Waarom slimme mensen domme dingen zeggen
Méér kennis. Het lijkt het medicijn tegen alternatieve feiten, of het nou gaat over klimaatbeleid, dividendbelasting of corona. Maar wat als ons brein niet de oplossing, maar het probleem is?
‘Een glas alcohol is eigenlijk al te veel’ zag ik in april 2018 op de site van de NOS langskomen.* Bij meer dan één glas alcohol per dag, stond er, loop je al de kans om eerder te overlijden.
Het artikel verwees naar een publicatie in The Lancet,* waarvoor 83 studies waren gecombineerd met in totaal zo’n 600.000 onderzoekspersonen. Indrukwekkend, maar: correlatie is niet hetzelfde als causaliteit. Drinkers en niet-drinkers waren vast ook op andere manieren verschillend, waardoor de eerste groep eerder doodging.
Ik had niet veel tijd om in het onderzoek te duiken, maar een tweet van Vinay Prasad bevestigde wat ik al dacht. Prasad, een arts-onderzoeker die ik vaker als bron voor mijn werk heb gebruikt, concludeerde: ‘Een team wetenschappers bewijst dat de menselijke dorst naar bullshitwetenschap en -gezondheidsnieuws onlesbaar is’.
Vervolgens lichtte hij in meer dan dertig tweets zijn uitspraak toe. Hij noemde publication bias waardoor alleen studies die een verband vinden worden gepubliceerd. Ook stelde hij dat alcoholgebruik maar voor een korte periode was bijgehouden. En je zag wel een hoger overlijdensrisico bij bierdrinkers, maar nauwelijks bij wijndrinkers. Het was niet zozeer de alcohol, suggereerde Prasad, maar het lagere inkomen van bierdrinkers dat ongezond was.
Kortom, concludeerde ik, er was niets mis met alcohol.
Meer kennis als dé oplossing
Er is een idee dat je overal ziet opduiken: gebrek aan kennis is het probleem en meer kennis is de oplossing. Je ziet het terug als klimaatwetenschappers temperatuurgrafieken publiceren, als journalisten Trumps uitspraken factchecken, als politici verwijzen naar onderzoek in een debat over coronamaatregelen.
Ook ik dacht lange tijd dat kennis dé oplossing was. Als correspondent Ontcijferen heb ik geschreven over slechte peilingen, over te precieze cijfers, over correlatie en causaliteit. En telkens probeerde ik uit te leggen hoe je dit soort fouten kon herkennen, zodat je er de volgende keer niet meer in zou trappen.
Meer dan zestig jaar geleden had journalist Darrell Huff hetzelfde gedaan in zijn boek How to Lie with Statistics, waarvan alleen al van de Engelse versie meer dan anderhalf miljoen exemplaren werden verkocht. ‘Oplichters kennen deze trucs al’, schreef Huff in de inleiding. ‘Oprechte mensen moeten ze leren ter zelfverdediging.’
Maar sinds Huffs boek leek er niets veranderd. Onrepresentatieve peilingen halen regelmatig de krant en nog steeds zie je bijna dagelijks gezondheidsnieuws langskomen dat correlatie en causaliteit door elkaar haalt. Nog altijd wordt er gelogen met statistiek.
Natuurlijk kan niet iedereen een onzekerheidsmarge berekenen of een algoritme uitpluizen. Maar dit waren overduidelijke fouten, die je zelfs zonder enige kennis van statistiek kon herkennen. Toch glipten ze telkens weer langs wetenschappers, journalisten, politici en krantenlezers.
En langs mij. Ik baalde toen ik na een lezing zag dat 50 procent mijn optreden niet goed had gevonden. Wat ik vergat: maar twee personen hadden aan de peiling meegedaan. Ik was verontwaardigd over een studie die uitwees dat vrouwelijke programmeurs werden onderschat. Later bleek: het onderzoek haalde correlatie en causaliteit door elkaar.
Keer op keer trapte ik in fouten die ik zelf had beschreven in artikelen. Toen ik het werk van Yale-professor Dan Kahan leerde kennen, begreep ik waarom. Dit draaide niet om kennis, maar om psychologie.
De ene keer slim, de andere keer dom
In een van zijn experimenten* legde Kahan met collega’s een tabel met onderzoeksresultaten voor aan deelnemers. Het betrof een fictief onderzoek naar een nieuwe crème. In één groep lieten de cijfers zien dat huiduitslag toenam, in een andere nam het juist af. Helpt de crème tegen de uitslag, vroeg Kahan, of maakt die het alleen maar erger?
Het antwoord was lastig te berekenen. Vooral de mensen die in een eerdere wiskundetest een hoge score hadden behaald, kwamen met het goede antwoord. Tot zover bevestigt het experiment wat ik al dacht: als mensen meer van cijfers snappen, dan komen ze dichter bij de waarheid.
Maar er waren nog twee groepen in het experiment. Zij kregen geen cijfers over crème, maar over een onderwerp dat veel aandacht krijgt in de Amerikaanse politiek: wapenbezit. Er was zogenaamd een experiment uitgevoerd met strengere wetgeving. Nu was de vraag: neemt de criminaliteit toe of af door de maatregelen?
De uitkomsten verschilden als dag en nacht. De deelnemers die goed waren in wiskunde deden het niet meer beter. Het waren dezelfde cijfers, maar ineens gaven ze foute antwoorden.
Je brein werkt als advocaat
De verklaring voor Kahans resultaten? Ideologie. Liberale Democraten, die in Amerika doorgaans pleiten voor beperking van wapenbezit, stelden vaker dat de criminaliteit omlaagging – óók als dat niet uit de cijfers bleek. Bij conservatieve Republikeinen was het juist andersom.
Dit draaide niet meer om de waarheid, stelde Kahan. Dit ging om het beschermen van je identiteit of het horen bij je ‘stam’. En de mensen die goed waren in wiskunde, waren hier alleen maar beter in. Vaak volledig onbewust, overigens, het is je psyche die een loopje met je neemt.
Het was een resultaat dat Kahan keer op keer terugzag in zijn onderzoek: als mensen meer feiten kenden of meer vaardigheden hadden, hadden ze meer om uit te kiezen als ze zichzelf misleidden. Ons brein werkt als een advocaat, koste wat het kost zal het argumenten vinden om onze overtuigingen te verdedigen.
Dat kan zelfs betekenen dat je de ene keer het ene gelooft en de andere keer het andere. Zo zijn er conservatieve boeren die ontkennen dat klimaatverandering bestaat, maar die tegelijkertijd allerlei maatregelen treffen om hun bedrijf te beschermen tegen de gevolgen van het veranderende klimaat.
Dit lijkt irrationeel, maar dat is het niet, stelt Kahan. Want er kan veel op het spel staan als je je overtuigingen verandert. De boer die ineens wel in klimaatverandering gelooft, wordt met de nek aangekeken door zijn familie, in de kerk, bij de honkbalclub. Hij zet veel op het spel, maar krijgt er niets voor terug. Hij gaat het klimaat toch niet in zijn eentje veranderen.
De waarheid moet maar even wachten.
Een interpretatie die niet goed is, maar goed voelt
Net zoals de waarheid moest wachten toen ik las over die alcoholstudie. Ik kon gewoon doordrinken, was mijn conclusie geweest. En de tweets van Vinay Prasad hadden die interpretatie alleen maar bevestigd.
Althans, dat dacht ik. Want toen ik zijn tweets teruglas, zag ik pas: Prasad had nergens gezegd dat drinken niet schadelijk was. Alleen dat de studie niet deugde.
Net als in het onderzoek van Kahan had ik een interpretatie gekozen die bij mijn stam paste. Als ik mijn vrienden ontmoet, drinken we samen een wijntje of een biertje. Dat hoort erbij. Daarmee stoppen? Ik wilde er niet eens aan denken. Daarom koos ik een interpretatie die niet per se goed was, maar die wel goed voelde. En ik was hier ook nog eens goed in, want ik kende elk argument tegen dit soort onderzoek.
Ook mijn brein had als een advocaat gewerkt.
Iedereen is vatbaar voor dit soort psychologische processen. Ook Kahan zelf. In een interview met journalist Ezra Klein vertelde Kahan in 2014 hoe hij er zelf altijd van uitgaat dat hij dezelfde fouten maakt die hij terugziet in zijn onderzoek. Ook hij beschermt zijn identiteit met ‘feiten’.
Het is een treurige boodschap. Bij termen als nepnieuws, alternatieve feiten en post-truth dacht ik altijd aan anderen. Aan mensen die feiten aan hun laars lapten, die hun eigen belangen boven de waarheid stelden. Ik zag mezelf als iemand die feiten wel serieus nam.
Maar nu zag ik: ook ik had mijn alternatieve feiten. Net als iedereen.
Besef dat je feilbaar bent
Vooropgesteld: er zijn genoeg thema’s waar zulke psychologische processen geen rol spelen. Feiten over iets als huidcrème zullen de meeste mensen neutraal beschouwen. Het zijn vooral de controversiële onderwerpen – racisme, klimaatverandering, coronamaatregelen – waar overtuigingen in de weg zitten.
Maar toch, dat zijn juist onderwerpen die bij verkiezingen een belangrijke rol kunnen spelen. Hoe voorkom je dat je fouten maakt?
Het besef dat je feilbaar bent, vertelde Kahan aan Klein, is al een stap in de goede richting. Het ‘geeft je een soort nederigheid’. Ook vertelde de professor dat hij zelf op zoek gaat naar meningsverschillen binnen zijn groep. Met andere woorden, ik moet op borrels wat vaker met maltbierdrinkers praten.
Maar wat echt de oplossing is? Dat wist Kahan lange tijd niet. Zijn onderzoek liet zien dat de psychologische processen bestonden, niet hoe je ze kon bestrijden. Tot hij, per ongeluk, op een oplossing stuitte.
De oplossing?
Voor een project over wetenschapsfilms had Kahan zo’n vijfduizend mensen allerlei vragen gesteld die moesten meten hoe groot hun ‘wetenschapsnieuwsgierigheid’ was. Hoe vaak lazen ze boeken over wetenschap? In welke onderwerpen waren ze geïnteresseerd? Lazen ze liever artikelen over wetenschap of over sport?
Hij voegde nog een paar vragen toe aan het onderzoek: hij vroeg naar de politieke overtuigingen van de deelnemers en hun ideeën over klimaatverandering. Niet dat hij hier grootse plannen mee had. Hij was gewoon nieuwsgierig.
‘Hoeveel risico geloof je dat de opwarming van de aarde met zich meebrengt voor de gezondheid, veiligheid en vooruitgang van de mens?’ was een van de vragen over het klimaat. Zoals Kahan in het vorige experiment een wiskundetest had gebruikt, nu mat hij ‘wetenschapsintelligentie’ – een vaardigheid die zou moeten helpen met het correct interpreteren van informatie over klimaatverandering.
Opnieuw zag Kahan wat hij in eerder onderzoek had gevonden:* liberale Democraten zagen meer risico dan conservatieve Republikeinen en hoe intelligenter ze waren, des te groter de verschillen tussen de twee groepen.
Maar wat als hij zijn cijfers niet sorteerde naar intelligentie maar naar nieuwsgierigheid?
Ineens zag hij een heel ander resultaat. Nog altijd verschilden Democraten en Republikeinen van mening, maar hoe nieuwsgieriger ze waren, des te groter ze het risico inschatten van de opwarming van de aarde. Ongeacht hun politieke overtuigingen.
En zo had hij een mogelijk wapen gevonden: nieuwsgierigheid.
Hoe nieuwsgierigheid het wint van identiteit
Waarom had nieuwsgierigheid deze uitwerking? Kahan legde in een vervolgexperiment deelnemers twee echte artikelen voor over klimaatverandering – een dat de zorgen over klimaatverandering bevestigde, een ander dat sceptisch was.
Soms was de artikelkop zo verwoord dat het nieuws verrassend leek, bijvoorbeeld: ‘Wetenschappers rapporteren verrassend bewijs: ijs op de Noordpool smelt zelfs sneller dan verwacht.’ In andere gevallen leek het niks nieuws: ‘Wetenschappers vinden nog meer bewijs dat de opwarming van de aarde het afgelopen decennium is vertraagd.’
Welk artikel wil je lezen? vroeg hij de deelnemers. En hier vond hij de kracht van nieuwsgierigheid. Nieuwsgierige types kozen niet het artikel dat in lijn was met hun overtuigingen, maar het artikel dat verrassend was. Hun nieuwsgierigheid won het van hun identiteit.
En zo lijkt de oplossing voor onze psychologische barrières ineens heel simpel: zoek naar nieuwe informatie. Zoals schrijver Tim Harford zegt: ‘Go another click.’* Kies niet alleen artikelen die bevestigen wat je toch al dacht. Zoek naar informatie die je verrast, die ingaat tegen je overtuigingen, die je je misschien ongemakkelijk, boos of wanhopig laat voelen.
Ik nam de proef op de som. Toen ik bij mezelf merkte dat ik me net iets té goed voelde bij de conclusie dat er niets mis was met alcohol, zocht ik verder. Na wat googelen vond ik al snel allerlei onderzoek dat een oorzakelijk verband deed vermoeden, zoals een experiment met bavianen die een leveraandoening kregen door alcohol en een metastudie die een lineair verband liet zien tussen de kans op borstkanker en de alcoholinname.
Wat me ook duidelijk werd: experts zijn het er al lang over eens dat drinken vooral nadelige effecten heeft. Niet voor niets raadt onze Gezondheidsraad al sinds 2015 aan om hooguit één glas alcohol per dag te drinken.
Moest ik dan maar stoppen met drinken?
Wie het zeker weet, is niet nieuwsgierig
Kahan zal de eerste zijn om toe te geven dat zijn resultaten over nieuwsgierigheid slechts voorlopig zijn. Zijn experimenten moeten worden herhaald, hij moet nog onderzoeken hoe je nieuwsgierigheid kunt aanwakkeren en zelfs dan zullen zijn conclusies door nieuw onderzoek ontkracht kunnen worden.
Want dat is de aard van de wetenschap: het kan geen zekerheid bieden.
Het alcoholonderzoek is net zo goed nooit definitief. Er zijn studies die suggereren dat gematigd alcoholgebruik een paar aandoeningen juist tegengaat. Ook kun je correlatie en causaliteit niet altijd uit elkaar halen; onderzoek op dieren is natuurlijk niet hetzelfde als op mensen; en hoeveel alcohol je nu precies kunt drinken voordat het slecht voor je is, is onduidelijk.
Laat die onzekerheid nu net iets zijn waar we psychologisch ook slecht mee om kunnen gaan. Niet voor niets domineren mensen met stellige overtuigingen talkshows, politieke debatten en krantencolumns. Ik weet het zeker, zeggen ze stuk voor stuk.
Maar wie het zeker weet, is per definitie niet nieuwsgierig. Wie koste wat het kost vasthoudt aan zijn overtuigingen, staat nooit open voor nieuwe informatie. Willen we echt netjes met informatie omgaan, dan moeten we die onzekerheid omarmen en nieuwsgierig blijven.
Tegelijkertijd is het gevaar dat onzekerheid verlamt. Op een gegeven moment moet je keuzes maken. Ondanks de onzekerheid moet je beslissen: ga ik minder drinken?
Vinay Prasad schreef nog iets in die tweets die ik tegenkwam: dat, als het om zaken als koffie en alcohol gaat, ‘we waarschijnlijk keuzes moeten maken op dezelfde manier als dat we beslissen hoe vaak we naar het toilet of de film gaan’. Op basis van gezond verstand.
Op basis van gezond verstand kies ik ervoor om nieuwsgierig te zijn. En om eens wat vaker een maltbiertje te drinken. Die zijn namelijk best lekker, weet ik sinds kort.
Met dank aan Ninette van Hasselt van het Trimbos-instituut en universitair docent psychologie Eva de Hullu.