Luisteren kun je leren
Mijn mede-promovendi en ik hadden een term voor het gevoel dat andermans onderzoeksproject leuker, interessanter, belangrijker en spannender is dan dat van jou: thesis envy.
Begin deze zomer werd ik met terugwerkende kracht door thesis envy overvallen, toen ik las over het veldonderzoek van twee Italiaanse psychologen. Hun ‘veld’ was namelijk de disco: een drukke, lawaaierige disco om precies te zijn. De onderzoekers bestudeerden hoe discogangers in de herrie met elkaar communiceerden. Wie iemand probeerde te verstaan, zagen ze, bood doorgaans het rechteroor aan, en een verzoek om een sigaret werd vaker gehonoreerd wanneer dit via het rechteroor werd gedaan dan via het linkeroor.
Dat zit zo: vanwege de manier waarop onze hersenen in elkaar zitten gaat informatie die het rechteroor binnenkomt als eerste naar de linkerhersenhelft. En daar bevindt zich het centrum van Wernicke, het gebied dat verantwoordelijk is voor spraakbegrip. Luisteren naar wat iemand zegt gaat daarom net wat beter met het rechteroor. (Bij linkshandigen is het vaak andersom.)
Ik kwam de studie tegen in het boek Je luistert niet van de Amerikaanse journalist Kate Murphy. Mijn thesis envy kwam door het beeld dat dit opriep – van een drukke club, een Italiaanse nog wel, met bezwete, dansende mensen, en dat je dan je mond heel dicht bij iemands oor moet brengen om een gesprek te kunnen voeren. Want man, wat kan ik daar naar verlangen, in deze eindeloze anderhalvemetertijd.
Hoe het is wanneer je niet gehoord wordt
Ik las Je luistert niet tegelijk met Recollections of My Nonexistence, waarin de Amerikaanse auteur Rebecca Solnit de wording van haar schrijverschap beschrijft. Over het vinden van haar stem gaat het, en ook: over hoe het is wanneer het lijkt of niemand op jouw stem zit te wachten. Niet om wat je te vertellen hebt, maar om wat je bent – in Solnits geval, omdat je een vrouw bent, een jonge vrouw, in een wereld die niet gewend is naar vrouwen te luisteren.
In mijn bespreking van Solnits memoires trok ik een parallel tussen haar verhaal en de verhalen die de afgelopen tijd worden verteld over racisme. Verhalen over hoe het is om niet voor vol te worden aangezien, geen ruimte te mogen innemen, en niet gehoord te worden. Voor mij benadrukten die verhalen nog maar eens het belang van luisteren, écht luisteren, naar elkaar.
Hoe we beter kunnen luisteren
Enter: Je luistert niet. Behalve beschrijven hoe ons gehoor precies werkt (en het verschil tussen het rechter- en linkeroor), breekt Murphy een lans voor de kunst van het luisteren. Volgens haar is luisteren een vaardigheid die we steeds minder beheersen en al helemaal niet waarderen. Van scholieren die een betoog leren afsteken maar niet leren luisteren tot sociale media waar het hebben en delen van een mening meer wordt beloond dan het luisteren naar wat anderen te zeggen hebben: onze tijd is er niet een van het luisterend oor.
Zonde, schrijft Murphy, want luisteren, écht luisteren, is een voorwaarde voor het voeren van goede en grappige gesprekken, het in stand houden van gezonde en gelijkwaardige relaties, het leren van nieuwe dingen en het depolariseren van het publieke debat.
Luisteren is alles, maar vaak bakken we er bar weinig van. Bijvoorbeeld omdat we al denken te weten wat de ander gaat zeggen; omdat we niet nieuwsgierig zijn, of bang voor het onbekende; of omdat we nooit hebben geleerd de juiste vragen te stellen. Gehoorschade kan er ook aan bijdragen, schrijft ze in een hoofdstuk over de fysiologie van het luisteren, evenals, uiteraard, de smartphone, die ervoor zorgt dat we voortdurend afgeleid zijn.
Hoewel de claims van Murphy soms wel érg groots zijn – alles, van eenzaamheid tot echtscheidingen wordt teruggebracht tot niet kunnen luisteren – vond ik Je luistert niet een waardevol boek.
Haar observatie dat je vaak het slechtst luistert naar de mensen die je het meest liefhebt (je partner, je kinderen) omdat je denkt dat ze je niet meer kunnen verrassen, is even verhelderend als herkenbaar. Haar advies om meer stiltes te laten vallen in een gesprek, zodat je even kunt nadenken over wat de ander net zei alvorens te antwoorden, lijkt me wijs en goed. En haar inzicht dat luisteren een vaardigheid is die je kunt trainen, is hoopvol.
Want luisteren in het groot – bijvoorbeeld naar mensen die normaal niet gehoord worden – begint met luisteren in het klein. Met je rechteroor, of gewoon met allebei.
Tot de volgende,
Lynn.
PS: Ik raad de boeken van Solnit en Murphy van harte aan. En in dit stuk bespreek ik nog twee prachtige boeken: over het prille moederschap, en hoe bruut dat verstoord kan worden.