
Maar om echt structureel wat aan deze problemen te doen, moet de ongelijke machtsbalans in de industrie rechtgetrokken worden, weet ook hij. ‘Op de langere termijn is het noodzakelijk dat er op een andere manier zaken wordt gedaan in de industrie.’ Bestellingen moeten niet zo makkelijk geannuleerd kunnen worden, betalingen moeten sneller worden gedaan (nu betalen merken pas nadat orders zijn verscheept en ontvangen, en door covid-19 zijn veel betalingen zelfs uitgesteld met dertig tot zestig of soms wel negentig dagen, waardoor fabrikanten geen geld hebben om stoffen in te kopen voor volgende bestellingen). Er moet een eerlijke prijs afgesproken worden, zodat arbeiders, leveranciers en de overheid een spaarpotje kunnen opbouwen.
En bedrijven moeten niet alleen in contact zijn met leveranciers, maar ook met de mensen die in de fabriek werken, om te weten wat hun behoeftes zijn, vult Vrieling aan.
Druk van buitenaf
De vraag is: hoe bereik je dit? Anner: ‘Ik denk dat er twee fundamentele dingen zijn die geadresseerd moeten worden. Het eerste is dat arbeiders en leveranciers zich moeten organiseren. Als individu kun je weinig maken tegenover een kledingbedrijf. Hogere lonen, betere werkomstandigheden, betere prijzen: je kunt het alleen afdwingen als je je als groep verenigt.’
Overheden in zowel productielanden als in het Westen moeten af van hun obsessie met vrijwillige initiatieven
Ten tweede moeten overheden hun verantwoordelijkheid nemen, stelt Anner. ‘Overheden in zowel productielanden als in het Westen moeten af van hun obsessie met vrijwillige initiatieven. Toeleveringsketens moeten gereguleerd worden, er moeten eisen worden gesteld aan kledingbedrijven en niet op nationaal maar op internationaal niveau.
Aandacht vragen voor de problematiek blijft daarbij hard nodig. ‘Activisten, journalisten, maatschappelijke organisaties, vakbonden: ze zijn cruciaal om verandering aan te zwengelen’, zegt Anner.
Het bewijs daarvoor zijn de toezeggingen van bedrijven om alsnog te betalen voor geannuleerde orders. Sinds begin maart, toen duidelijk werd dat modemerken massaal bestellingen stopzetten, werden allerlei acties en petities op touw gezet om modemerken op hun verantwoordelijkheid aan te spreken.
Door de druk die ontstond, besloten verschillende merken, waaronder ASOS, H&M en Inditex, alsnog over de brug te komen en te betalen. Van de 35 miljard euro aan geannuleerde bestellingen wereldwijd in maart zou hierdoor nu 19,3 miljard euro aan orders alsnog betaald worden . In Bangladesh wordt geschat dat fabrikanten van de 2,7 miljard euro nu nog 430 miljoen dollar missen.
Gedeelde aansprakelijkheid verplichten
Een ander lichtpuntje is dat het verhaal over C&A en covid-19 in Duitsland de discussie over wetgeving met betrekking tot toeleveringsketens heeft aangewakkerd, zo laat Sylke Gruhnwald weten. ‘Het is al langer onderwerp van gesprek. Verschillende ngo’s waaronder FEMNET en Clean Clothes Campaign lobbyen voor een Duitse “Lieferkettengesetz” met als doel kopers zoals C&A, Primark of H&M aansprakelijk te stellen.’
In Zwitserland loopt een vergelijkbaar initiatief, genaamd ‘verantwoord bedrijfsinitiatief ter bescherming van mensenrechten en milieu’. Zwitsers mogen zich in een referendum uitspreken over de vraag of ze strengere regels willen voor Zwitserse bedrijven die in het buitenland actief zijn.
Dat dit hard nodig is, blijkt nu eens te meer. De pandemie laat goed zien hoeveel de beloftes van merken rondom duurzame en eerlijke productie daadwerkelijk waard zijn. Met alleen woorden en goed vertrouwen blijven de meest kwetsbare mensen onderaan in de productieketen aan het kortste eind trekken. Onze publicatie laat hopelijk zien waarom strengere regels rondom verantwoord ondernemen noodzakelijk zijn. En dat het zin heeft om je te blijven uitspreken over onrecht.