Wat een psycholoog niet kan, maar een hond wel
Over het emotionele leven van dieren wordt steeds meer bekend. En ook over wat ze kunnen betekenen voor onze eigen psychische gezondheid. De hulphond is in opmars in de ggz – als wandelende, wollige, blaffende aanvulling op therapie.
Mijn hond is in therapie.
Ik breng het met enige ironie, maar het is een serieuze zaak. Toen we haar twee jaar geleden adopteerden en Beppie noemden, naar het hondsbrutale Jordanese meisje uit de gelijknamige film (1965) van Johan van der Keuken, hadden we niet verwacht dat ze haar naam zoveel eer zou aandoen.
Tegen mensen is Bep poeslief, maar ze snauwt naar elke hond waarvan ze denkt dat ze hem aankan. ‘Ze komt uit Roemenië’, zeggen we dan verontschuldigend. ‘We weten ook niet precies wat er met haar gebeurd is.’
Een traumaatje in de puppytijd, vermoedt de gedragstherapeut, wanneer hij Bep voor het eerst ontmoet en ze wegduikt voor de pluche eend die hij omhooghoudt. Daarbij, gokt hij, stamt ze waarschijnlijk af van een bordercollie. ‘Die kunnen nogal dwangmatig zijn.’
Na haar eerste sessie krijgt Bep thuis de bijnaam borderline-collie. Het is een oneerbiedige grap, maar ik blijf erover nadenken.
De psychische gesteldheid van ons huisdier is blijkbaar een belangrijke factor in mijn leven. Zo belangrijk dat er therapiesessies van 80 euro tegenaan gaan.
Het mag dan belachelijk klinken om een hond te diagnosticeren met een psychische stoornis, maar dat is het bij mensen vaak ook
En het mag dan belachelijk klinken om een hond te diagnosticeren met een psychische stoornis, maar dat is het bij mensen vaak ook. ‘Borderline-collie’ suggereert dat er iets intrinsiek mis is met Bep. Maar dat ook wij, homo sapiens, bijdragen aan het probleem blijkt al snel. We houden de riem te strak, we stralen angst uit als er een jack russell aankomt, we gebruiken onze stem verkeerd. Bovendien: waren wij hier niet degenen die problemen hadden met het gedrag van Bep?
Het is confronterend duidelijk dat therapie voor Bep ook therapie voor ons betekent. De klacht, dat weet elke hondentrainer, kan niet geïsoleerd worden van de relatie met de baas, de context.
Terwijl wetenschappers steeds meer inzicht krijgen in de psyche van het dier, wordt er langzaamaan ook meer bekend over wat het dier voor het mentale welzijn van de mens kan betekenen.
Zo viel het me tijdens mijn omzwervingen in de ggz op dat het wemelt van patiënten met huisdieren. Afgelopen winter telde ik op een demonstratie voor een betere ggz minstens vijf PTSS-hulphonden. Ze droegen hesjes met ‘niet aaien’ erop en plakten trouw tegen de benen van hun getraumatiseerde baasjes. Organisaties die hulp- en geleidehonden opleiden, leveren al een paar jaar ook honden af voor mensen met PTSS, autisme en kinderen met een beperking.
Wollige, wandelende bundeltjes onvoorwaardelijkheid, dat spreekt vanzelf. Maar wat kan een dier nog meer betekenen voor de lijdende mens?
God stuurde een Leonberger
Bij Lisette de Klerk thuis, in het Brabantse Chaam, hangt een ingelijst kunstwerkje met daarop de tekst: ‘I asked God for a true friend, he sent me a Leonberger.’ Haar eigen Leonberger ligt lui in haar keukentje en neemt daar zowat de hele vloer in beslag. Het is een beer van een hond met prachtige lange manen in verschillende tinten, die luistert naar de naam Bono.
Lisette is een tengere vrouw van achter in de vijftig met stoer, kort, grijs haar en een alerte oogopslag. Ze serveert rijstevlaai én eekhoorntjestaart bij de koffie, om te vieren dat zij en Bono gisteren zijn geslaagd voor hun examen. Vanaf nu is Bono officieel PTSS-hulphond, wat betekent dat hij mee mag naar plekken waar honden normaal niet zijn toegestaan.
Aanwezig zijn ook trainers Judith Vermeulen en Joop Mekke, van Bultersmekke Assistancedogs (BMA), die Lisette het afgelopen jaar hebben gecoacht bij het trainen van Bono. De stemming is opgewekt, Lisette zit er een stuk beter bij dan een jaar geleden. Toen bleven de gordijnen vaak de hele dag dicht en durfde ze alleen voor zonsopgang naar buiten, bang om mensen tegen te komen.
Over de achtergrond van haar PTSS en dissociatieve stoornis, waarvoor ze al tientallen jaren in de ggz rondloopt, volstaat het voor Lisette te zeggen dat ze een rotte jeugd heeft gehad. In een slaapkamer durft ze nooit meer te slapen, dat doet ze op de bank. Bij vlagen is ze angstig, depressief, heeft ze herbelevingen en dissocieert.
Bij dat alles helpt Bono nu.
Er vloeien tranen, maar Bono likt Lisettes gezicht en laat haar troost zoeken in zijn dikke vacht
Om Bono en Lisette in actie te zien, maken we een uitstapje naar de supermarkt – voorheen een enorme onderneming. Bono komt traag op zijn grote poten, krijgt zijn fluorgele jasje aan en wandelt met kalme tred naast Lisette door het dorp. Daarbij houdt hij zijn grote snuit steeds tegen haar hand aangedrukt. Dat fysieke contact is wat Lisette nodig heeft, legt Joop Mekke uit, het houdt haar in het hier en nu.
In de Albert Heijn op het dorpsplein blijkt het drukker dan gewoonlijk. Ik volg Lisette en Bono de winkel in, waar het dringen is met verplichte winkelwagentjes – de paden te smal, de wagens te groot, joelende pubers voor ons, chaos tussen de fruitschappen. Aan de manier waarop Lisette loopt, vertelt trainer Judith me later, zie je al dat haar spanningsniveau toeneemt. Wat ik vooral zie, is dat Bono zich dichter tegen haar aanduwt. Lisette beent met steeds grotere passen de krappe gangpaden door, maar de hond blijft rustig kleven.
Als ik me met mijn wagen de winkel uit heb geworsteld, staan Lisette en Bono al buiten. Ik heb het niet zien aankomen: Lisette zat er een half uur geleden zo monter bij, maar nu is ze overstuur van zoveel prikkels. Zo snel kan het omslaan bij PTSS. Er vloeien tranen, maar Bono likt Lisettes gezicht en laat haar troost zoeken in zijn dikke vacht.
Hoe de hond helpt
Toen Bono er nog niet was op momenten als dit, vertelt Lisette als ze wat is gekalmeerd, kwam het weleens voor dat ze volledig dissocieerde – bij haar kan dat lijken op een epileptische aanval. Dan was ze in het ergste geval dagenlang van slag. Nu is het nog steeds niet leuk, maar samen met Bono kan ze het beter aan.
Buitenshuis, waar Lisette zich meestal onveilig voelt, vormt de enorme hond bovendien een barricade tussen zijn baas en vreemden. ‘Vroeger had ik teckeltjes, dat schoot niet echt op. Nu schept het letterlijk een afstand als Bono tussen mij en andere mensen in gaat staan’, zegt Lisette.
In veel gevallen, wil de aanname, zal de hond stress bij zijn baasje eerder herkennen dan het baasje zelf
Ideeën over waarom honden helpen bij psychische problemen zijn talrijk. De gangbaarste veronderstelling is dat honden (zoals veel andere dieren) spanning en stress beter detecteren dan mensen. In veel gevallen, wil de aanname, zal de hond stress bij zijn baasje eerder herkennen dan het baasje zelf. De hond ‘ruikt’ het stresshormoon cortisol, zo luidt een in de volksmond veelgehoorde verklaring – die waarschijnlijk op z’n minst onnauwkeurig en overgesimplificeerd is.
PTSS-assistentiehonden worden getraind om op een bepaalde manier te reageren als hun baas veel stress ervaart. Voor Lisette betekent dat bijvoorbeeld dat Bono haar uit een dissociatie houdt. Als dat dreigt te gebeuren, komt hij meteen naar haar toe. ‘Zijn warmte, het gevoel van zijn vacht, zijn tong – dat hele tactiele van zo’n hond, zorgt ervoor dat Lisette contact houdt met de realiteit’, legt trainer Joop Mekke uit.
Waar andere instanties getrainde PTSS-honden afleveren, is het een speerpunt van BMA dat cursisten hun honden zelf trainen. De filosofie is dat die eigen regie en verantwoordelijkheid bijdraagt aan het heilzame effect. Bovendien, denkt Joop Mekke, verstevigt dit de band tussen hond en baas, die zo cruciaal is om de samenwerking te laten slagen.
Daarnaast gaan ze er bij BMA van uit dat leven met een getrainde hond een gezonde leefstijl vereist en stimuleert. Regelmaat, voldoende beweging, rust en bewuste keuzes maken worden noodzakelijk.
De filosofie van BMA is gebaseerd op voorstelbare aannames, die voorlopig vooral gestoeld zijn op veel ervaring in zowel de psychiatrie (waar Mekke lang werkte) en de hondenwereld. Anekdotisch bewijs, om het maar zo te zeggen, want degelijk onderzoek naar deze werkwijze is er nog niet.
De wetenschap van dierenliefde
Natuurlijk, wie wel eens een dier heeft geaaid, heeft wetenschap niet nodig om vast te stellen dat dit heilzaam kan werken. Ik verkeer geregeld in de veronderstelling dat Beppie me een hart onder de riem komt steken, wanneer ze zich tegen mijn been aan vlijt en haar bruine ogen naar me opslaat.
Of het dier dezelfde notie heeft van troost als ik is obscuur. Maar dat er in die uitwisseling van blikken iets gebeurt is waarschijnlijk. En dat het ‘iets’ met hormonen te maken heeft ook. De blik van een hond werd door wetenschappers in verband gebracht met verhoogde niveaus van het ‘knuffelhormoon’ oxytocine,* gemeten in de urine van mensen. Honden, op hun beurt, lijken dat te bespeuren, waardoor ze langer blijven kijken. Zo zou de positieve feedbackloop ontstaan die de evolutionaire band tussen mens en hond weleens zou kunnen hebben ondersteund.
Gelijksoortige resultaten, waarin oxytocine centraal staat, werden vaker gevonden bij het bestuderen van mens-hond-interacties. Maar inmiddels is ook gebleken dat de conclusies vaak overhaast waren. Zo suggereerde een recent onderzoek* dat de rol van oxytocine op z’n minst gecompliceerder is dan eerdere studies die voorstelden, bijvoorbeeld omdat het niet duidelijk is welk aspect van de interactie het hormoon doet vrijkomen.
De endocrinologie – de studie van hormonen – stelt onze ver geëvolueerde medische wetenschap nog steeds voor grote raadsels. Maar het relatief jonge onderzoeksveld van de antrozoölogie – de studie van de relatie tussen mens en dier – verkeert nog zowat volledig in een staat van further research needed.
Dat geldt al helemaal voor het onderzoek naar therapeutische interventies met dieren.
Maakt het uit of je zelf je hond traint, of juist een ‘kant-en-klare’ afgerichte hond krijgt?
GZ-psycholoog Nienke Endenburg is bij de faculteit diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht betrokken bij het interdisciplinaire onderzoek naar hulpdieren bij veteranen met PTSS. Harde data zijn er nog nauwelijks, zegt zij. Maar er wordt wel hard aan gewerkt. Volgend jaar ronden ze een onderzoek af, waarbij naast het afnemen van vragenlijsten ook cortisol en hartslag bij deze getraumatiseerde veteranen gemeten zijn.
Wat we in de toekomst ook zullen onderzoeken, zegt Endenburg, is of het echt nodig is om een getrainde hulphond te hebben, of dat het therapeutische effect hetzelfde is bij een huishond, ‘een gezellige labrador.’
Ook de verschillende trainingsmethoden zullen de onderzoekers in Utrecht onder de loep nemen. Maakt het uit of je – zoals Lisette dat met Bono deed – zelf je hond traint, of juist een ‘kant-en-klare’, afgerichte hond krijgt? Endenburg vermoedt dat er geen one-size-fits-all-oplossing is. Sommige mensen zullen het nu eenmaal niet voor elkaar krijgen om een eigen hond te trainen.
Wie gaat het betalen?
Dat er degelijk onderzoek komt, is volgens Endenburg onder meer belangrijk voor de financiering van hulpdieren. Wie werkt met hulphonden kan met eigen ogen zien hoeveel verschil ze kunnen maken, maar verzekeraars willen keiharde data.
Voorlopig is een hulphond gefinancierd krijgen vooral een kwestie van crowdfunden of eindeloos lobbyen bij gemeenten, die er in het gunstigste geval de Wmo voor aanboren. (Het opleiden van een hulphond kost bij BMA rond de 18.000 euro en duurt gemiddeld anderhalf jaar.)
Voor Lisette kwam er ‘een echt geschenk uit de hemel’ in de vorm van een ouder echtpaar, dat via via over haar en Bono hoorde. Ze besloten zijn opleiding voor hun rekening te nemen, vertelt Lisette, die er nog steeds emotioneel van wordt.
Je kunt op talloze plekken terecht voor paardencoaching, varkensmassage of therapie met dolfijnen
Het verbaast haar dat verzekeraars het ‘prima vinden om keer op keer dure opnames te vergoeden, waarbij je wordt volgepompt met pillen en vervolgens zonder verbetering weer op straat staat’, maar een hulphond, die toch relatief goedkoop is, niet.
Ondertussen is de vraag groot: veteranen moeten momenteel soms wel vijf jaar wachten op een hulphond, vertelt Endenburg. Waar er een paar jaar geleden slechts een paar gemeenten behulpzaam waren op dit gebied, hoor ik van de bestuurssecretaris van BMA dat hij inmiddels met honderd gemeenten contact heeft over de vergoeding van hulphonden.
Het verschijnsel psychologisch hulpdier vergaart dus algemene bekendheid, zoals dat bijvoorbeeld in de Verenigde Staten al langer het geval is. Daar zijn de uitwassen inmiddels lachwekkend: The New York Times portretteerde vorig jaar een gans met een luier en een alligator in een hondentuigje, beide onmisbaar voor hun psychisch kwetsbare baasjes.
Ook hier is het aanbod aan therapeutische beesten groot. Hoewel er in Nederland maar zeven instanties zijn zoals BMA, die internationaal gecertificeerde hulphonden afleveren, kun je op talloze plekken terecht voor paardencoaching, varkensmassage of therapie met dolfijnen. Het dier in dienst van onze zucht naar welzijn.
Het welzijn van mens en dier is met elkaar verbonden
Endenburg is sceptisch over dit soort praktijken. In de eerste plaats omdat ze zich nauwelijks laten onderzoeken. Als je de effectiviteit van paardencoaching zou proberen te testen, zegt ze, is het haast onmogelijk om te bepalen wat je precies meet – de interactie met het paard, of de coaching. In haar eigen onderzoek staat de mens-dier-interactie centraal, zonder tussenkomst van een therapeut.
De neiging tot antropomorfisme ligt bovendien altijd op de loer. Endenburg grinnikt om het idee – gangbaar onder paardencoaches – dat paarden het gevoelsleven van een mens zouden spiegelen: ‘Dat noem ik het rozebrillensyndroom. We projecteren heel veel op dieren en lezen van alles in hun gedrag waarvan we onmogelijk kunnen weten of het klopt.’
Wat een hond precies denkt of voelt zullen we inderdaad nooit weten. Maar er zijn wetenschappers die ervan overtuigd zijn dat dieren wel degelijk troostgedrag vertonen, en niet alleen omdat het aangeleerd is, maar uit empathie.* Bioloog Frans de Waal is de bekendste voorvechter van het idee dat dieren emoties hebben die niet wezenlijk verschillen van de onze.
Een goed getrainde hond, lijkt steeds meer de consensus, is er een die zich goed voelt, en niet een die gehoorzaamt uit angst om geslagen te worden
Deze relatief nieuwe opvatting schemert ook door het betoog van Endenburg heen. Ze vindt het – evenals trainer Joop Mekke – van het grootste belang om niet alleen te kijken naar wat het inzetten van therapie- en hulpdieren met mensen doet, maar ook met de dieren zelf. Hoe beïnvloedt het hun welzijn? Wat gebeurt er bijvoorbeeld met een paard als het een gestresste veteraan met een herbeleving op de rug heeft? Hoe intensief is het voor een hond om de hele dag als hulphond te werken?
Ze verwijst naar het concept One Welfare, van de Spaanse dierenarts Rebeca García Pinillos, gebaseerd op het idee dat het welzijn van dieren en mensen met elkaar verbonden is en dat er veel meer vruchtbare samenwerking mogelijk is tussen de medische en veterinaire wereld. Onderzoek naar de psychologie van dieren kan ook nieuw licht werpen op de psychologie van mensen.
Iets van die visie zie ik terug bij mijn jonge, enthousiaste hondentherapeut, die nota bene is opgeleid tot psycholoog. Hij houdt de nieuwste literatuur op het gebied van hondencognitie bij en verwerpt – samen met steeds meer vakgenoten – het idee dat honden met harde hand moeten worden afgericht.
Een goed getrainde hond, lijkt steeds meer de consensus, is er een die zich goed voelt, niet een die gehoorzaamt uit angst om geslagen te worden. Het gaat hier om een samenwerking, wordt me al tijdens de eerste sessie ingeprent.
Zo is de therapeut er dus niet alleen om Beppie naar mij te laten luisteren, maar ook om mij gevoeliger te maken voor de subtiele signalen die onze borderline-collie blijkt af te geven. Het is een beetje als een nieuwe taal leren: aanvankelijk lijkt Beps gedrag een brei van tekens, maar met inspanning zie ik het. De jack russell nadert, Beps oren gaan naar achteren, de nekharen gaan omhoog, ze begint te sluipen, gaapt een keer, wendt haar kop af...
‘Kijk, ze geeft een laatste waarschuwing’, zegt de therapeut, terwijl hij de andere hond rustig wegduwt. ‘Nu moet ze van jou op aan kunnen.’ Ik knik, begrijp het ongeveer, maar een dag later hangt Bep weer schuimbekkend in de riem. Het is een wankel evenwicht.
Lisette snapt het concept van One Welfare zonder er ooit van gehoord te hebben. Als we terug zijn van het enerverende tripje naar de Albert Heijn, zijgt Bono neer in het keukentje. En ook het baasje neemt zuchtend plaats aan tafel, naast haar poppenhuis, waarin een veelkoppige, stoffen muizenfamilie woont. ‘Bono heeft genoeg gehad voor vandaag’, zegt Lisette. ‘Daar ben ik heel consequent in. We moeten voor elkaar zorgen, hij en ik.’
Meer lezen?
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!