Wat als de wereld geen grenzen maar deuren zou hebben? Drie romans voor de zomer
Ik las deze zomer drie romans die me meer leerden over een belangrijk actueel thema: hoe sluiten we De Ander uit?
Als je ook maar een beetje bent zoals ik, wil je tijdens je vakantie even níét het nieuws volgen. Even geen corona-updates, stikstofdebatten of doorwrochte gesprekken over racisme. En tegelijk knaagt er dan iets, want ja, wanneer heb je nou ooit zo veel tijd voor verdieping?
Mijn oplossing is dan ook steevast: romans lezen die me een nieuw perspectief geven op de actualiteit. Voor mij is dat de perfecte combinatie van ontspanning én diepgang. Niet al te letterlijk bezig zijn met het nieuws, maar juist vanuit creativiteit de wereld van nu beter leren begrijpen.
Dit jaar was hét thema waar ik verdieping bij zocht iets wat onze correspondent OluTimehin Adegbeye zo mooi othering noemt. Moeilijk te vertalen, maar zoiets betekenend als: het uitsluiten of afsluiten van De Ander. Of dat nu gaat om mensen met een andere huidskleur, een andere afkomst, een andere religie of een andere seksuele voorkeur – othering is wat er, volgens mij, in de kern onder het gesprek over racisme zit.
Ik las drie prachtige romans die ieder op geheel eigen wijze bij dit thema aansluiten.
Welke kleur is zwart?
The Vanishing Half begint met een plaats. Mallard: een gehucht in het zuiden van de Verenigde Staten, dat op geen enkele kaart staat. In 1848 werd het gesticht door Alphonse Decuir, die de grond erfde van zijn vader. Zijn vader, die ook zijn eigenaar was. Want Decuir werd geboren als slaaf. Zijn moeder haatte hoe hij eruit zag: licht. ‘Een lichte huid was, zoals alles wat tegen een hoge prijs is verkregen, een eenzaam geschenk.’ Mallard, vond Decuir, moest een plaats worden voor mensen zoals hij. Mensen ‘die nooit voor wit zouden kunnen doorgaan, maar weigerden om zich als slaven te laten behandelen’. Een dorp dus dat eigenlijk ‘meer idee dan plaats was’.
Als het stadje in 1938 zijn eerste kerk bouwt, stuurt de aartsbisschop een jonge priester uit Dublin naar het plaatsje. Hem wordt verteld dat zijn parochie er een van kleurlingen zal zijn. ‘Wie waren al die mensen dan die hier rondliepen?’ vraagt de priester zich af als hij aankomt. ‘Blond, roodharig, de donkerste nauwelijks donkerder dan een Griek. Gingen deze mensen hier in Amerika door voor kleurlingen, met wie witte mensen niets te maken wilden hebben? Hoe konden ze in vredesnaam het verschil zien?’
Het is precies die vraag die de levens van de achter-achter-achterkleindochters van Decuir zal bepalen: de tweeling Desiree en Stella Vignes. De tweeling die genoeg heeft van het dorpse leven, wegrent naar de grote stad, probeert te overleven, en uiteindelijk: de tweeling die opsplitst, de ene zus die de andere in de steek laat.
Stella Vignes ontdekt dat het kan: doen alsof je wit bent
Want Stella Vignes ontdekt dat het kan: doen alsof je wit bent. Als ze vol zelfvertrouwen solliciteert voor een secretaressebaan in een wit kantoor, blijkt ze daarmee weg te komen. Sterker nog: blijkt ze de baan te krijgen. En blijkt haar baas, een witte man, verliefd op haar te kunnen worden. En dus kiest ze voor een ander leven: een leven als witte vrouw.
Desiree zoekt jaren naar Stella. Rouwt. Tot ze opgeeft. Ze is zo moe van de cultuur waarin witter mooier is, dat ze de donkerste man trouwt die ze kan vinden. Niet de aardigste overigens – hij slaat haar bont en blauw.
Zonder het van elkaar te weten krijgen Desiree en Stella allebei een dochter. Desiree een kind dat zó zwart is dat de inwoners van Mallard, als ze uiteindelijk haar man verlaat en terugkeert naar het stadje, zich rot schrikken. ‘Pikzwart’, zegt er een. ‘Alsof ze zo uit Afrika komt.’ En Stella een kind dat zó wit is – blond haar, blauwe ogen – dat haar altijd het ongemakkelijke gevoel bekruipt dat ze niet van haar is.
The Vanishing Half volgt de levens van de Vignes-zussen en hun dochters – levens getekend door huidskleur. Niet door zwart en wit als hokjes, maar door subtielere tinten. Net iets lichter, net iets donkerder – en de oordelen die anderen met nét iets andere tinten daaraan verbinden. Het is een boek dat je laat zien dat ook racisme niet zwart-wit is. En hoe dun de lijn kan zijn tussen twee kleuren.
Bepaalde Mensen kun je beter overboord gooien
In de piepkleine satirische novelle The Captain and the Glory steekt Dave Eggers op vrij geniale wijze de draak met Donald Trump. Niet dat Trumps naam in het boekje voorkomt – dit verhaal gaat over het schip de Glory, dat een nieuwe kapitein nodig heeft.
De oude, zeer geliefde kapitein, gaat met pensioen, en de bewoners van het schip moeten een nieuwe leider kiezen. In de algemene vergadering steekt een onwaarschijnlijke man zijn hand op om kapitein te worden.
Eerst moet iedereen lachen: deze man staat bekend als een perverse zakkenroller die altijd staart naar vrouwen in bikini, zijn eigen dochter de meest sexy vrouw op het schip vindt, en de vorige oorlog doorbracht in het ruim van het schip met een stapel pornoblaadjes.
Maar op het schip heerst al generaties lang een motto: iedereen kan later kapitein worden. ‘Toen dat credo het eerst werd uitgesproken, werd ermee bedoeld dat iemand van nederige afkomst na jarenlange studie, na brede oriëntatie en ervaring en na grondige toetsing uiteindelijk kon uitgroeien tot kapitein.’
Maar door de jaren heen is het motto iets anders gaan betekenen. Een man roept tot de vergadering: ‘Als we werkelijk van mening zijn dat iedereen kapitein kan worden, moeten we dat bewijzen door de minst gekwalificeerde, minst gerespecteerde opvarende te kiezen. [...] Iemand die nog nooit iets voor een ander heeft gedaan, overduidelijk op alle voorgaande kapiteins neerkijkt en geen enkel respect heeft voor de bouwers, de geschiedenis of de principes van het schip.’
En veel passagiers denken: verrek, dat is waar. ‘Uit de stelling dat ze allemaal gelijk waren, volgde vanzelfsprekend dat ze zich moesten laten leiden door de grootste idioot aan boord.’
Als ze allemaal gelijk waren, volgde vanzelfsprekend dat ze zich moesten laten leiden door de grootste idioot aan boord
En zo komt het dat deze man verkozen wordt tot kapitein. Het eerste wat hij doet is iedereen ontslaan die enige ervaring heeft met het besturen van het schip – en alle gebruiksaanwijzingen overboord gooien.
Zijn aanhangers vinden zijn dagelijkse mededelingen op het krijtbord (meestal over zijn penis of over samenzweringen tegen hem) wat vreemd, maar toch ook: verfrissend. ‘Omdat hij niet behoorlijk kon spellen, geen smaak en geen manieren had, alles zei wat in hem opkwam, geen schaamte kende en niet wist wat waar of onwaar was – omdat hij zijn leugens niet van tevoren op een kaartje schreef – was hij de eerlijkste kapitein die ze ooit hadden gehad.’
Al decennia lang staat het schip bekend als een veilige haven voor nieuwkomers – bootmigranten komen van heinde en verre naar het schip omdat ze weten daar goed behandeld te worden, mits ze hard werken. Maar de nieuwe kapitein wil hier niets meer van weten.
Hij begint zijn critici – ‘Bepaalde Mensen’ – in kleine rubberbootjes achter het grote schip aan te slepen, zonder eten of drinken, zodat de bootmigranten van veraf kunnen zien dat ze beter niet meer bij de Glory kunnen aankloppen. Dit idee krijgt de kapitein overigens van zijn grootste idool: De Bleke, een piraat die het liefst te paard door het leven gaat, met ontbloot bovenlijf.
Wat ik zo schitterend vond aan dit boekje was niet alleen de kritiek op het gedrag van Trump, maar juist ook op de manier waarop zijn aanhangers zijn daden telkens goedpraten. Als de kapitein mensen overboord begint te gooien, zijn z’n aanhangers blij dat de kapitein tenminste niet veranderd is sinds hij kapitein werd. Als hij hun geliefde kok ontslaat en er alleen nog ‘cheeseburgers klaargemaakt door tieners’ te krijgen zijn, zijn ze blij dat ‘dingen eens opgeschud worden’.
En daarin zat voor mij ook de les – in de manier waarop de aanhangers van de kapitein razendsnel hun buren, familieleden of vrienden tot ‘De Ander’ maken wanneer zij niet zo onverdeeld enthousiast zijn over hun nieuwe leider. Want twijfelen aan hun keuze – dat is geen optie meer.
Geen grenzen, maar deuren
Het begint als een gerucht. Nadia en Saeed doen het af als een vreemde fantasie, die niets met de echte wereld te maken heeft. Ze hebben ook wel wat anders aan hun hoofd: in de echte wereld is het oorlog. Hun stad, in een land dat geen Syrië wordt genoemd in Exit West, maar veel weg heeft van Syrië, wordt langzaam ingenomen door extremistische moslims.
Maar het gerucht houdt stand.
Er zouden deuren zijn – deuren die het ene moment gewoon deur zijn, van de ene kamer naar de andere, het volgende moment een doorgang naar een ander land, een andere stad, een andere cultuur. Deuren die een uitgang bieden uit de steeds meer belegerde stad waarin Nadia en Saeed zich bevinden. Of juist een ingang voor jihadstrijders van over de hele wereld die mee willen vechten.
Van gerucht worden de deuren realiteit. Ze verschijnen overal ter wereld – als vluchtroutes, avontuurroutes, oorlogsroutes.
Overal ter wereld verschijnen deuren – als vluchtroutes, avontuurroutes, oorlogsroutes.
Exit West is een boek dat niet in één genre te vangen is. Het is een liefdesverhaal, een oorlogsroman, een fantasy novel, een utopische – of dystopische? – toekomstschets. En bovenal is het een verhaal over wat ons Anders maakt, en wat hetzelfde.
Nadia en Saeed weten via een mensensmokkelaar een deur te bereiken. Ze stappen erdoor, naar het Griekse eiland Mykonos, waar duizenden anderen zoals zij in kampen op de heuvels leven. Maar ze willen verder, zoals zoveel migranten, naar een land waar ze een beter leven kunnen opbouwen. ‘De deuren hiervandaan, dat wil zeggen naar welvarender bestemmingen, werden zwaar bewaakt, maar de deuren hiernaartoe, vanuit armere gebieden, waren over het algemeen niet beveiligd, misschien in de hoop dat mensen zouden teruggaan naar waar ze vandaan kwamen – maar dat deed bijna nooit iemand – of misschien gewoon omdat er domweg te veel deuren vanuit te veel armere gebieden waren om ze allemaal in de gaten te houden.’
Ondanks de bewaking weten ze via een andere deur in Londen te komen – een stad die inmiddels zo veel migranten herbergt dat het een soort oorlogsgebied is geworden. De Londenaren proberen de migranten te verdrijven, de migranten proberen een leven op te bouwen. De London Halo, worden de uitdijende migrantennederzettingen rond de stad genoemd – ‘een van de talloze menselijke halo’s en satellieten en constellaties die in het hele land en de rest van de wereld uit de grond werden gestampt.’ De hele planeet lijkt door de deuren in beweging te komen.
En wat zijn natiestaten dan nog waard, als grenzen lijken op te lossen? De deuren maken van de natiestaat ‘iemand met meervoudige persoonlijkheden, sommige aandringend op eenheid en andere op desintegratie, en dat die persoon met meervoudige persoonlijkheden bovendien iemand was wiens huid bezig was uit elkaar te vallen terwijl de verschillende persoonlijkheden rondzwommen in een soep vol andere persoonlijkheden wier huid ook uit elkaar aan het vallen was.’
Er zijn maar weinig boeken die zo veel ideeën bevatten over identiteit in tijden van extreme mobiliteit, en over hoe we ons tot elkaar verhouden als iedereen ergens anders vandaan kan komen.
Exit West, Mohsin Hamid (2017). In het Nederlands vertaald bij De Bezige Bij.