Beste,

Vorige week publiceerde ik over het optreden van minister Carola Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onlangs in Zomergasten. Daarin liet ze een oogstrelende scène zien van een door crowdfunding gefinancierd landbouwbedrijf in Californië, zo veel mogelijk gemodelleerd naar een natuurlijk ecosysteem.

Prachtig dat de minister kiest voor duurzame landbouw, want inderdaad liggen daar kansen om het stikstofprobleem op te lossen, en in één klap ook de CO2-uitstoot drastisch te verminderen en de achteruitgang van biodiversiteit een halt toe te roepen. Maar hoe duurzame veeteelt eruitziet, kun je ook gewoon in Nederland zien, zoals bij boer in Friesland of bij de Naoberhoeve in Het geheim: minder koeien die minder melk geven, met veel minder kosten voor de boer en voor de omgeving.

Alle melkveehouders die ik tot nu toe sprak, zouden graag minder koeien houden, zolang ze ook daarmee hun boterham kunnen verdienen. Maar het lukt de minister vooralsnog niet om boeren een realistisch pad aan te bieden naar die toekomst. De komende tijd ben ik aan het uitzoeken waarom dat, ondanks haar kennis van zaken en goede wil, niet lukt.

Boeren in de klem

Een van de duizenden veehouderijen voor wie zo’n pad naar een duurzame toekomst ontbreekt, is het bedrijf van de familie Van den Bighelaar in Velddriel, Gelderland. Ik sprak vorige week af met de zoon des huizes, Coen van den Bighelaar, die het bedrijf met 110 melkkoeien in de toekomst graag zou overnemen. Maar net als veel andere boeren kampte het bedrijf in 2016 met een pijnlijke realiteit: het produceren van melk kostte simpelweg meer dan de 28 cent die ze er per liter voor kregen.

De bank was duidelijk: als het zo doorging, dan ging het bedrijf failliet. De bank raadde hun aan om er 25 melkkoeien bij te nemen, en zo hun capaciteit maximaal te gebruiken. Kortom: precies het omgekeerde van de toekomst die minister Schouten voor ogen heeft.

Coen wil precies wat de minister voorstaat: minder koeien, minder voer, minder mest en dus minder stikstof. Maar de bank ziet hem al aankomen

Maar Coen was in China geweest, met een uitwisseling vanuit zijn opleiding aan de HAS Hogeschool. Daar zag hij waarmee Nederlandse melkveehouders moeten concurreren op de wereldmarkt voor houdbare zuivel: bedrijven van acht hallen, met vijfhonderd koeien per stuk. Dat zijn vierduizend koeien. Hij besefte: met schaalvergroting gaan wij het nooit winnen.

De familie Van den Bighelaar besloot om niet naar de bank te luisteren, en de veestapel niet uit te breiden. Dat het bedrijf nu toch nog bestaat is te danken aan de stoute schoenen van zoon Coen. Tegen het advies van krachtvoerfirma’s en ingehuurde voervoorlichters in overtuigde hij de familie om niet langer krachtvoer in te kopen. In plaats daarvan zette Coen zijn boekhoudkundige kennis in, en leerde zelf te berekenen hoe hij met een mengmachine van ruwe grondstoffen zoals graan en snijbieten tot een afgewogen rantsoen voor de koeien kon komen.

En het lukte. Zonder de tussenkomst van een krachtvoerfirma kunnen ze nu net rondkomen. Maar of Coen het bedrijf van zijn vader in de toekomst kan overnemen? Erg zonnig ziet het er niet uit. En dat terwijl Coen precies wil wat de minister voorstaat: minder koeien, zodat hij minder voer hoeft in te kopen, minder mest produceert, minder kunstmest gebruikt, en dus veel minder stikstof uitstoot. Maar de bank ziet hem al aankomen.

Om boeren te helpen duurzamer te worden, heeft minister Schouten een fonds opgericht. Maar dat voorziet slechts in een voucher die Coen kan inzetten bij een kennisinstelling om meer te leren over duurzaam landbouwen. Dat lijkt hem best leuk, maar zonder financiële hulp bij de omschakeling zelf kan het bedrijf van de familie Van den Bighelaar uiteindelijk maar één kant op: groei. 

De macht van grote bedrijven in de voedselsector

Het is een sentiment dat de overheid decennialang tussen de oren van elke boer heeft gestampt: om te overleven moet je groeien. Daarover gaat het boek De geur van hooi, waarvoor ik gisteren ook een aanbeveling

Hoe krom de voedselsector daardoor nu in elkaar zit, wordt in heldere taal beschreven in een essay dat hoogleraar duurzame landbouw Jan Willem Erisman afgelopen week Daarin legt hij uit waarom de weg uit de problemen zo moeilijk is.

De toegevoegde waarde die de Nederlandse land- en tuinbouw jaarlijks produceert is 10 miljard euro. Tegelijk schat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) de directe kosten die dat oplevert voor de samenleving, vooral door milieuvervuiling, op 6,5 miljard euro per jaar. Die kosten worden niet doorberekend aan de consument, maar aan de belastingbetaler. En daarnaast is er nog de onherstelbare schade aan biodiversiteit en klimaat, die niet in geld is uit te drukken.

Dus ook al kopen wij onze melk spotgoedkoop in de supermarkt, de werkelijke kosten betalen we heus wel.

Weg met deze manier van voedselproductie, zou je zeggen. Maar het probleem is dat de land- en tuinbouwbedrijven niet de enige zijn die aan voedselproductie verdienen. Lang niet zelfs. De ‘agrobusiness’ als geheel verdient per jaar zo’n 50 miljard euro. Tien keer zoveel dus als alle boeren bij elkaar. Hoe? Door handel, in twee smaken.

Ten eerste is dat binnenlandse handel. Er zitten maar liefst vijf tussenstappen tussen boer en consument. Bovendien worden de tussenhandelaren bij elke stap groter: er zijn zelfs maar vijf gigantische inkoopkantoren die al het voedsel verhandelen dat in de supermarkt terechtkomt. Daarmee kunnen zij alle macht naar zich toetrekken, en bepalen zij de lage prijs die de boer voor zijn melk krijgt.

Ten tweede is dat internationale handel. Nederland is niet alleen de op één na grootste voedselexporteur ter wereld omdat we 80 procent van ons voedsel exporteren, we zijn ook gigantische importeurs. 75 procent van al het voedsel voor mens en dier in Nederland komt uit het buitenland. Kortom, dat wij zo veel voedsel exporteren komt niet alleen omdat we zo veel boeren hebben, maar vooral door goedkope grondstoffen te hamsteren uit andere landen.

Deze gigantische bedrijfstak, die veel geld verdient met het bewerken en verhandelen van voedsel dat ze spotgoedkoop overnemen van boeren uit de hele wereld, heeft alle baat bij de huidige status quo. Is het de macht van die bedrijven die de overheid tegenhoudt? Deze week hoop ik Jan Willem Erisman te vragen wat hij daarvan denkt, en wat hij ziet als de beste weg naar duurzame landbouw.

Lees-, kijk- en luistertips

  • Milieudefensie liet een adviesbureau uitrekenen dat een gehele omschakeling van de veehouderij naar biologische kringloopbedrijven de CO2-uitstoot van de sector met 89 procent doet afnemen, en ook nog het stikstofprobleem
  • Ook aan Wageningen Universiteit zijn er mensen die pleiten voor een complete omslag in onze landbouw. Professor Imke de Boer beschreef met postdoc Evelien de Olde hun Ze benadrukken dat een omslag van de landbouw op maar liefst zes niveaus gestalte moet krijgen. Met deze visie wonnen ze de Rockefeller Food Prize.
  • Ras-Amsterdammer Ayoub Louihrani (22) uit Amsterdam-Oost ontdekte op zijn veertiende dat een koe 2000 euro kost, telde de koeien op een melkveebedrijf, en zag Nu werkt hij op een melkveehouderij. Een verademing om de tegenstelling tussen stad en platteland doorbroken te zien worden.
  • Zojuist kreeg ik het splinternieuwe boekje Nederland voedselparadijs: kansen voor korte ketens door de brievenbus, van Barbara Baarsma. Zij is niet de minste: directievoorzitter van Rabobank Amsterdam, hoogleraar economie aan de UvA en SER-lid. Hoe ziet zij de rol van banken? Ik ben benieuwd!
  • Ik ben het boek Natural aan het lezen, van theoloog Alan Levinovitz. Het is een pleidooi tegen een blind geloof in alles wat natuurlijk is. Zodra ik dit boek begon te lezen, zag ik dat geloof ineens overal. Een wake-upcall voor de weg naar duurzaamheid: vergeet de argumenten niet! Ik nodig je uit om het ook te lezen, en zal erop terugkomen.