De geïrriteerde burger
42. Niet alleen was dat volgens sciencefictionklassieker The Hitchhiker’s Guide To The Galaxy het Antwoord op de Vraag naar het Leven, het Universum en Alle Dingen, het was ook exact het aantal keren dat ik mij op één dag aan iets blijk te irriteren.
Daar kwam ik achter toen ik onlangs besloot één dag al mijn irritaties te turven: ieder zuchtje, iedere frons en al mijn rollende ogen hield ik, tussen opstaan en slapengaan, bij. Zo kwam ik tot het verbijsterende aantal van 42.
Het begon bij mijn kat die iets te vroeg in de ochtend om eten kwam bedelen, het eindigde bij een stompzinnige opmerking in een stompzinnig tv-programma. Daartussen, onder andere: acht irritaties in het verkeer, drie vanwege slechte bediening, twee door tegenvallend weer en zeker een stuk of twintig in de categorie ‘geduld is een moeilijke zaak’ - een trage computer, een telefoontje dat maar niet beantwoord werd, een te lange rij in de supermarkt.
42 irritaties in zestien wakkere uren: omgerekend betekent dat dus dat ik mij om de 23 minuten ergens aan irriteer. Aangenomen dat zo’n irritatie een kleine dertig seconden in beslag neemt, gaan er op die manier iedere dag zo’n 20 volle minuten verloren - oftewel: meer dan vijf dagen op jaarbasis. Of om het nog erger te maken: een dik jaar op een doorsnee mensenleven. Een heel jáár verspild aan, in de regel, zinloze zuchtjes om totale trivialiteiten.
Irritatie is misschien wel de meest onderschatte en onderbelichte emotie in onze samenleving
Nu, voordat u denkt bij één of andere zelfhulprubriek te zijn aanbeland: ik vertel dit niet om mijn dagboek met u te delen. Ik vertel dit omdat ik hierdoor besefte: irritatie is misschien wel de meest onderschatte en onderbelichte emotie in onze samenleving. Je ziet het overal, maar je leest of hoort er relatief weinig over - veel minder in ieder geval dan over wantrouwen en boosheid. De ‘wantrouwende’ consument dicteert min of meer ons economische beleid en de ‘boze’ burger is zelfs uitgegroeid tot een heus studieobject van sociologen, een erkende subgroep van ons electoraat en een verklaring voor van alles en nog wat: lage opkomsten bij verkiezingen, cynisme over instituties en ga zo maar door.
Maar de geïrriteerde burger? Ja, er was ooit die Korte Lontjes-campagne, die ons ‘bewust’ moest maken van onze licht-ontvlambaarheid en er is de jaarlijkse top tien Ergernissen-in-het-verkeer. Maar voor de rest: in de analyses van onze gemoedstoestand als burger/kiezer/consument is irritatie nooit een aparte categorie.
Dat is vreemd, gegeven de alomtegenwoordigheid van de emotie. Waar wij ons op een gemiddelde dag wel niet aan irriteren: druk verkeer, trage apparaten, lange rijen, vertraagde treinen, bellende coupégenoten, slecht weer, afwijkende meningen, matige service, uitglijders van politici, een teveel aan BN’ers, harde muziek, domme taalfouten, storende reclames, negatieve reacties op sociale media - enzovoorts enzoverder. Turf het maar eens bij jezelf: je zult versteld staan van de hoeveelheid irritatie die een doorsnee dag met zich meebrengt.
Het werpt de vraag op in hoeverre veel van onze boosheid (op de politiek) en onvrede (over de samenleving) niet gewoon irritatie is. We zijn geneigd de boze burger en zijn onvrede buitengewoon serieus te nemen - en voor een deel is dat terecht. Als je werkloos bent door hardvochtige bezuinigingen, gediscrimineerd wordt, of je stem structureel niet gehoord wordt door slecht luisterende volksvertegenwoordigers, dan heb je alle recht boos te zijn.
Overschatting van de ‘boze burger’ ligt op de loer als we boosheid, onvrede en irritatie op één hoop blijven gooien
Maar overschatting van die emotie ligt op de loer als we boosheid, onvrede en irritatie op één hoop blijven gooien. Nu is ‘irritatie’ ook een buitengewoon moeilijk te definiëren emotie, die veel overlap vertoont met emoties als onvrede en boosheid. Maar ze zijn zeker niet hetzelfde: op een file ben je nooit ‘boos’, over een jengelend kind ben je niet ‘ontevreden’ - maar door beide kan je maar al te makkelijk geïrriteerd raken. Een duidelijker idee van het verschil is dus wel van belang.
Ik beoefen hier nu even psychologie van de koude grond: irritatie onderscheidt zich door twee dingen van emoties als ‘boos,’ namelijk 1) waar boos vaak een schuld van een ander impliceert (‘boos op’), is irritatie vaker ongericht (‘irriteren aan’) - een file kent geen boosdoener en slechte service is vaak ook meer onmacht dan opzet. En 2) irritatie is vaak net iets oppervlakkiger dan boosheid: het is kortstondiger en heeft meestal met futielere zaken te maken, waar weinig op het spel staat en waar je weinig aan hecht. Boos word je door datgene dat je écht raakt, geïrriteerd ben je eerder door wat je slechts even dwarszit, tegenhoudt of frustreert. Irritatie is, als het ware, consequentieloze boosheid.
Helemaal verklaren doet het de emotie niet, maar een rode draad hierin is volgens mij: een behoefte die om wat voor reden dan ook niet on-mid-del-lijk bevredigd wordt. Het gevoel in de weg gezeten te worden, geestelijk dan wel fysiek.
Dat verklaart de alomtegenwoordigheid ervan: onze samenleving draait immers op constante behoeftebevrediging. Ze heeft ‘vooruitgang’ zelfs min of meer gedefinieerd als het steeds sneller en directer kunnen bevredigen van steeds meer behoeften. Combineer dat met toenemende tijdsdruk, werkdruk en stress en je krijgt algauw een cultuur van irritatie. Hoe symbolisch: de twee verkeersergernissen die steevast hoog scoren, zijn bumperkleven én te lang links rijden. Oftewel: de één wil erlangs, de ander voelt zich opgejaagd, beiden irriteren ze zich kapot aan elkaar. Onze maatschappij in een notendop.
Veel kritiek op de politiek is mopperen zoals je moppert op een file: thuis kom je toch wel
Misschien is het dus goed in onze maatschappelijke analyses vaker dat onderscheid te hanteren. Een onderscheid tussen serieus te nemen boosheid en de emotie die voortkomt uit te hoge verwachtingen, te weinig geduld en gewenning aan krijgen-zoals-je-het-hebben-wanneer-je-het-hebben-wilt: irritatie dus. Politiek journalist Pieter van Os muntte niet zo lang geleden de term ‘salonpopulisme:’ een soort gratuite afkeer van de politiek onder de elite. Je zou het ook gewoon irritatie kunnen noemen. Consequentieloze onvrede. Zoals die ‘boze’ reacties onder al die berichten op de website van De Telegraaf voor een groot deel mopperen op de politiek zijn zoals je moppert op een file: thuis kom je toch wel.
Dat mag wel een schepje minder, zou ik zeggen. Sinds ik weet dat 42 het antwoord blijkt op de vraag hoe vaak ik mij op een dag irriteer, waak ik er in ieder geval voor dat dat op zijn beurt mijn antwoord op het Leven, het Universum en Alle dingen wordt. Opdat ik niet als homo agitatus eindig.