Inzoomen op de kaart over de geschiedenis van de mens: machine versus organisme

Elke week vertel ik iets over Het weefsel der mensheid, de kaart die ik maakte in samenwerking met Rutger Bregman. Vandaag: waarom ik de samenleving verbeeld als weefsel en niet als machine – zoals we tegenwoordig zo vaak horen.
In ons dagelijks taalgebruik beschrijven we onszelf en onze organisaties vaak aan de hand van de metafoor van de machine. Zaken moeten op rolletjes lopen, we moeten samenwerken als een geoliede machine en in het weekend moeten we bijtanken van dit al.
In dit fragment van mijn kaart Het weefsel der mensheid zoomen we in op een maatschappij verbeeld als een machine. Op een systeem dat is gebaseerd op wantrouwen, waar een kleine elite regeert en waar stabiliteit wordt gegarandeerd door controle en geweld. Mechanische grijparmen sturen en reguleren van bovenaf.
We zien een maatschappij die vastzit in een negatieve spiraal
We zien een maatschappij die vastzit in een negatieve spiraal: alleen zij die binnen de lijntjes kleuren en de juiste hokjes aanvinken, komen hogerop. En deze route naar de top, van voortrekken, vals spel en ellebogenwerk op de carrièreladder, beïnvloedt het wereldbeeld van de machthebbers.
Ze worden gecorrumpeerd door hun macht, zien we op de kaart, en scheppen de maatschappij vervolgens naar dit evenbeeld. Verwachtingspatronen worden werkelijkheid. Het volk schikt zich naar de hokken en vakken en bewandelt slaafs de gebaande paden, te druk, te moe en te angstig om andere wegen in te slaan.
Als je hard genoeg werkt, dan kom je er wel – dat wordt ons ingeprent. Maar zijn de kansen wel gelijk? Door een gangenstelsel van mallen en verwachtingen zien we hoe eenieder een plek krijgt in een wereld waar we oorspronkelijk vrij worden geboren, maar waar velen gebukt gaan onder het beklemmende gevoel vast te zitten in de machine.
De kracht van het sociale weefsel
De aard van een mens verschilt fundamenteel van de aard van een machine. Een machine wordt gekenmerkt door onveranderlijkheid en standaardisatie. Vanaf het moment dat een machine bijvoorbeeld van de lopende band rolt, als eindproduct, begint het verval. Ze wordt niet sterker door weerstand of tegenslag, of ontwikkelt zich in het verloop van de tijd.
Mensen daarentegen, het sociale weefsel, worden juist sterker wanneer ze worden belast – denk aan spieren en eelt, of aan tradities en karakter.
Sterker nog, een gebrek aan belasting zorgt zelfs voor verslapping van weefsel. Wanneer je je kuit verrekt of een bot breekt, kan het spalken van je been zorgen voor herstel. Wanneer je de spalk echter niet verwijdert zodra het weefsel zich heeft hersteld, worden je spieren en je botten door gebrek aan belasting minder sterk. Zoals een permanente spalk om een been leidt tot ernstige vormen van spieratrofie, zo verslapt ook het sociale weefsel wanneer mensen te veel worden gereguleerd.
Experimenten tonen aan dat ook onze alertheid afneemt zodra we meer worden gereguleerd. In het Friese Drachten werden ooit alle verkeersborden verwijderd. Deze deregulering verbeterde de veiligheid. Aandacht van automobilisten wordt gescherpt door het besef van gevaar en eigen verantwoordelijkheid.
De organisatie als organisme
Niet alleen voor het beschrijven van de mens is de metafoor van de machine problematisch, maar ook voor het beschrijven van onze organisaties. Wanneer we een organisatie beschouwen als een machine, en de economie als drijvende motor achter onze maatschappij, lijkt ongeremde groei logischerwijs het hoogste goed. Maar laten we de economie nu eens als orgaan beschouwen, en zie hoe het beeld verandert.
Het weefsel wordt sterker van afhankelijkheid
Aan de rechterzijde van dit fragment zien we een glimp van een toekomst verbeeld als een organisme, als een weefsel dat wordt gekenmerkt door samenwerking en verbondenheid, afhankelijkheid en diversiteit. Een weefsel dat van onderop groeit, in plaats van een structuur die van bovenaf wordt opgelegd.
Vooruitgang blijkt het resultaat van talloze experimenten, die ook mogen mislukken. Zonder falen geen vooruitgang, vandaar al die netwerken en vangnetten. Ze symboliseren de kracht van ons sociale weefsel. In een goed gevlochten net vallen geen steken. En ook in het netwerk van een sterke gemeenschap laten we elkaar niet in de steek.
We gaan van harde, witte muren en grenzen naar bruggen en verbindingen. Van afgeschermde enclaves naar open netwerken. Van een strak stramien naar een variabel vlechtwerk, en van armen die grijpen naar handen die dragen.
Het weefsel wordt niet zwakker door al die onderling vervlochten draden. Nee, het wordt juist sterker van afhankelijkheid. Sterker door samenwerking. Sterker door vertrouwen.