Wie kinderen krijgt, verliest ook altijd iets, laten deze twee boeken zien

Lynn Berger
Correspondent Zorg
Illustratie door redactioneel ontwerper Luka van Diepen

Twee nieuwe boeken over postnatale psychose en angststoornissen laten zien hoe extreem de transitie naar het ouderschap kan zijn. Tegelijkertijd maken ze duidelijk dat waanzin, onthechting en transformatie er altijd inherent aan zijn.

Toen de baby van Catherine Cho twee maanden oud was, namen zij en haar man James hem mee naar de Verenigde Staten. Het kersverse gezin woonde in Londen, de rest van hun familie in Amerika, en tijdens een rondreis langs de west- en oostkust van het land zouden ze iedereen bezoeken. De reis verliep voorspoedig, tot ze in New Jersey aankwamen, voor een verblijf bij Cho’s schoonouders.

Het was warm in het huis, opa en oma waren overbezorgd, Cho ontwikkelde een borstontsteking en slapeloosheid, en toen ze op een goed moment haar zoon aankeek, zag ze de duivel in zijn ogen. 

Daarna ging het snel met Cho’s postnatale psychose. Haar man bracht haar naar de eerste hulp, en nadat het daar vier dagen lang van kwaad tot erger was gegaan, werd ze naar een psychiatrische instelling overgeplaatst. Daar zou ze acht dagen verblijven – net zo lang tot de greep van haar psychose dankzij medicatie genoeg verslapt was om terug te kunnen gaan naar haar man en kind.

De eerste keer dat ze haar zoon weer zag, herkende ze hem niet. Ze hield hem vast, en hij voelde ‘zwaar, als een onbekend gewicht’. 

Ze keek naar hem: ‘Mijn zoon, vertelde ik mezelf. En ik voelde niets.’ 

Catherine Cho geeft een uitzonderlijk inkijkje in wat het is jezelf te verliezen in het moederschap

In doet Cho verslag van de aanloop naar, en het verloop van, haar postnatale psychose. Postnatale psychoses zijn extreem en en dat geldt ook voor dit boek, dat uitzonderlijk is in de indringende én ontroerende wijze waarop het deze ervaring van binnenuit beschrijft.

En hoewel dat op zich genoeg is om het boek aan te bevelen, vertelt Inferno tegelijkertijd een universeel verhaal over het prille ouderschap in het algemeen, en het prille moederschap  Want gaat dat niet altijd samen met een zeker verlies, met een transformatie die zo ingrijpend is dat je je oude zelf kwijtraakt, en op zoek moet naar een nieuw?

Cho schetst een uitvergroting van het prille moederschap

Cho beschrijft in detail hoe het is om jezelf volledig kwijt te zijn, om niet langer te weten wie of wat je bent, en schetst daarmee eerder een uitvergroting van, dan een uitzondering op, het prille moederschap. Ze vertelt hoe het is om in alles een dreiging te zien – demonen, bijvoorbeeld, in de ogen van je pasgeboren zoon.

Maar is een zekere preoccupatie met gevaar, met dreiging, niet inherent aan het zorgen voor zo’n klein, afhankelijk, en kwetsbaar wezen? 

‘Ik had nog nooit van postnatale psychoses gehoord voor ik zelf die diagnose kreeg’, schrijft Cho in Inferno. ‘Mijn zwangerschap had een hele reeks aan zorgen met zich meegebracht – Ik was zo druk bezig met het idee dat ik mijn lichaam zou verliezen, dat het nooit bij me was opgekomen dat ik mijn verstand zou kunnen verliezen.’

Sarah Menkedick laat zien hoe angsten je kunnen gaan overheersen

Ook Sarah Menkedick, auteur van somt aan het begin van haar boek de ‘list of worries’ op die een zwangerschap, en het ouderschap trouwens ook, met zich mee kunnen brengen. Net als Inferno staat Ordinary Insanity vol met (potentiële) dreigingen: minder duivels, meer gifstoffen, maar evengoed bedreigend.

Net als Cho schrijft Menkedick over een ziektebeeld – de postnatale angststoornis, in haar geval – dat meer inzichten over het ‘normale’ moederschap te bieden heeft dan je misschien zou verwachten. (Al zou je natuurlijk kunnen beargumenteren dat élke afwijking bestaat bij gratie van een norm, en als zodanig iets over die norm te zeggen heeft.)

Toen Menkedick in verwachting was, ontdekte ze muizenkeutels in haar huis. Een rondje googelen informeerde haar dat er een kleine kans bestond dat zij door die muizenpoep een bepaalde aandoening zou oplopen. Die aandoening, congenital cytomegalovirus, zou bij haar hooguit een hoestje veroorzaken, maar het brein van de foetus zou er ernstig door worden toegetakeld. Ze voelde een ‘hot tingling of horror’. Ze begon te poetsen en te ontsmetten en hield daar haar hele zwangerschap niet meer mee op. 

Na de ontdekking van muizenkeutels raakte ze geobsedeerd door alle mogelijke manieren waarop het lichaam van haar baby zou worden vergiftigd. Door glyfosaat in de havermout, chemicaliën in het nieuwe matras en de magnetron, bewaarstoffen in de cruesli, noem maar op.

Toen de baby er eenmaal was, fixeerde ze zich op de gevaren van loodhoudende verf. De angsten groeiden en groeiden tot haar wereld steeds kleiner werd.

Menkedick leed aan een postnatale angststoornis. Ook dat is een vorm van ‘je verstand verliezen’: minder abrupt en extreem dan bij een psychose, maar niet, laat Menkedick zien, minder ondermijnend.

Hoeveel angst is normaal?

Menkedicks boek gaat over postnatale angststoornissen zoals de hare. Postpartum anxiety heeft, in tegenstelling tot postnatale depressie, geen officiële diagnose in de maar lijkt wel Volgens een studie die Menkedick aanhaalt, uit 2013, gaat 17 procent van de Amerikaanse moeders rondom de bevalling gebukt onder verhoogde angstigheid; voor depressie ligt dit percentage op ‘slechts’ 5,5 procent. 

Een beetje angst, schrijft Menkedick, is normaal: het is immers de taak van jonge moeders om alert te zijn op gevaar. Maar wanneer slaat gezonde angst om in angst die allesoverheersend is en die dwangmatige gedachten en handelingen veroorzaakt? Sneller, schrijft Menkedick, dan je misschien denkt.

Menkedick woont in de Verenigde Staten, en deels laat haar boek zich lezen als een kritiek op het Amerikaanse politieke en culturele klimaat, die het moeders wel érg makkelijk maakt om af te glijden in die ‘persoonlijke horrorshow die zich afspeelt in een individuele psyche, gemaakt door individuele waarden en prioriteiten’ die een angststoornis kenmerkt. 

Maar hoewel de Verenigde Staten inderdaad aanvoerder is wat betreft doorgeslagen individualisme, en de verheerlijking van een bepaald soort moederschap, geldt ook hier dat haar analyse in veel andere landen evengoed opgaat.

Neem de privatisering van het moederschap, die Menkedick beschrijft: waar het grootbrengen van kinderen ooit als taak van de hele gemeenschap gold, daar is het nu een privéaangelegenheid, waardoor veel moeders het gevoel hebben er alleen voor te staan. 

Waar het grootbrengen van kinderen ooit als taak van de hele gemeenschap gold, is het nu een privéaangelegenheid

Nederland kent gelukkig meer hulp voor ouders, bijvoorbeeld in de vorm van betaald zwangerschapsverlof en – sinds kort – partnerverlof. Maar ook hier wordt het grootbrengen van kinderen eerst en vooral gezien als iets dat ouders ‘aan de keukentafel’ moeten uitvogelen, en ook hier zijn het dan meestal de moeders die een stapje terug doen op de werkvloer, omdat het allemaal niet uit lijkt te kunnen.

Of neem de lange schaduw van de psychoanalyse: die maakt dat moeders nog altijd gezien worden als overwegend verantwoordelijk voor niet alleen het fysieke, maar ook het mentale welzijn van hun kroost. Zo’n grote verantwoordelijkheid, die je nagenoeg in je eentje moet dragen: het is op zichzelf genoeg om gek van te worden. 

Waanzin, onthechting, transformatie: elke nieuwe ouder maakt het door 

De boeken van Cho en Menkedick verschenen allebei dit jaar, een jaar waarin een pandemie de druk op, en de angst en het verantwoordelijkheidsgevoel onder, veel ouders alleen

Het zijn twee totaal verschillende boeken: Inferno is een memoir, opgebouwd uit de herinneringen en belevenissen van de auteur, terwijl Ordinary Insanity naast de persoonlijke ervaringen van Menkedick ook de ervaringen van tal van andere vrouwen bevat. Bovendien probeert Menkedick die ervaringen zowel psychologisch als politiek en historisch te duiden; waar Inferno een directe, ogenschijnlijk ongefilterde blik van binnenuit biedt, daar staat Ordinary Insanity vol reflecties, vol context. 

De Koreaans-Amerikaanse Cho zoomt in op de rol van traditie en rituelen, verhalen en het afweren van boze geesten binnen de Koreaanse cultuur. Menkedick zoomt juist uit: ze spreekt vrouwen uit verschillende sociale en etnische groepen, en laat zien hoe je positie in de samenleving je ervaring van het moederschap bepaalt. (Ze reconstrueert bijvoorbeeld hoe zwarte verloskundigen langzaam maar zeker door het witte medische establishment van de kaart werden geveegd, met als gevolg dat zwarte vrouwen zelden  

Sowieso is een postnatale psychose natuurlijk heel andere koek dan een postnatale angststoornis – zeldzamer, goddank, maar ook makkelijker vast te stellen. Cho werd vrij snel opgenomen in het ziekenhuis; veel van de moeders die Menkedick sprak moesten maanden, jaren wachten op een diagnose, op erkenning, op hulp. 

En toch, wat de boeken gemeen hebben is dat ze ondanks hun onderwerp ook de waanzin, de onthechting, de transformatie laten zien die inherent is aan al het moederschap, met of zonder psychoses, depressie en angststoornissen.

Een ouder worden is een onvoorspelbare transformatie 

‘Mijn identiteit was niet langer de mijne’, schrijft Cho over de prille weken met baby: ‘Het was alsof ik getransformeerd was zonder dat ik het doorhad, en zonder enige waarschuwing dat dit zou gebeuren.’ 

In een paper uit 2013, noemt de filosoof L.A. Paul het krijgen van een kind een ‘transformatieve ervaring’. De keuze voor het ouderschap is zo ingewikkeld, schrijft zij, omdat je van tevoren niet weet hoe het is om kinderen te hebben, en ook niet wie jij als ouder zal zijn

Het is een keuze die je moet maken als niet-ouder, met alle zelfkennis die je over die niet-ouder hebt, maar wanneer je eenmaal kinderen hebt gekregen ben je getransformeerd: je bent een ouder geworden.

De keuze voor het ouderschap is zo ingewikkeld, omdat je van tevoren niet weet hoe het is om kinderen te hebben, en ook niet wie jij als ouder zal zijn

Vooraf heb je geen idee wie die ouder zal zijn, of hij of zij het ouderschap überhaupt zal waarderen, of de ouder van na de transformatie een beetje zal lijken op de ouder die je van tevoren in je hoofd hebt. Je kan dus hooguit de keuze maken om die transformatie door te maken, om te zien wat er dan gebeurt, wie je aan de andere kant van dat proces zal zijn. 

Cho en Menkedick vertellen over de transformatie die zij doormaakten – een transformatie die heftiger en pijnlijker was dan ze van tevoren ooit hadden kunnen denken.

Menkedick beschrijft de rouw die daar voor haar bij kwam kijken – ze mist de vrouw die ze was vóór ze moeder werd, én ze mist de moeder die ze dacht te zullen zijn – avontuurlijk, onbevreesd. Cho beschrijft hoe ze nog maanden na haar ontslag uit het ziekenhuis nauwelijks iets voelde voor haar zoon, hoe ze handelde zoals ze dacht dat een moeder hoorde te handelen, zonder dat ze het idee had een moeder te zijn.

Je zou de psychose van Cho en de angststoornis van Menkedick uitzonderlijk kunnen noemen (al betoogt Menkedick dat angststoornissen meer voorkomen dan wordt aangenomen). Maar misschien is het beter om van uitvergrotingen te spreken: extremen op een spectrum dat hoe dan ook ontregelend is.

Het ouderschap kan dus gepaard gaan met rouw, met depressie, met angst, met psychose. Maar, schrijft Menkedick, het is ook een transformatie die een bron van kracht kan zijn, mits we haar voor vol aanzien. ‘Moeder worden is een van de weinige ervaringen in het leven waarbij een vrouw echt opnieuw gemaakt wordt (...) en hier ligt een kans: de kans om je te verbinden, om samen te werken, om nieuwe visies helder te krijgen, en de status quo te veranderen.’ 

Een van de dingen die daarvoor nodig zijn, vervolgt ze, is een veelvoud aan verhalen over wat het moederschap kan zijn – en daar horen ook de enge, nare en verdrietige verhalen bij.

Ik herinner me dat iemand me ooit zei het idee te hebben dat ik niet al te veel door het moederschap veranderd was; dat ik er niet zo aangedaan door leek. Dit was, geloof ik, bedoeld als compliment. Waarom, dacht ik, vieren we de verandering, de transformatie, veel minder dan dat wat onveranderd blijft? Zou het komen doordat we daar nog steeds niet genoeg over praten, te weinig over vertellen? 

‘Verhalen over het moederschap’, schrijft Menkedick, ‘zijn net zo elementair als botten en tanden.’ Inferno en Ordinary Insanity vertellen allebei zo’n verhaal. Het zijn niet de makkelijkste verhalen, maar gemak is ook niet het punt. Het punt is openheid, en alles wat daarna kan komen: verwondering, verbinding, empathie – en erkenning.  

Lees ook: