Niemand weet hoeveel schade deze enorme milieuramp heeft aangericht, en dat is precies de bedoeling
Vier maanden geleden veroorzaakte een Russisch mijnbedrijf een gigantische milieuramp in noordelijk Siberië. De gevolgen hiervan zijn nog altijd in nevelen gehuld, en het verantwoordelijke bedrijf doet vooral zijn best om pottenkijkers uit het gebied te houden.
Op 29 mei van dit jaar vond in Norilsk de grootste Russische ramp ooit plaats in termen van natuurschade. Een volle dieselopslagtank ter grootte van acht olympische zwembaden stroomde leeg over de Siberische toendra en vervolgens via twee rivieren richting het grote Pjasinomeer. Dat meer mondt uit in de 800 kilometer lange Pjasinarivier richting de Arctische Oceaan, waar een van de meest ongerepte natuurgebieden ter wereld te vinden is.
In juni schreef ik dat deze ramp ook grote gevolgen kan hebben voor meer dan twee miljoen periodieke inwoners van Nederland: trekvogels die in Siberië broeden. Zij broeden en ruien ook in de Pjasinadelta, waar het vervuilde water uiteindelijk in zee stroomt.
Toen ik het verhaal schreef, waren nog geen metingen bekend die aantonen hoe ver de diesel is gekomen. Het leek erop dat het verantwoordelijke mijnbedrijf Nornickel en de Russische overheid ook niet erg hun best deden om die informatie te verkrijgen.
Onafhankelijke informatie over de ramp is schaars
Bijna vier maanden later heeft Nornickel de gevolgen van de ramp nog steeds niet openbaar gemaakt. Sterker nog: het bedrijf doet vooral zijn best om metingen door anderen te verhinderen.
Zo schrijft CNN dat journalisten van Novaja Gazeta, een grote Russische krant die bekend staat om haar politieke kritiek, werden aangevallen door medewerkers van Nornickel toen zij poolshoogte namen bij afvoerpijpen van het bedrijf. Deze medewerkers werden later ontslagen.
Andere medewerkers probeerden het Greenpeace onmogelijk te maken om watermonsters van het Pjasinomeer te nemen.* Het lukte de milieuorganisatie uiteindelijk toch, maar de monsters werden geconfisqueerd op het vliegveld, waarvan Nornickel eigenaar is.
Klokkenluider Kavanosyan bleef uit handen van Nornickels beveiligers door het daglicht en de hoofdwegen te vermijden
De enige onafhankelijke informatie over de verspreiding van de diesel komt van twee klokkenluiders. De eerste is Vasily Ryabinin,* voormalig inspecteur bij Rosprirodnadzor, de Russische dienst voor het toezicht op natuurlijke hulpbronnen. Toen de diesel al twee dagen vrijelijk wegvloeide zonder dat er actie werd ondernomen, omzeilde Ryabinin de blokkades van Nornickel om zelf te gaan kijken.
Nadat Ryabinin de situatie in de rivier met eigen ogen had gezien (en bijna flauwviel van de dampen), vreesde hij dat de diesel ook het Pjasinomeer al bereikt had. Toen zijn initiatief om de situatie vanuit een helikopter te bekijken door zijn eigen organisatie werd tegengehouden, nam hij ontslag bij Rosprirodnadzor en maakte de situatie in een online video openbaar. Daardoor werd de ramp nationaal en internationaal bekend, en kwam er een reddingsoperatie op gang.
De andere klokkenluider is milieuactivist en hydrogeoloog Georgy Kavanosyan.* Hij ontkrachtte de claim van Nornickel dat de meeste diesel door drijvende banden in de rivier was tegengehouden.
Kavanosyan besloot is actie te komen, en maakte in zijn eentje een tocht naar het Pjasinomeer. Hij bleef uit handen van Nornickels beveiligers door het daglicht en de hoofdwegen zoveel mogelijk te vermijden. Het lukte hem om ter plaatse enkele basismetingen te verrichten: op foto’s laat hij zien dat concentratie van koolwaterstoffen de toegestane normen 2,5 keer overschrijden. *
Dit zijn tot op de dag van vandaag de enige publieke onafhankelijke metingen in het meer. Informatie over vervuiling verder stroomafwaarts ontbreekt volledig.
Het mijnbedrijf heeft de touwtjes in handen
Aanvankelijk zei Nornickel-baas Vladimir Potanin – tevens de rijkste man van Rusland – alle schade te zullen betalen. Maar nu het bedrijf door overheidsdienst Rosprirodnadzor is aangeklaagd met een megaclaim van 2 miljard dollar, krabbelt hij terug.*
Ondanks de claim is het duidelijk dat Nornickel de touwtjes in handen heeft. Het bedrijf weet vooralsnog te voorkomen dat Rosprirodnadzor zijn taak uitvoert om de vervuiling in kaart te brengen en publiek te maken. Rosprirodnadzor maakte zelfs bekend al vijf jaar lang geen toegang te krijgen tot het terrein van Nornickel. De tanks zijn al die tijd dus niet geïnspecteerd.
Wel hebben reddingswerkers van het mijnbedrijf na de ramp als de wiedeweerga de oude tank, waaruit alle diesel is gelekt, compleet afgebroken en keurig opgeruimd. Het roept de vraag op of dit geen vernietiging van bewijsmateriaal is.
Natuurschade is niet zomaar ongedaan te maken
Nornickel smijt op zijn website nog regelmatig met grote getallen over vierkante meters oever die ze nu weer hebben afgegraven. Dat is vreemd, omdat het bedrijf al op 16 juni beweerde dat het 70 procent van de vervuilde grond had afgegraven. Bovendien zou toen al 90 procent van de gelekte diesel zijn opgevangen.
Zelfs president Poetin deed op 19 juni de verheugende mededeling dat de meeste gelekte diesel was verzameld, er fantastisch werk is verricht en de situatie succesvol teruggedraaid is. Nornickel voegde daaraan toe dat het van plan is om alle milieuschade volledig ongedaan te maken.
Al deze beweringen zijn onwaarschijnlijk, maar vooral die laatste is klinkklare onzin. Je kunt vervuilde natuur niet zomaar afwassen. De opruimactie van de ramp houdt in dat de hele bodem van de rivier en omliggend land grotendeels wordt afgegraven, of bedekt met oplosmiddelen. De duizenden kilo’s oplosmiddel die in het gebied worden verspreid doen een deel van de schadelijke effecten van diesel teniet, maar zijn op zichzelf ook al een enorme vervuiling.
Het duurt vele tientallen, zo niet honderden jaren voordat de bodem en het complete ecosysteem van de toendra is hersteld
Na de graafwerkzaamheden resteert een maanlandschap. Het duurt vele tientallen, zo niet honderden jaren voordat de bodem is hersteld en het complete ecosysteem van de toendra weer floreert. Door de kou en de droogte groeien toendraplanten extreem langzaam. Alleen al bandensporen blijven er tientallen jaren zichtbaar.*
Het ongedaan maken van milieuschade is voor Nornickel ook verre van prioriteit. Dit zou namelijk betekenen dat het bedrijf voorlopig stilgelegd moet worden, want ook tijdens de reguliere werkzaamheden laat het een continue stroom aan zware metalen ontglippen.
Zelfs vóór de ramp was Norilsk daardoor al een van de meest vervuilde gebieden ter wereld – in de omgeving van de stad staat al decennia geen boom meer overeind. Dat Nornickel steeds meer geld investeert om die verontreiniging in te perken, zoals de Nederlandse miljardeninvesteerders ABP en ING benadrukken, doet daar vooralsnog niets aan af.
Ook het Pjasinomeer is al tientallen jaren zwaar vervuild.* Maar de Pjasinadelta, waar het vervuilde water uiteindelijk de zee bereikt, is nog een van de meest ongerepte ecosystemen ter wereld. Het gebied barst van de vis die uit zee de delta in zwemt, en waar grote groepen walvissen voor de kust zich aan tegoed doen. Miljoenen trekvogels vinden langs de oevers en op de eilanden in de delta een plaats om te broeden, tussen grazende rendieren en muskusossen.
De toestand in de Pjasinadelta
Hoeveel schade heeft de dieselramp aangericht in de Pjasinadelta? De eerste berichten zijn relativerend, maar niet eenduidig.
Sonia Rozenfeld, medewerker van het Russische Severtsov Instituut voor Ecologie en Evolutie in Moskou, is op dit moment per watervliegtuig bezig met een grote ecologische survey van watervogels en hoefdieren in noordelijk Siberië. Vanaf het schiereiland Jamal, ten oosten van Nova Zembla, mailt zij dat ze in juli in de Pjasinadelta was. Ze heeft geen vervuiling aangetroffen, en niets afwijkends kunnen ontdekken aan de meer dan een miljoen ruiende ganzen die ze daar zag.
Volgens Rozenfeld wordt de hoeveelheid gelekte diesel om politieke redenen overdreven door de internationale media
Rozenfeld vermoedt dat de meeste dieselresten in het zeventig kilometer lange Pjasinomeer zijn achtergebleven, maar heeft geen metingen gedaan. Ze schrijft in haar mail dat de hoeveelheid gelekte diesel om politieke redenen wordt overdreven door de internationale media.
Volgens Rozenfeld hebben medewerkers van het Tajmyr-staatsreservaat water- en bodemmonsters genomen, en daarin geen sporen van diesel gevonden. Maar ornitholoog Sergey Kharitonov, ook werkzaam bij het Severtsov Instituut, stelt juist dat goede metingen totaal ontbreken.
In een voorlopig expeditieverslag stelt Mikhail Bondar, wetenschappelijk hoofd van het natuurreservaat waartoe de Pjasinadelta behoort, dat er minder ganzen werden geteld dan in andere jaren. Bovendien klagen lokale vissers over slechte vangsten. Ook waren er minder rendieren dan vorig jaar, maar van die daling is al vijf jaar sprake. Van water- en bodemmonsters rept het verslag niet.
Bondar bevestigt in zijn verslag wel het bericht van Rozenfeld dat er geen bevuilde of dode dieren langs de oevers werden gevonden. Volgens hem is het bovendien te vroeg om de daling in het aantal ganzen in verband te brengen met de dieselramp. Die kan namelijk ook veroorzaakt worden door de vroege lente, waardoor veel ganzen wellicht dichterbij hun wintergebied zijn gebleven om te broeden. Voordat Bondar conclusies wil trekken, moeten de tellingen eerst grondig worden geanalyseerd.
Gevolgen voor trekvogels
Op dit moment keren er miljoenen trekvogels uit de omgeving van de Pjasinadelta terug in Nederland. Zij overwinteren hier, of vliegen later door naar Afrika.
Barwolt Ebbinge, gepensioneerd bioloog bij Wageningen Environmental Research en organisator van twaalf Nederlands-Russische ecologische expedities naar de Pjasinadelta, legt per telefoon uit waarom het zo moeilijk is om vast te stellen of de dieselramp slachtoffers heeft geëist. Er broeden in de delta bijvoorbeeld zo’n tweeduizend rotganzen, maar die verdwijnen tijdens hun migratie tussen de 250.000 soortgenoten die zich over de kusten van vooral Nederland, Frankrijk en Groot-Brittannië verdelen.
Kolganzen vluchten bij iedere glimp van een poolvos het water op. Als de delta vervuild is met diesel, zullen zij daar zeker last van hebben
Net als Rozenfeld spreekt ook Ebbinge enigszins relativerend over de gevolgen van de ramp voor trekvogels. Zelfs als zou blijken dat een deel van de diesel de delta heeft bereikt, dan lopen vooral de vele vissoorten die in het gebied voorkomen en vogels die veel tijd in het water doorbrengen gevaar. Bijvoorbeeld roodkeelduikers, die ook deels in de Nederlandse Noordzee overwinteren.
Om kleinere effecten dan massale sterfte op te merken, zal ter plaatse onderzoek moeten plaatsvinden. De enige vogelsoort voor wie dat niet geldt, is de kolgans.
Een kwart van alle kolganzen uit Siberië overwintert in Nederland: bijna een miljoen. Een groot deel daarvan verblijft aan het eind van het broedseizoen in de Pjasinadelta. Daar ruien ze hun vleugelpennen, de grote veren die ze nodig hebben om te vliegen. Ze zijn dan een paar weken lang veroordeeld tot de grond, en vluchten bij iedere glimp van een poolvos of een zeearend het water op. Als de delta vervuild is met diesel, zullen zij daar zeker last van hebben.
De komende weken zullen deze dieren – na meer dan 4000 kilometer vliegen – landen in Friesland en het Nederlandse rivierengebied. Een klein deel van hen draagt nog een plastic ring, die ze tijdens de Nederlandse expedities naar de Pjasinadelta kregen, en waaraan ze individueel herkend kunnen worden. Als de vervuiling in de delta zo erg is dat er veel dieren met een ring zijn gestorven, dan zal dat binnenkort duidelijk worden.